ECLI:NL:RBROT:2005:AU1051
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- S.J. van Klaveren
- J.H. Janssen
- V.M. de Winkel
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het landelijk parket in strafzaken met regio-overschrijdend karakter
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2005, werd de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag in Amsterdam. De officier van justitie van het landelijk parket stelde een vordering tot gevangenhouding in, maar de rechtbank oordeelde dat het landelijk parket niet bevoegd was om de verdachte te vervolgen. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 3 van het Besluit reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket, dat bepaalt dat het landelijk parket alleen bevoegd is in zaken met een duidelijk regio-overschrijdend karakter. De rechtbank concludeerde dat de poging tot doodslag in Amsterdam geen dergelijk karakter had en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot gevangenhouding. De rechtbank hield echter het bevel tot gevangenhouding, gegeven door de rechtbank Arnhem, nog zes dagen na de onherroepelijkheid van haar beslissing van kracht, om het bevoegde parket de gelegenheid te geven een nieuwe vordering in te dienen. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank de relevante wetgeving en de argumenten van de verdediging en de officier van justitie in overweging nam. De rechtbank benadrukte dat de bevoegdheid van de rechtbank afhangt van de bevoegdheid van het landelijk parket, en aangezien het landelijk parket onbevoegd was, kon de rechtbank niet verder ingaan op de vordering.