ECLI:NL:RBROT:2005:AT8538

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
181415 / HA ZA 02-1768
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht Hoogheemraadschap bij waterstanden en onrechtmatige daad

In deze zaak vorderden drie eisers, exploitanten van akkerbouwbedrijven, schadevergoeding van het Hoogheemraadschap van Schieland wegens wateroverlast die zij in september 2001 hadden ondervonden. De eisers stelden dat het Hoogheemraadschap zijn zorgplicht had verzaakt door niet adequaat te reageren op hun klachten over de waterstanden in de polders Honderdveertig Morgen en Klappolder, die waren vastgesteld in een peilbesluit. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De eisers vorderden onder andere dat het Hoogheemraadschap hen zou veroordelen tot schadevergoeding en het treffen van voorzieningen in de polder. Het Hoogheemraadschap betwistte de vorderingen en stelde dat het niet verantwoordelijk was voor de wateroverlast, die volgens hen het gevolg was van uitzonderlijke regenval en de aanleg van de Hoge Snelheidslijn (HSL). De rechtbank oordeelde dat het Hoogheemraadschap niet onrechtmatig had gehandeld, omdat het niet kon worden verweten dat het niet eerder had ingegrepen. De rechtbank stelde dat de eisers moesten bewijzen dat het Hoogheemraadschap tijdens een districtsvergadering in juni 2001 op de afwateringsproblemen was gewezen. De vordering van eiser sub 3 werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en veroordeelde eiser sub 3 in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 181415 / HA ZA 02-1768
Uitspraak: 8 juni 2005
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
1. EISER,
wonende te [woonplaats],
2. EISER,
wonende te [woonplaats],
3. EISER,
kantoorhoudende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens te ‘s-Gravenhage,
- tegen -
HOOGHEEMRAADSCHAP VAN SCHIELAND,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. W.J. Hengeveld,
advocaten mrs. A. Knigge en A.M.H. van der Feltz-Teeuwen te Amsterdam.
Partijen worden hierna ook aangeduid als “Eiser sub 1”, “Eiser sub 2” en “eiser sub 3” respectievelijk “het Hoogheemraadschap”.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 25 juli 2002;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek tevens wijziging van eis, met producties;
- conclusie van dupliek, met producties;
- de brieven van mr. Duijsens voornoemd van 10 juni 2004 en van 20 april 2005, met bijlagen;
- de bij gelegenheid van de pleidooien overgelegde pleitnotities, met produc-ties.
2. Het geschil
De gewijzigde vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. het Hoogheemraadschap te veroordelen om aan eisers te voldoen de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2001 en vermeerderd met € 1.542,85 buitengerechtelijke incassokosten;
II. voorts het Hoogheemraadschap te bevelen om binnen drie maanden na be-tekening van het vonnis voorzieningen te treffen en/of werkzaamheden uit te voeren in de Honderdveertig polder, zodat een normale afvloeiing kan plaatsvinden gelijk vanouds. Hiertoe dient ofwel de instroom van water in de polder op het oude niveau te worden teruggebracht, ofwel dient de verwer-kingscapaciteit van de afvoer van de polder te worden vergroot teneinde de verhoogde instroom op te vangen;
III. voorts het Hoogheemraadschap te bevelen om jaarlijks de waterdoorlaten onder de A12 en de Spoorlijn Den Haag Utrecht vanuit de Klappolder te on-derhouden en schoon te maken een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat het Hoogheemraadschap in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen;
IV. alles met veroordeling van het Hoogheemraadschap in de kosten van het ge-ding.
Het Hoogheemraadschap heeft de vorderingen van eisers gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van eisers in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.
3. De beoordeling
3.1
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
a. Eisers zijn exploitanten van akkerbouwbedrijven die zijn gelegen in het be-heergebied van het Hoogheemraadschap. Eiser sub 1 en Eiser sub 2 exploite-ren percelen die zijn gelegen in de polder Honderdveertig Morgen. Eiser sub 3 exploiteert een perceel dat is gelegen in de Klappolder.
b. In september 1996 heeft het Hoogheemraadschap voor onder andere de op-pervlaktewateren van de polders Honderdveertig Morgen en Klappolder een peilbesluit vastgesteld. Het streefpeil (zomer- en winterpeil) van de opper-vlaktewateren in beide polders is 5.75 m -NAP.
c. In september 2001 heeft het overvloedig geregend. In het beheergebied van het Hoogheemraadschap, waaronder de polder Honderdveertig Morgen en de Klappolder, is in de periode van 1 september tot en met 21 september 2001 in totaal 312 mm neerslag gevallen. Van 1 september tot en met en met 19 september 2005 is 208 mm neerslag gevallen. Op 20 en 21 september 2001 is in totaal 104 mm neerslag gevallen.
d. Eisers hebben in september 2001 wateroverlast op de door hen geëxploiteer-de percelen ondervonden. Het betreffende perceel van Eiser sub 1 heeft een maaiveld dat ligt tussen de 4.39 en 4.77 m -NAP. Het betreffende perceel van Eiser sub 2 heeft een maaiveld dat ligt tussen de 4.30 en 4.60 m -NAP. Het betreffende perceel van eiser sub 3 heeft een maaiveld dat ligt tussen de 3.89 en 4.83 m -NAP.
3.2
Eisers gronden hun vordering op onrechtmatige daad. Eisers stellen dat het Hoogheemraadschap in september 2001 zijn inspanningsverplichting om het vastgestelde streefpeil in de polder Honderdveertig Morgen en de Klappolder zo-veel mogelijk te handhaven heeft verzaakt, als gevolg waarvan zij schade hebben geleden. Daarbij verwijten eisers het Hoogheemraadschap dat het onvoldoende heeft gereageerd op hun klachten.
3.3
In deze procedure staat de zorgplicht van het Hoogheemraadschap ten aanzien van het handhaven van de in het peilbesluit aangegeven waterstanden centraal. Ingevolge artikel 16 lid 1 Wet op de waterhuishouding draagt het Hoogheem-raadschap er zorg voor dat de in het peilbesluit aangegeven waterstanden zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Van onrechtmatig handelen van het Hoogheem-raadschap kan sprake zijn indien, in aanmerking genomen de concrete omstan-digheden van het geval en de verschillende bij zijn beleid betrokken belangen en zijn beperkte middelen, het Hoogheemraadschap beneden de zorg van een goed beheerder is gebleven. Daarbij is van belang dat van het Hoogheemraadschap mag worden verwacht dat het op binnenkomende klachten over het waterpeil adequaat reageert door naar aanleiding daarvan een onderzoek in te stellen en, zo nodig, afhankelijk van de uitkomst daarvan, de noodzakelijke en mogelijke maatregelen te treffen.
3.4
Ter zitting van 28 april 2005 hebben Eiser sub 1 en Eiser sub 2 in persoon een nadere toelichting verstrekt op de gebeurtenissen die volgens hun stellingen hebben geleid tot de door hen geleden schade en op hetgeen zij het Hoogheem-raadschap verwijten. De heer J.A. van Beek, teamleider watersysteembeheer bij het Hoogheemraadschap (verder: Van Beek) heeft daarop gereageerd.
3.5
In de visie van Eiser sub 1 en Eiser sub 2 heeft zich het volgende voorgedaan.
3.6
Als gevolg van in het kader van de aanleg van de Hoge Snelheids Lijn (verder: “HSL”) uitgevoerde werken werd in 2001 water dat in het verleden werd afge-voerd via de Binnenwegsepolder afgevoerd via de polder Honderdveertig Mor-gen. Er waren geen adequate maatregelen getroffen om eventuele problemen als gevolg van de extra belasting van de polder Honderdveertig Morgen te voorko-men. Tijdens een districtsvergadering in juni 2001 hebben Eiser sub 1 en/of Eiser sub 2 aan het Hoogheemraadschap gemeld dat de afwatering als gevolg van in het kader van de aanleg van de HSL uitgevoerde werken niet in orde was. Er zijn vervolgens geen maatregelen getroffen.
3.7
Na hevige regenval begin september heeft Eiser sub 1 op 5 september 2001 aan het Hoogheemraadschap medegedeeld dat als gevolg van de gewijzigde afwate-ringssituatie een grote hoeveelheid extra water werd afgevoerd via de sloot, welke ten zuiden van zijn perceel loopt. Deze sloot was op de toevoer van een grote hoeveelheid extra water niet berekend. Er kwam zoveel water in de sloot te staan dat de op de sloot uitkomende afvoerbuizen van de drainage van het perceel van Eiser sub 1 onder water kwamen te staan en de drainage niet meer goed functio-neerde.
3.8
Op donderdagochtend 6 september 2001 heeft Eiser sub 1 in de sloot die ten zuiden van zijn perceel loopt aan de westzijde een dam gelegd. Met het leggen van deze dam wilde Eiser sub 1 bewerkstelligen dat het peil van het water in de sloot - aan de oostzijde van de dam - zou dalen zodat de drainage weer adequaat zou kunnen functioneren. Op donderdagmiddag 6 september 2001 heeft Eiser sub 1 de heer Oosterbrugge van het Hoogheemraadschap geïnformeerd over de door hem getroffen maatregel. Op donderdagavond 6 september 2001 hebben de heren Oosterbrugge en Dullaart van het Hoogheemraadschap de situatie ter plaatse samen met Eiser sub 1 bekeken. Het Hoogheemraadschap was akkoord met de door Eiser sub 1 getroffen maatregel. Gehoopt werd dat het tegengehou-den water aan de westzijde van de dam via een andere route zou worden afge-voerd. De door Eiser sub 1 gelegde dam had het (beoogde) gevolg dat het peil van het water ten oosten van de dam sterk daalde zodat de drainage weer ade-quaat functioneerde.
3.9
Op 8 september 2001 heeft Eiser sub 1, terwijl de aardappeloogst zich nog op het perceel bevond, de ten zuiden van zijn perceel gelegen sloot door een loonwer-ker laten schoonmaken teneinde de goede doorstroming verder te bevorderen.
3.1
Ten westen van de door Eiser sub 1 gelegde dam daalde het peil van het water niet. Het water hoopte zich op tegen de dam en bleek niet via een andere route te kunnen wegvloeien. Op 15 september 2001 is een doorgang gecreëerd van de ten westen van de percelen van Eiser sub 1 en Eiser sub 2 gelegen watergang naar de sloot die is gelegen tussen de percelen van Eiser sub 1 en Eiser sub 2. Deze doorgang werd gecreëerd om het zich ten westen van de percelen van Eiser sub 1 en Eiser sub 2 ophopende water via die route te laten wegvloeien. Even-eens op 15 september 2001 is de tussen de percelen van Eiser sub 1 en Eiser sub 2 gelegen sloot in opdracht van het Hoogheemraadschap schoongemaakt om de goede doorstroming van het water te bevorderen.
3.11
Door de hevige regenval die vanaf 19 september 2001 plaatsvond was de toevoer van water naar de sloot die is gelegen tussen de percelen van Eiser sub 1 en Eiser sub 2 zodanig dat het waterpeil in deze sloot steeg tot boven het niveau van de daarop afwaterende drainage van het perceel van Eiser sub 2. Het waterpeil in de sloot stond nog slechts ongeveer 15 tot 20 centimeter beneden het maaiveld. Daardoor functioneerde de drainage niet meer adequaat en bleef het hemelwater op het land staan. Ter plaatse van een lager gelegen gedeelte van het perceel van Eiser sub 2, een zogenaamde zonk, liep water uit de sloot ook rechtstreeks het land op. Er ontstond schade aan op het perceel staande aardappelen.
3.12
Als gevolg van de na 19 september 2001 optredende hevige regenval steeg het water aan de westzijde van de door Eiser sub 1 gelegde dam tot zodanige hoogte dat het laagst gelegen gedeelte van het perceel van Eiser sub 1, gelegen aan de zuid westzijde, is geïnundeerd. Er ontstond schade aan op het perceel staande pootaardappelen en spruiten.
3.13
Eiser sub 1 en Eiser sub 2 hebben ter zitting duidelijk gemaakt dat zij - anders dan de van hun zijde genomen processtukken vermelden - het Hoogheemraad-schap niet verwijten dat onvoldoende is voorbemalen of dat onvoldoende andere preventieve maatregelen zijn getroffen, zoals het schoonhouden van de water-gangen. Eiser sub 1 en Eiser sub 2 verwijten het Hoogheemraadschap dat het geen maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat de waterafvoer in het ka-der van de aanleg van de HSL zodanig werd gewijzigd dat water dat voorheen werd afgevoerd via de Binnenwegsepolder nu werd afgevoerd via de polder Hon-derdveertig Morgen en/of dat het water daar overlast kon veroorzaken.
3.14
Eiser sub 1 en Eiser sub 2 hebben ter zitting tevens aangegeven dat zij tevreden zijn over de maatregelen die na september 2001 zijn getroffen en dat zij geen klachten hebben over de actuele afwateringssituatie. Zij wensen slechts vergoe-ding van de schade die zij hebben geleden als gevolg van de niet deugdelijke af-wateringssituatie per september 2001.
3.15
Van Beek heeft in reactie op de mededelingen van Eiser sub 1 en Eiser sub 2 het volgende aangevoerd.
3.16
Met betrekking tot de aanleg van de HSL is een raamvergunning afgegeven. De HSL-organisatie diende ervoor zorg te dragen dat de waterhuishouding niet ne-gatief zou worden beïnvloed. Het Hoogheemraadschap kan dit niet voortdurend controleren. In het algemeen verloopt de samenwerking tussen het Hoogheem-raadschap en de HSL-organisatie goed en worden de aan de vergunning verbon-den voorwaarden correct nageleefd. Indien zich een probleem voordoet wordt dat aan de HSL-organisatie gemeld. De HSL-organisatie draagt er vervolgens zorg voor dat het wordt opgelost. Slechts indien de HSL-organisatie daarmee in een concreet geval in gebreke zou blijven kan het Hoogheemraadschap eventu-eel zelf maatregelen treffen. Het Hoogheemraadschap is daarbij wel aan regels en termijnen gebonden.
3.17
Van Beek kan zich niet herinneren of tijdens de districtsvergadering in juni 2001 is gemeld dat in het kader van de aanleg van HSL werken waren uitgevoerd die een verslechtering van de waterafvoer tot gevolg hadden.
3.18
De op 5 september 2001 door Eiser sub 1 gedane melding van wateroverlast ten gevolge van HSL-werken heeft Van Beek direct doorgegeven aan de afdeling ver-gunningverlening en handhaving van het Hoogheemraadschap. De situatie ter plaatse was niet zoals deze behoorde te zijn en de verantwoordelijken voor uit-voering van de HSL-werken zijn daar direct na de op 5 september 2001 door Ei-ser sub 1 gedane melding op aangesproken. Dat heeft ertoe geleid dat vanwege de HSL-organisatie op 15 september 2001 de doorgang werd gecreëerd van de ten westen van de percelen van Eiser sub 1 en Eiser sub 2 gelegen watergang, naar de sloot die is gelegen tussen de percelen van Eiser sub 1 en Eiser sub 2.
3.19
Het Hoogheemraadschap heeft ook zelf maatregelen getroffen, daarin bestaande dat het om de goede doorstroming van het water te bevorderen de sloot tussen de percelen van Eiser sub 1 en Eiser sub 2, waar het water afkomstig uit de ten westen van de percelen gelegen watergang heen werd geleid, op 15 september 2001 heeft laten schoonmaken, hoewel dat niet de taak is van het Hoogheem-raadschap, maar van de ingelanden.
3.2
Bij beoordeling van de vraag of het Hoogheemraadschap onrechtmatig heeft ge-handeld of nagelaten jegens Eiser sub 1 en/of Eiser sub 2 acht de rechtbank het volgende van belang.
3.21
Van Beek heeft ter zitting erkend dat in september 2001 is gebleken dat de afwa-teringssituatie ter plaatse van de door Eiser sub 1 en Eiser sub 2 geëxploiteerde percelen na uitvoering van HSL-werken niet was zoals deze ingevolge de ver-leende vergunning behoorde te zijn. Dat brengt echter niet zonder meer mee dat het Hoogheemraadschap jegens Eiser sub 1 en Eiser sub 2 onrechtmatig heeft nagelaten door niet (eerder) in te grijpen. Immers, gesteld noch gebleken is dat het Hoogheemraadschap redenen had om te verwachten dat de HSL-organisatie de vergunningvoorwaarden niet geheel correct zou naleven en, voor zover dat op detailniveau wel zou gebeuren, bestond er voor het Hoogheemraadschap geen reden om te verwachten dat derden dientengevolge schade zouden (kunnen) lij-den die niet door de HSL-organisatie zou worden vergoed. Onder deze omstan-digheden was het Hoogheemraadschap niet gehouden voortdurend tot in detail te controleren of de vergunningsvoorwaarden door de HSL-organisatie correct werden nageleefd.
3.22
Voor wat betreft de op 5 september 2001 door Eiser sub 1 gedane melding is van belang dat het Hoogheemraadschap naar aanleiding van deze melding direct contact heeft opgenomen met de HSL-organisatie. Dat heeft erin geresulteerd dat op 15 september 2001 maatregelen werden getroffen, aangevuld door het in opdracht van het Hoogheemraadschap schoonmaken van de sloot gelegen tus-sen de percelen van A. en Eiser sub 2. Bovendien heeft Eiser sub 1 zelf reeds in de ochtend van 6 september 2001 aan de westzijde van de aan zijn perceel gren-zende sloot een dam gelegd. Diezelfde dag zijn van de zijde van het Hoogheem-raadschap twee personen ter plaatse aanwezig geweest. Het Hoogheemraad-schap heeft ingestemd met de door Eiser sub 1 zelf getroffen maatregel. Dat on-danks de als gevolg van de melding op 5 september 2001 getroffen maatregelen (verdere) schade ontstond is vooral het gevolg geweest van de uitzonderlijk hevi-ge regenval die na 19 september 2001 plaatsvond. Dat van het Hoogheemraad-schap in redelijkheid kon worden gevergd dat het naar aanleiding van de mel-ding van 5 september 2001 vóór 20 september 2001 meer of andere maatregelen zou treffen dan de maatregelen die feitelijk zijn getroffen, is niet voldoende ge-motiveerd gesteld. In zoverre is van onrechtmatig handelen of nalaten van het Hoogheemraadschap dan ook geen sprake.
3.23
Indien Eiser sub 1 en/of Eiser sub 2 of anderen het Hoogheemraadschap er reeds tijdens de districtsvergadering van juni 2001 op hebben gewezen dat de afwate-ringssituatie ter plaatse van de percelen van A. en Eiser sub 2 na uitvoering van HSL-werken niet was zoals deze behoorde te zijn, dan had van het Hoogheem-raadschap mogen worden verwacht dat het een onderzoek zou instellen en, zo nodig, afhankelijk van de uitkomst daarvan, de noodzakelijke en mogelijke maat-regelen zou (laten) treffen. Voor zover het Hoogheemraadschap daarmee in ge-breke is gebleven, handelde het onrechtmatig jegens Eiser sub 1 en Eiser sub 2 en is het gehouden de dientengevolge door Eiser sub 1 en/of Eiser sub 2 geleden schade te vergoeden. Nu het Hoogheemraadschap - bij gebrek aan wetenschap - heeft betwist dat tijdens de districtsvergadering van juni 2001 is gemeld dat er een probleem was met de afwateringssituatie zal aan Eiser sub 1 en Eiser sub 2 worden opgedragen te bewijzen dat een dergelijke melding is gedaan.
3.24
Eiser sub 1 en Eiser sub 2 zullen in de gelegenheid worden gesteld bij conclusie na enquête hun vorderingen nader te specificeren en te onderbouwen met de beschikbare bewijsstukken (jaarstukken, concrete informatie omtrent opbreng-sten e.d.). Voor verwijzing naar een schadestaatprocedure bestaat in beginsel geen grond. De eventuele schade als gevolg van het eventuele onrechtmatig na-laten van het Hoogheemraadschap kan in deze procedure worden vastgesteld.
3.25
In afwachting van het resultaat van de bewijsvoering en de nader door Eiser sub 1 en Eiser sub 2 te verstrekken informatie zal de rechtbank iedere verdere beslis-sing inzake de vorderingen van Eiser sub 1 en Eiser sub 2 aanhouden.
3.26
Eiser sub 3 stelt dat gedurende de regenval van 20 september 2001 het waterpeil in de Klappolder zodanig steeg dat een aan haar toebehorend perceel van 1.5 ha aan consumptieaardappelen en 3 ha aan wintertarwe onder water is gelopen. De oorzaak was in de visie van eiser sub 3 dat de waterdoorgangen onder de Rijks-weg A12 en de spoorlijn Den Haag - Utrecht nagenoeg geheel waren dichtge-slibd. Deze doorgangen hebben volgens eiser sub 3 een doorsnee van 60 cm, waarvan nog maar 10 cm over was. Eiser sub 3 stelt dat het Hoogheemraadschap gedurende 14 jaar geen onderhoud heeft gepleegd aan de waterdoorlaten.
3.27
Het Hoogheemraadschap heeft gemotiveerd betwist dat het onderhoudsplichtig is voor de waterdoorgangen onder de Rijksweg A12 en de spoorlijn Den Haag - Utrecht (conclusie van dupliek onder 36). Het Hoogheemraadschap heeft voorts aangevoerd dat de doorgangen/duikers onder de Rijksweg A12 afmetingen heb-ben van 2,25 m x 1,75 m. Het Hoogheemraadschap heeft bij conclusie van du-pliek (onder 38) aangegeven niet uit te sluiten dat de dichtgeslibde duiker met een doorsnee van 60 cm waarop eiser sub 3 doelt een duiker betreft die bij eiser sub 3 in onderhoud is.
3.28
Ter zitting van 28 april 2005 heeft de raadsman van eiser sub 3 zonder nadere motivering herhaald dat sprake was van nalatigheid van het Hoogheemraad-schap ten aanzien van het onderhoud aan doorgangen met een doorsnede van circa 60 cm, waarvan nog slechts 10 cm over was onder de Rijksweg A12 en de spoorlijn Den Haag - Utrecht (pleitnotities mr. Duijsens, pagina 6). Desgevraagd kon de raadsman van eiser sub 3 ter zitting niet aangeven welke duiker (of dui-kers) in de visie van eiser sub 3 voor 5/6 deel was (waren) dichtgeslibd.
3.29
De rechtbank is van oordeel dat eiser sub 3 de door haar aan het Hoogheem-raadschap gemaakte verwijten onvoldoende heeft geconcretiseerd. Eiser sub 3 heeft niet weersproken dat het Hoogheemraadschap niet onderhoudsplichtig was met betrekking tot de waterdoorgangen onder de Rijksweg A12 en de spoor-lijn Den Haag - Utrecht. Zij kan haar vordering derhalve niet gronden op de stel-ling dat het Hoogheemraadschap heeft verzuimd daaraan onderhoud te plegen.
3.3
Nu eiser sub 3 haar vordering mede baseert op de stelling dat het Hoogheem-raadschap onvoldoende heeft gereageerd op haar klachten, mocht van haar wor-den verwacht dat zij concreet zou aangeven wanneer en op welke wijze zij welke klachten ter kennis van het Hoogheemraadschap heeft gebracht en wat daarop de reactie van het Hoogheemraadschap was. Die informatie zou immers beno-digd zijn om te kunnen beoordelen of en in welke mate mogelijk sprake was van onvoldoende adequaat reageren door het Hoogheemraadschap op klachten van eiser sub 3, waarna zou kunnen worden onderzocht wat daarvan de gevolgen zijn geweest. Bovendien zou het Hoogheemraadschap slechts in reactie op der-gelijke voldoende concrete stellingen een daarop toegespitst verweer kunnen voeren.
3.31
Uit de pleitnotities van de raadsman van eiser sub 3 blijkt dat het Hoogheem-raadschap - anders dan in de overige processtukken van de zijde van eiser sub 3 is vermeld - wel heeft gereageerd op klachten of verzoeken van eiser sub 3, en naar aanleiding daarvan een maatregel heeft getroffen. Die pleitnotities vermel-den op pagina 6 immers:
“het klopt wel dat het Hoogheemraadschap de stuw in de Klappolder 10 cm heeft verlaagd, na aandringen van Spek, zo stelt ook Spek.”
3.32
De rechtbank is van oordeel dat eiser sub 3 haar stellingen in het licht van de gemotiveerde betwisting door het Hoogheemraadschap niet voldoende gemoti-veerd heeft gehandhaafd. Derhalve zal de rechtbank de vordering van eiser sub 3 bij gebreke van een voldoende onderbouwing afwijzen. Eiser sub 3 zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing
De rechtbank,
draagt Eiser sub 1 en Eiser sub 2 op te bewijzen dat het Hoogheemraadschap er tijdens de districtsvergadering van juni 2001 op is gewezen dat de afwaterings-situatie ter plaatse van de bij hen in exploitatie zijnde percelen in de polder Honderdveertig Morgen na uitvoering van HSL-werken niet was zoals deze behoorde te zijn;
bepaalt dat indien Eiser sub 1 en Eiser sub 2 dit bewijs willen leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter-commissaris mr. C. Bouwman;
bepaalt dat de procureur van Eiser sub 1 en Eiser sub 2 binnen twee weken na vonnis-datum opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden september, oktober en november 2005 en dat de procureur van het Hoogheemraadschap binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
wijst af de vorderingen van eiser sub 3;
veroordeelt eiser sub 3 in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van het Hoogheemraadschap bepaald op € 64,00 aan vast recht, en op € 1.808,00 aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman, mr. T.F. Hesselink en mr. N.B.F. Telders.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1729/777/1699