ECLI:NL:RBROT:2005:AU1051

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
10/603030-05
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het landelijk parket in strafzaken met regio-overschrijdend karakter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2005, werd de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag in Amsterdam. De officier van justitie van het landelijk parket stelde een vordering tot gevangenhouding in, maar de rechtbank oordeelde dat het landelijk parket niet bevoegd was om de verdachte te vervolgen. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 3 van het Besluit reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket, dat bepaalt dat het landelijk parket alleen bevoegd is in zaken met een duidelijk regio-overschrijdend karakter. De rechtbank concludeerde dat de poging tot doodslag in Amsterdam geen dergelijk karakter had en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot gevangenhouding. De rechtbank hield echter het bevel tot gevangenhouding, gegeven door de rechtbank Arnhem, nog zes dagen na de onherroepelijkheid van haar beslissing van kracht, om het bevoegde parket de gelegenheid te geven een nieuwe vordering in te dienen. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank de relevante wetgeving en de argumenten van de verdediging en de officier van justitie in overweging nam. De rechtbank benadrukte dat de bevoegdheid van de rechtbank afhangt van de bevoegdheid van het landelijk parket, en aangezien het landelijk parket onbevoegd was, kon de rechtbank niet verder ingaan op de vordering.

Uitspraak

BESLISSING VORDERING GEVANGENHOUDING TEVENS HOUDENDE BESLISSING OP EEN VORDERING EX ART. 67B SV.
De rechtbank te Rotterdam, raadkamer
Gezien de vordering van de officier van justitie bij het Landelijk Parket, team Nationale Recherche, eenheid Noord-en Oost-Nederland, tot gevangenhouding alsmede de vordering wijziging feiten voorlopige hechtenis (art. 67b Sv) d.d. 12 augustus 2005 inzake:
Parketnummer: 10/603030-05
[verdachte]
geboren te [plaatsnaam] (Turkije) op [geboortedatum] 1968
zonder bekende woon-of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd P.I. De Leuvense Poort te 's-Hertogenbosch;
Gelet op het tegen verdachte verleende bevel tot bewaring van 6 juli 2005.
Gelet op het tegen verdachte verleende bevel tot gevangenhouding van 15 juli 2005.
Gelet op de beschikking van het gerechtshof te Arnhem d.d. 8 augustus 2005.
Gehoord de officier van justitie;
Gezien de schriftelijke verklaring van de verdachte dat hij niet op de vordering wenst te worden gehoord;
Overwegende, dat:
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat, gelet op de relevante wetgeving, het landelijk parket niet bevoegd is tot vervolging van het feit waarvan zijn cliënt thans wordt verdacht. Volgens hem is de rechtbank Rotterdam daarom niet bevoegd om te beslissen op de vordering gevangenhouding. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is, omdat onderhavige strafzaak thans in behandeling is bij het landelijk parket.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 3 sub b van het Besluit reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket en de toelichting daarop. Hieruit blijkt dat het landelijk parket bevoegdheid tot vervolging toekomt in zaken met een duidelijk regio-overschrijdend karakter. Het feit op de vordering gevangenhouding betreft poging doodslag gepleegd te Amsterdam. Enig regio-overschrijdend karakter kan de rechtbank hierin niet zien. Ook het dossier biedt daarvoor geen aanknopingspunten. De rechtbank heeft nog overwogen de behandelend zaaksofficier van justitie de gelegenheid te gunnen een nader standpunt op het betoog van de raadsman te formuleren, doch zij heeft hiervan gelet op het reeds ondergane tijdsverloop en het bepaalde in artikel 72 lid 2 Sv afgezien.
Naar het oordeel van de rechtbank is het landelijk parket niet bevoegd om verdachte ten aanzien van dit feit te vervolgen. Dit betekent, anders dan de raadsman heeft betoogd, de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling van haar bevoegdheid, die immers een afgeleide is van de bevoegdheid van het landelijk parket. Nu het landelijk parket onbevoegd is, dient dit niet-ontvankelijk te worden verklaard in de bij de rechtbank Rotterdam ingediende vordering tot gevangenhouding. Dat geldt eveneens voor de vordering ex art. 67b Sv. Evenwel zal de rechtbank, gelet op de strekking van artikel 72 lid 2 Sv, teneinde het bevoegde parket de gelegenheid te bieden alsnog een vordering gevangenhouding in te dienen bij de bevoegde rechtbank, bepalen dat het bevel tot gevangenhouding dat door de rechtbank Arnhem was gegeven, nog zes dagen na het onherroepelijk worden van deze beslissing van de rechtbank Rotterdam van kracht zal blijven.
BESLISSING
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot gevangenhouding alsmede in de vordering ex art. 67b Sv,
Bepaalt dat het bevel tot gevangenhouding, gegeven door de rechtbank Arnhem, nog zes dagen na het onherroepelijk worden van deze beslissing van de rechtbank Rotterdam van kracht zal blijven.
Aldus gedaan in raadkamer op 12 augustus 2005
door mr. S.J. van Klaveren, voorzitter,
en mrs. J.H. Janssen en V.M. de Winkel, rechters,
in bijzijn van G.J. Lubbers, griffier.