RECHTBANK ROTTERDAM
Nevenzittingsplaats Alkmaar
Parketnummer : 10.150061-04
Datum uitspraak: 2 mei 2005
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Rotterdam, zittinghoudende te Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[verdachte 12],
geboren te [geboorteplaats] (Pakistan) op [geboortedatum],
wonende te Spanje,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in PI Noord-Holland-Noord, HvB Zuyderbos te Heerhugowaard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 december 2004, 20 januari 2005, 9 februari 2005, 15, 17 en 24 maart 2005 en 4, 6 en 18 april 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, zakelijk weergegeven tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 (te weten 4 transporten) en onder 2 tenlastegelegde;
- veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van de tijd door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht;
- verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto 5771RS76;
- ten aanzien van de onder verdachte inbeslaggenomen hoeveelheid geld à € 433,66, de verbeurdverklaring van een gedeelte van dit geld, te weten € 400,-- en de teruggave aan verdachte van het resterende bedrag (€ 33,66).
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en mr. A.H.J. Bals, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Voor zover in dit vonnis de processen-verbaal met de daarbij behorende bijlagen van het zogenoemde onderzoek “Jonk” en de processen-verbaal uit de zaakdossiers worden aangehaald, zullen de paginanummers worden genoemd zoals deze voorkomen in het door de officier van justitie aan de rechtbank overgelegde digitale dossier (inclusief de daarop gevolgde aanvullingen).
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 maart 2005 gewijzigd op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging, gedateerd 6 april 2005 is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1. hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2004 tot en met 1juni 2004 te Rotterdam en/of Hazeldonk en/of Breda en/of (elders) in Nederland en/of België en/of Frankrijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, beroepsmatig, althans uit gewoonte, in elk geval meermalen, althans eenmaal,
(telkens) een of meer perso(o)n(en) uit winstbejag opzettelijk behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of het verblijven in Nederland en/of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen en/of (telkens) een of meer perso(o)n(en) daartoe uit winstbejag gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat die toegang en/of dat verblijf van die perso(o)n(en) in Nederland en/of enige staat welke gehouden was mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen (telkens) wederrechtelijk was/waren;
hierin bestaande dat hij, verdachte, tezamen met een of meer mededader(s), althans alleen,
(tegen betaling) (ondermeer)
* (Transport 15 februari 2004)
op of omstreeks 15 februari 2004 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland
- Fen Jiang (geboren 17 augustus 1988 te China) en/of
- Xu Feng (geboren 16 oktober 1989 te China)
onderdak heeft verschaft in een pand (gelegen aan de Crooswijkseweg 71 c te Rotterdam) en/of met een auto (merk Rover, kenteken 341 6VY59) heeft opgehaald (in Rotterdam) en/of (vervolgens) in die auto heeft vervoerd in de richting van de Belgische grens (teneinde die Fen Jiang en/of Xu Feng naar Spanje te vervoeren/begeleiden);
* (Transport 27 februari 2004)
in of omstreeks de periode van 27 februari 2004 tot en met 28 februari 2004 te Rotterdam
en/of Breda en/of (elders) in Nederland en/of België en/of Frankrijk
- Fen Jiang (geboren 17 augustus 1988 te China) en/of
- Xu Feng (geboren 16 oktober 1989 te China) en/of
- twee, althans een of meer, onbekend gebleven perso(o)n(en) (met Aziatische persoonskenmerken en/of vermoedelijk met de Chinese, althans een buitenlandse, nationaliteit),
onderdak heeft verschaft in een pand (gelegen aan de Crooswijksewég 71c te Rotterdam) en/of (trein)tickets heeft verstrekt, althans voor hen heeft aangeschaft, en/of (vervolgens) met de trein heeft begeleid naar Breda en/of met een auto (merk Rover, kenteken 341 6VY59) heeft opgehaald (in Breda) en/of (vervolgens) in die auto naar België en/of Frankrijk heeft vervoerd (teneinde die Fen Jiang en/of Xu Feng en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) naar Madrid, althans Spanje, te vervoeren/begeleiden);
* (Transport 16 maart 2004)
op of omstreeks 16 maart 2004 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland twee, althans een of meer, onbekend gebleven vrouw(en) (met Aziatische persoonskenmerken en/of vermoedelijk met de Chinese, althans een buitenlandse, nationaliteit), met zijn, verdachtes, althans een, auto (merk Rover, kenteken 4316VY59) heeft opgehaald (in Rotterdam) en/of (vervolgens) in die auto heeft vervoerd in de richting van de Belgische grens (teneinde die onbekend gebleven vrouw(en) naar Spanje te vervoeren/begeleiden);
* (Transport 1 juni 2004)
in of omstreeks de periode van 18 mei 2004 tot en met 1 juni 2004 te Rotterdam en/of te Hazeldonk, gemeente Breda, en/of (elders) in Nederland
- Fel Chen (geboren 10 februari 1987 te Fuzhou, China) en/of
- Xiaoyan Chen (geboren 30 maart 1988 te Fugian, China) en/of
- Qiuwen Liu (geboren 5juli1988 te Fuzhou/Fugian, China) en/of
- Wen Hui Xu (geboren 6juli1987 te Sanning, China)
onderdak heeft verschaft in een pand (gelegen aan de Crooswijkseweg 71c Rotterdam) en/of met een auto (merk Renault, kenteken 5771 RS76) heeft opgehaald (in Rotterdam) en/of (vervolgens) in die auto heeft vervoerd in de richting van de Belgische grens (teneinde die Fel Chen en/of Xiaoyan Chen en/of Qiuwen Liu en/of Wen Hui Xu naar Spanje (en/of Parijs) te vervoeren/begeleiden);
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2004 tot en met 1juni 2004 te Rotterdam en/of Den Haag en/of Schiedam en/of (elders) in Nederland en/of China en/of Tsjechië en/of Duitsland en/of België en/of Frankrijk en/of Spanje en/of Engeland
(mede) leiding heeft gegeven, althans heeft deelgenômen, aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
te weten het (ondermeer) plegen van mensensmokkel (uit beroep of gewoonte) en/of (gewoonte)witwassen,
immers, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar (meermalen) (ondermeer):
- een of meer perso(o)n(en), van wie de toegang en/of het verblijf in Nederland wederrechtelijk was/waren, (tegen betaling) uit het buitenland opgehaald en/of in Nederland ondergebracht en/of van een of meer (valse/vervalste) reisdocument(en) en/of (trein/bus)ticket(s) voorzien en/of naar het buitenland vervoerd/doen vervoeren en/of
- geld(en) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van geld(en) gebruik gemaakt, terwijl hij verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat/die geld(en) -onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
1. Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is.
2. Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank verklaart zichzelf bevoegd tot kennisneming van de zaak.
3. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De rechtbank overweegt met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officier van justitie het volgende.
Vast staat dat verdachte niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit en dat de aan verdachte ten laste gelegde strafbare gedragingen deels buiten Nederland hebben plaats gevonden. Op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Vervolging in Nederland is mogelijk, ook ten aanzien van van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen, die buiten Nederland hebben plaats gevonden, indien een relevant deel van de strafbare gedragingen in Nederland is verricht. Deze situatie doet zich naar het oordeel van de rechtbank in casu voor.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het ten laste gelegde het volgende.
4. Aanwezigheid van redenen tot schorsing van de vervolging
Uit het onderzoek op de terechtzitting zijn de rechtbank geen gronden gebleken die
moeten leiden tot schorsing van de vervolging
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. ten aanzien van het transport van 16 maart 2004 alsmede onder 2. is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank is van oordeel dat – mede gelet op hetgeen hierna onder rubriek 6 (Nadere bewijsmotivering), is overwogen met betrekking tot de bruikbaarheid van de afgeluisterde telefoongesprekken - niet kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan het tenlastegelegde transport op 16 maart 2004. Weliswaar is er een proces-verbaal van observatie (p. 2241 e.v. Algemeen proces-verbaal) waaruit blijkt dat twee Pakistaanse mannen bij dit transport betrokken zijn geweest en heeft verdachte verklaard (p. 2894 Algemeen proces-verbaal) dat hij op 16 maart 2004 op het Centraal Station te Rotterdam stond, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat verdachte bij genoemd transport betrokken is geweest.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat uit de in het strafdossier ten aanzien van dit feit opgenomen bewijsmiddelen - met inachtneming van hetgeen hierna onder rubriek 6 (Nadere bewijsmotivering), is overwogen met betrekking tot de bruikbaarheid van de afgeluisterde telefoongesprekken - niet kan worden afgeleid dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een organisatie die tot oogmerk had het plegen van mensensmokkel.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte - in opdracht van zijn partner mevrouw Liu, voor de organisatie van [verdachte 2], die zich bezig hield met mensensmokkel - drie keer chauffeursdiensten heeft verricht. Deze chauffeursdiensten hebben hieruit bestaan dat verdachte in Nederland verblijvende illegalen met een auto in Nederland heeft opgehaald met de bedoeling hen vervolgens naar Spanje te vervoeren.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de bewijsmiddelen komen vast te staan dat verdachte op incidentele basis zijn diensten als chauffeur aan de organisatie van [verdachte 2] heeft verleend. Niet is komen vast te staan dat tussen verdachte en de organisatie van [verdachte 2] sprake is geweest van een gestructureerde en duurzame samenwerking, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
hij in de periode van 15 februari 2004 tot en met 1 juni 2004 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of België en/of Frankrijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, beroepsmatig, althans uit gewoonte, meermalen,
personen uit winstbejag opzettelijk behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen en/of personen daartoe uit winstbejag gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat die toegang van die personen tot enige staat welke gehouden was mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen wederrechtelijk was/waren,
hierin bestaande dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
* (Transport 15 februari 2004)
op 15 februari 2004 te Rotterdam
- Fen Jiang (geboren 17 augustus 1988 te China) en
- Xu Feng (geboren 16 oktober 1989 te China)
met een auto (merk Rover, kenteken 341 6VY59) heeft opgehaald in Rotterdam en/of vervolgens in die auto heeft vervoerd in de richting van de Belgische grens teneinde die Fen Jiang en Xu Feng naar Spanje te vervoeren;
* (Transport 27 februari 2004)
in de periode van 27 februari 2004 tot en met 28 februari 2004 te Rotterdam
en/of Breda en/of (elders) in Nederland en/of België en/of Frankrijk
- Fen Jiang (geboren 17 augustus 1988 te China) en/of
- Xu Feng (geboren 16 oktober 1989 te China) en/of
- twee, personen vermoedelijk met de Chinese, althans een buitenlandse, nationaliteit), met een auto merk Rover, kenteken 3416VY59 heeft opgehaald in Breda en/of vervolgens in die auto naar België en Frankrijk heeft vervoerd (teneinde die Fen Jiang en Xu Feng en die onbekend gebleven personen naar Madrid, te vervoeren;
* (Transport 1 juni 2004)
in de periode van 18 mei 2004 tot en met 1 juni 2004 te Rotterdam en te Hazeldonk, gemeente Breda, en (elders) in Nederland
- Fei Chen (geboren 10 februari 1987 te Fuzhou, China) en
- Xiaoyan Chen (geboren 30 maart 1988 te Fugian, China) en
- Qiuwen Liu (geboren 5 juli 1988 te Fuzhou/Fugian, China) en
- Wen Hui Xu (geboren 6 juli1987 te Sanning, China)
met een auto merk Renault, kenteken 5771 RS76 heeft opgehaald in Rotterdam en vervolgens in die auto heeft vervoerd in de richting van de Belgische grens teneinde die Fei Chen en Xiaoyan Chen en Qiuwen Liu en/of Wen Hui Xu naar Spanje te vervoeren.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
6. NADERE BEWIJSMOTIVERING
De rechtbank overweegt met betrekking tot de hierna te noemen onderwerpen het volgende.
Stemherkenning en bruikbaarheid van verslagen van afgeluisterde telefoongesprekken
In dit onderzoek is veelvuldig gebruik gemaakt van het met een technisch hulpmiddel opnemen van telefoongesprekken, welke vervolgens door een tolk zijn vertaald van een Fuzhou-dialect in het Engels danwel in het Mandarijn. Het aldus verkregen resultaat is vervolgens door een andere tolk vertaald in de Nederlandse taal en opgenomen in de zogenaamde tapverslagen. Deze tapverslagen bevatten een woordelijke weergave van het gesprek danwel een kennelijk door de tolk gemaakte samenvatting van de inhoud van het gesprek.
In het merendeel van de tapverslagen is de identiteit van (één van de) verdachten als (één van de) deelnemers aan het telefoongesprek vermeld.
Daarbij doen zich drie verschillende situaties voor:
a. die waarbij de deelnemer(s) aan een telefoongesprek door middel van het noemen van een naam wordt (worden) geïdentificeerd;
b. die waarbij is aangegeven dat identificatie door stemherkenning door de betrokken tolk heeft plaats gevonden. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, dat op verzoek van de rechtbank is uitgebracht, blijkt, dat niet zonder meer kan worden uitgegaan van de betrouwbaarheid van de stemherkenning door de tolken.
c. die waarbij de deelnemer(s) aan het telefoongesprek wordt (worden) geïdentificeerd, maar waarbij niet duidelijk is geworden hoe de identificatie heeft plaats gevonden, terwijl in het gesprek geen namen worden genoemd. Uit de verhoren van de tolken daaromtrent kan evenmin worden opgemaakt hoe deze identificatie heeft plaatsgevonden.
De rechtbank zal voor het bewijs slechts die verslagen van afgeluisterde telefoongesprekken als “ander geschrift” laten meewerken, indien:
1. de deelnemer(s) door middel van het noemen van een naam wordt (worden) geïdentificeerd;
2. op grond van de inhoud van andere bewijsmiddelen (bijv. observaties en/of camerabeelden en/of verklaringen) de identiteit van ten minste één van de deelnemers aan dat gesprek vaststaat en
3. voorts de inhoud van het betreffende gesprek uit een oogpunt van beantwoording van de bewijsvraag voldoende steun vindt in de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Het onder 2. en 3. gestelde vindt ook toepassing in het geval dat geen woordelijk verslag van het telefoongesprek is opgenomen, maar een samenvatting van de inhoud van het gesprek is weergegeven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat
- niet is gebleken dat dit dwangmiddel zonder voldoende grond is toegepast;
- de gesprekken op rechtmatige wijze zijn afgeluisterd;
- met betrekking tot de kwaliteit van de door de tolken gemaakte vertalingen niet is gebleken dat er voldoende redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dit bewijsmateriaal.
Illegale vreemdeling
Het geven van hulp bij het verblijf van personen in Nederland is strafbaar als deze hulp verstrekt wordt aan personen die wederrechtelijk hier te lande verblijven. Verdachte moet van de wederrechtelijkheid van dat verblijf op de hoogte zijn of ernstige reden hebben te vermoeden dat hiervan sprake is.
Dat de betrokken vreemdelingen daadwerkelijk wederrechtelijk in Nederland verbleven leidt de rechtbank af uit de verklaringen van de betrokken vreemdelingen zelf en/of het feit dat zij niet in het Vreemdelingen Administratie Systeem(VAS) voor kwamen en/of uit de modus operandi.
Winstbejag
Voorts is voor strafbaarheid noodzakelijk dat de hulp aan personen bij het zich verschaffen van toegang tot en/of het verblijven in Nederland gegeven wordt uit winstbejag. Uit de stukken betrekking hebbend op de diverse zaken leidt de rechtbank af dat de betrokken vreemdelingen voor hun reis en/of aansluitend verblijf in Nederland (hoge) geldbedragen betaalden aan - mededaders van - verdachte. Voorts blijkt uit een aantal afgeluisterde telefoongesprekken dat ook door verdachte over geldbedragen en betalingen is gesproken. Gelet hierop, alsmede gelet op de omstandigheden dat verdachte en/of zijn mededaders zonder kosten gebruik mochten maken van woningen welke kennelijk met het oog op het plegen van de tenlaste gelegde mensensmokkel waren gehuurd en/of daarbij kosteloos kost en inwoning genoten en/of zakgeld ontvingen en/of konden delen in de met de transporten behaalde winst en/of tegen een zeer geringe vergoeding over arbeidskrachten kon beschikken en nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte uit louter ideële motieven heeft gehandeld, neemt de rechtbank aan dat verdachte heeft gehandeld uit winstbejag.
Per 1 januari 2005 is artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht gewijzigd door het laten vervallen van het begrip winstbejag in lid 1 van genoemd artikel.
Deze wijziging heeft onmiddellijke werking. Ten opzichte van artikel 197a(oud) van genoemd wetboek betekent de wijziging van de tekst van het artikel voor de verdachte een minder gunstige strafrechtelijke positie. De rechtbank zal derhalve overeenkomstig het gestelde in artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht bij haar beoordeling van de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde transporten aansluiting zoeken bij artikel 197a(oud) van genoemde wet.
Voorzover aan verdachte ten laste is gelegd, kort gezegd, het behulpzaam zijn van een vreemdeling bij het verblijven in Nederland, zal de rechtbank het "nieuwe" artikel 197a lid 2 toepassen, aangezien toepassing van dit artikel geen voor de verdachte ongunstiger situatie oplevert. In dat geval geldt onverkort dat bewezen moet worden dat verdachte uit winstbejag heeft gehandeld.
Beroep of gewoonte
Voor zover blijkens de bewezenverklaring verdachte zich meerdere keren heeft schuldig gemaakt aan de op mensensmokkel gerichte activiteiten, is de rechtbank van oordeel dat tussen die handelingen een zodanig verband bestaat, dat er sprake is van een door een pluraliteit van handelen gevormde "gewoonte" van verdachte. De rechtbank heeft een keuze tussen de wettelijke alternatieven beroep of gewoonte achterwege gelaten, omdat een dergelijke keuze voor de rechtskundige betekenis van hetgeen bewezen is verklaard in voorkomende gevallen van geen belang is nu de gebezigde bewijsmiddelen tevens het oordeel toelaten dat verdachte van het hiervoor bedoelde verboden handelen een beroep heeft gemaakt.
7. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van:
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen, terwijl hij ernstige redenen heeft om te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk is, door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt, meermalen gepleegd.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft als chauffeur zijn diensten verleend aan een gestructureerd crimineel samenwerkingsverband dat zich op professionele wijze bezighield met mensensmokkel.
Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden dan ook, hun land willen verlaten op illegale wijze naar een veelal westers land getransporteerd. De smokkelaars maken daarbij misbruik van de afhankelijkheid van deze personen, door voor het transport uit winstbejag (veel) geld te vragen. Ook in dit geval heeft verdachte ertoe bijgedragen dat een aantal Chinezen, tegen betaling van forse bedragen geholpen werd wederrechtelijk toegang te verkrijgen tot Nederland of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen.
Verdachte is betrokken geweest bij drie transporten. Verdachte heeft de gesmokkelde personen per auto naar Spanje vervoerd. Verdachte en zijn mededaders hebben met deze mensensmokkel het beleid van de Nederlandse overheid met betrekking tot illegaal verblijf gefrustreerd.
Verdachte heeft gehandeld om daarmee zelf inkomen te verwerven en dus uit winstbejag gehandeld. Het handelen uit winstbejag vergroot het risico dat de belangen van de illegale vreemdelingen ondergeschikt worden gemaakt aan het behalen van winst.
Ten gunste van verdachte dient te worden vermeld dat met betrekking tot de ten laste van verdachte bewezen verklaarde feiten niet is gebleken dat die transporten onder mensonwaardige omstandigheden hebben plaats gevonden.
De door verdachte gepleegde feiten zijn ernstig en daarop kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens een op hem betrekking hebbend uittreksel uit het Algemeen documentatieregister d.d. 29 maart 2005 niet eerder terzake van soortgelijke delicten is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.
9. MOTIVERING VAN DE BIJKOMENDE STRAF
De rechtbank is van oordeel, dat een deel van het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag à € 400,-- dient te worden verbeurd verklaard.
Dit deel is door middel van het onder 1. bewezen verklaarde verkregen.
De rechtbank is van oordeel dat tevens de onder verdachte in beslaggenomen personen- auto met kenteken 5771RS76 verbeurd dient te worden verklaard.
Het bewezen verklaarde is met behulp van genoemde auto begaan.
10. BESLISSING OMTRENT IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De rechtbank is van oordeel, dat het overige onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag groot € 33,66 aan verdachte toebehoort, zodat dit geldbedrag aan verdachte dient te worden teruggegeven.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1, 33, 33a, 47, 57 en 197a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1. tenlastegelegde voor zover het betreft het transport van 16 maart 2004 alsmede het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1. ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (TWAALF) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een geldbedrag à € 400,--
- personen auto met kenteken 5771RS76
Gelast de teruggave aan de verdachte:
van een geldbedrag à € 33,66
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Westdorp, voorzitter,
mr. B. Franke en mr. F.J. Lourens, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra en mr. A. de Graag, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2005.