ECLI:NL:RBROT:2004:BC7828

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
497266
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en loonvordering na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vorderde eiseres, die in dienst was van PGL Europe B.V., betaling van achterstallig salaris en een verklaring dat haar arbeidsovereenkomst tot een bepaalde datum had voortgeduurd. Eiseres was aanvankelijk in dienst van een bedrijf in Taiwan en was naar Nederland uitgezonden om voor de dochteronderneming te werken. Na de liquidatie van de dochteronderneming in juli 2003 werd haar arbeidsovereenkomst beëindigd. Eiseres had de harddisk uit haar computer meegenomen en deze later teruggestuurd, wat leidde tot haar ontslag op staande voet door PGL. De kantonrechter te Rotterdam oordeelde dat het ontslag niet gerechtvaardigd was en dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen was blijven voortduren tot 15 augustus 2003. De kantonrechter wees de vorderingen van eiseres toe, inclusief het achterstallige salaris en vakantiedagen, en veroordeelde PGL in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 7 juli 2004.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
sector kanton
VONNIS
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 15 september 2003,
gemachtigde mr. K.M. van ’t Veer-Vervoort,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PGL Europe B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde mr. R. Mastenbroek.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft onder overlegging van stukken -zakelijk weergegeven- gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. dat voor recht zal worden verklaard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is blijven voortduren tot 15 augustus 2003;
2. gedaagde aan eiseres zal betalen het loon over de periode 1 december 2002 tot 15 augustus 2003, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, uitbetaling van 22 nog openstaande vakantiedagen en voorts diverse vergoedingen, zoals nader omschreven in de dagvaarding, alles vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging.
Gedaagde heeft van antwoord geconcludeerd en stukken in het geding gebracht.
Eiseres heeft onder overlegging van stukken van repliek geconcludeerd.
Gedaagde heeft van dupliek geconcludeerd en stukken overgelegd. Eiseres heeft een akte uitlating producties genomen.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [eiseres], respectievelijk PGL.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen -zakelijk weergegeven en voorzover thans van belang- het volgende vast:
2.1 [eiseres], geboren op [geboortedatum], is in 1997 in dienst getreden van Proview Electronics te Taiwan. Van daaruit is zij naar Nederland uitgezonden om met ingang van 1 maart 1999 te werken voor de dochteronderneming Provue Electronics Europe BV. Provue Electronics Europe BV is in juli 2003 geliquideerd. In verband daarmee is arbeidsovereenkomst met [eiseres] per 31 juli 2002 beëindigd middels opzegging van de arbeidsovereenkomst na verkrijging van een ontslagvergunning.
2.2 Blijkens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam is PGL BV opgericht op 16 augustus 2002.
2.3 Op 1 augustus 2002 hebben partijen een arbeidscontract gesloten voor onbepaalde tijd, met ingang van 1 augustus 2002, als logistic / marketing manager tegen een salaris van
€ 3.483,50 bruto per maand.
2.4 [eiseres] is begin december 2002 teruggekeerd naar Taipei (“Head office”), omdat haar te kennen was gegeven dat zij daarheen werd over-, c.q. teruggeplaatst. [eiseres] is daarna teruggekeerd naar Nederland. PGL BV heeft geen gebruik meer gemaakt van haar diensten als werkneemster. [eiseres] heeft vanaf december 2002 geen salaris meer ontvangen.
2.5 Bij haar vertrek uit Rotterdam naar Taipei heeft [eiseres] de harddisk uit haar computer laten halen en deze meegenomen. Zij heeft deze enkele dagen later geretourneerd aan het hoofdkantoor in Taiwan, van waaruit de harddisk per post is teruggestuurd aan PGL BV.
2.6 Bij brief van 20 januari 2003 en aansluitend bij brief van 27 januari 2003 is [eiseres] door PGL op staande voet ontslagen wegens het verwijderen van de harddisk uit haar computer. Bij brief van 13 maart 2003 heeft zij de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
2.7 De kantonrechter te Rotterdam heeft bij beschikking van 15 juli 2003 de arbeidsovereenkomst, voor het geval deze nog mocht bestaan, ontbonden met ingang van 15 augustus 2003, onder toekenning van een vergoeding ten gunste van [eiseres] en ten laste van PGL.
3. De stellingen van partijen
3.1 Aan de eis is naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten -zakelijk weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd:
[eiseres] stelt zich op het standput dat de arbeidsovereenkomst in december 2002, toen zij terugkeerde naar Taiwan, noch door een eventuele beslissing door het hoofdkantoor in Taiwan is beëindigd middels wilsovereenstemming.
Daarnaast betwist zij de gestelde ontslaggrond voor het ontslag op staande voet op 20 respectievelijk 27 januari 2003. Zij ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan enig verwijtbaar handelen jegens PGL. Ook de problemen die zijn gerezen met twee klanten in Spanje en Frankrijk (Metz) zijn niet aan haar te verwijten, terwijl die zich bovendien voortdeden tijdens het dienstverband dat zij had met Provue Electronics B.V. en niet met PGL. Bovendien heeft Provue Electronics B.V [eiseres] voor eventuele claims gevrijwaard.
[eiseres] erkent dat zij een procedure voert tegen het hoofdkantoor in Taiwan (Proview Electronics Company Ltd), maar dat betreft vergoedingen die door die vennootschap aan haar zouden worden betaald in verband met haar detachering in Nederland. In de thans aanhangig gemaakte procedure vordert zij loon en vergoedingen op basis van de arbeidsovereenkomst die zij had met PGL. Op die overeenkomst is Nederlands recht van toepassing en bovendien is de Nederlandse rechter bevoegd van een dergelijk geschil kennis te nemen.
2. PGL heeft tegen de eis -zakelijk weergegeven en voorzover thans van belang- het volgende aangevoerd:
Door toedoen van [eiseres] heeft Provue Electronics B.V forse schade gelden, hetgeen geleid heeft tot haar liquidatie. Het personeel is daarna overgenomen door PGL, waarbij zich ook [eiseres] bevond. In november 2002 is zij teruggeroepen naar Taiwan, waarmee haar arbeidsovereenkomst met PGL eindigde, aangezien [eiseres] had te gehoorzamen aan die oproep. Dit was immers een gevolg van de twee overeenkomsten met [eiseres]. Subsidiair stelt PGL zich op het standpunt dat, toen het hoofdkantoor de arbeidsovereenkomst vervolgens beëindigde, daarmee ook een einde kwam aan de overeenkomst tussen [eiseres] en PGL. Meer subsidiair heeft PGL [eiseres] op staande voet ontslagen wegens ontvreemding van de harddisk uit haar computer. Daar kwam PGL begin december 2002 achter en zij heeft kort daarna ook de sloten van het kantoor vervangen om te voorkomen dat [eiseres] het pand nog kon betreden. Bij brieven van 20 en 27 januari 2003 is [eiseres] op staande voet ontslagen. De vordering is volgens PGL te laat ingesteld.
Daarnaast stelt PGL zich op het standpunt dat [eiseres] onderhavige vordering aanhangig had moeten maken in Taiwan, aangezien zij daar ook al een procedure voert en deze arbeidsovereenkomst één geheel uitmaakt met de overeenkomst tussen [eiseres] en Proview Electronics Company Ltd. Zij werd ook op die basis uitgezonden naar PGL.
PGL betwist voorts de vordering met betrekking tot de verschillende onkostenvergoedingen die [eiseres] heeft opgenoemd. Die is niet gebaseerd op de arbeidsovereenkomst van partijen.
PGL verzoekt in verband met de door haar gestelde omstandigheid dat [eiseres] in het buitenland woont om zekerheidstelling bij toewijzing van enig bedrag.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 De vordering van [eiseres] op PGL is gegrond op de arbeidsovereenkomst die tussen partijen heeft bestaan. Op die overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Niet valt in te zien dat een vordering van [eiseres] op een (moeder- of zuster)vennootschap die gegrond is op een andere overeenkomst zou moeten leiden tot onbevoegdheid van de Nederlandse rechter of tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar tegen PGL ingestelde loonvordering c.a..
4.2 De kantonrechter zal de gebeurtenissen rond de klanten in Spanje en Frankrijk buiten beschouwing laten. Niet alleen was [eiseres] toen niet in dienst bij PGL, maar nadien is zij - kennelijk ondanks de ernstige verwijten die haar werden gemaakt - toch in dienst genomen bij PGL.
4.3 Het enkele feit dat het hoofdkantoor [eiseres] heeft teruggeroepen betekent nog niet dat daarmee ook de arbeidsovereenkomst tussen PGL en [eiseres] werd beëindigd. PGL heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] gehouden was aan een dergelijke oproep gevolg te geven, zodat dit kennelijk ook zo door haar is opgevat. Van de door PGL gestelde wilsovereenstemming is in dit kader niets gebleken.
4.4 Met de stelling dat door beëindiging van de detacheringsovereenkomst van [eiseres] bij PGL ook een einde kwam aan de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en PGL, gaat PGL eraan voorbij dat [eiseres] bij haar in dienst was en die overeenkomst na de beslissing in Taiwan niet automatisch haar gelding had verloren, nu de wet noch de bewoordingen van de overeenkomst tot een dergelijke conclusie kunnen leiden.
4.5 Het verwijt van PGL aan [eiseres] met betrekking tot de gestelde ontvreemding van de harde schijf heeft betrekking op een gebeurtenis rond 1 december 2002. PGL kwam daarvan al snel op de hoogte en heeft ook direct maatregelen tegen [eiseres] getroffen, zoals weergegeven in haar conclusie van dupliek. Niet alleen is van belang dat tussen de ontdekking van de gebeurtenis en het ontslag een (te) groot tijdsverloop zit, ook moet worden geconstateerd dat - zelfs als de lezing van PGL juist zou zijn - die omstandigheid nog geen ontslag op staande voet rechtvaardigt. [eiseres] heeft de harddisk door een medewerker van PGL laten verwijderen en ook die disk op eerste verzoek aan het hoofdkantoor doen toekomen. Ongebruikelijk is de gang van zaken zeker, maar niet zodanig verwijtbaar dat een onverwijlde opzegging noodzakelijk was. Het heeft er alle schijn van dat PGL - gezien haar overige houding jegens [eiseres] - het incident tot buitenproportionele omvang heeft opgeblazen.
4.6 Anders dan PGL, stelt de kantonrechter vast dat de loonvordering van [eiseres] tijdig is ingesteld, zodat ook daarin geen beletsel wordt gevonden.
4.7 PGL heeft gemotiveerd betwist dat de vergoedingen die door [eiseres] worden gevorderd toewijsbaar zijn op grond van de arbeidsovereenkomst die tussen partijen heeft gegolden. [eiseres] is daarop, anders dan door enkele verwijzing naar een loonstrook waarop die vergoedingen niet staan vermeld, niet meer teruggekomen. Die onderdelen zijn dus niet toewijsbaar, nu de verschuldigdheid niet is komen vast te staan. Voor zover de arbeidsovereenkomst spreekt over een vergoeding overeenkomstig het reiskostenforfait is de grondslag daarvan niet behoorlijk toegelicht zodat ook dat deel niet wordt toegewezen.
4.8 De door PGL verlangde zekerheidstelling wordt afgewezen, aangezien dat (ongedocumenteerde) verzoek niet op de wet is gebaseerd. Er is geen reden om de veroordelingen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.9 De vorderingen zullen als volgt worden toegewezen. PGL wordt in de kosten van de procedure veroordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter:
1. verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst is blijven voortbestaan tot 15 augustus 2003;
2. veroordeelt PGL om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen:
a. haar salaris van € 3.483,50 bruto per maand vanaf 1 december 2002 tot 15 augustus 2003, vermeerderd met 8% vakantietoeslag;
b. het bedrag wegens 22 door [eiseres] opgebouwde en nog niet genoten vakantiedagen;
alle bedragen vermeerderd met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in art. 7:625 BW en vermeerderd met de wettelijke rente over de som van de genoemde bedragen vanaf 15 augustus 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt PGL in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op €.243,16 aan verschotten en €.750,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap en uitgesproken ter openbare terechtzitting.