Parketnummer van de berechte zaak: 10/091254-04
Datum uitspraak: 25 oktober 2004
Tegenspraak
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [plaatsnaam] op [dd-mm] 1963,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “De Stadsgevangenis” te Hoogvliet.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzit-ting van 25 oktober 2004.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding onder bovengenoemd parketnummer. Van deze dagvaarding is een kopie in dit vonnis gevoegd (bladzijden genummerd A1 en A2).
DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Van Zwieten heeft gerekwireerd, zakelijk weergegeven:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- en de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren, zonder aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verd-achte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als hieronder vermeld:
Dat hij op 19 juli 2004 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto Volkswagen Golf, die geparkeerd stond in of nabij de [straatnaam], heeft weggenomen cd's, toebehorende aan [naam slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, te weten door een portierslot van die auto te verbreken/forceren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaar-de heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezen feit levert op:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.
MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De maatregel die aan de verdachte wordt opge-legd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstan-digheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een autoinbraak, waarbij hij het portierslot heeft geforceerd en vervolgens enkele goederen heeft meegenomen.
Dit is een ernstig feit, dat financiële schade en ongemak voor het slachtoffer met zich meebrengt. Voorts brengt dergelijk gedrag gevoelens van ergernis en onrust in de samenleving teweeg.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 19 juli 2004 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit tenminste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Verdachte is verslaafd aan een of meer middelen vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet, hetgeen door verdachte is erkend en in de rapportages wordt bevestigd.
De hiervoor bedoelde eerdere veroordelingen, het thans bewezenverklaarde feit en de omstandigheid dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan hangen samen met verdachtes verslaving.
Omtrent verdachte is op 27 september 2004 door drs. B.F. Hoek, klinisch psycholoog, gerapporteerd. Volgens de deskundige kan het ten laste gelegde verklaard worden uit de verslaving van betrokkene. Er is bij verdachte, naast de bestaande verslavingsproblematiek, sprake van trekken van een paranoïde en antisociale persoonlijkheid. Deze problematiek vormt, volgens de psycholoog, geen contra-indicatie voor deelname aan het SOV-programma. Naar de opvatting van de psycholoog kan deelname aan het SOV-programma een bijdrage leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van verdachte, diens terugkeer in de maatschappij en de beëindiging van de recidive. Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat hij de kans dat verdachte op vrijwillige basis aan een verslavingsprogramma zal deelnemen en dat dit zal leiden tot het voltooien van een dergelijk programma gering acht.
Voorts is omtrent verdachte op 30 september 2004 door P.C. Tijs-Janssoone, rapporteur, en M. Smit, teamcoördinator van het Boumanhuis gerapporteerd. De rapporteurs zijn van mening dat, nu eerdere pogingen van verdachte om van zijn verslaving af te komen vruchteloos zijn gebleven, deelname aan de SOV-dwangmaatregel geïndiceerd is.
Verdachte heeft in genoemde rapporten alsook ter terechtzitting aangegeven dat hij oplegging van de SOV-maatregel wenst.
Per 1 oktober 2004 is in werking getreden de Wet Stelselmatige Daders. De SOV-maatregel is per deze datum als zelfstandige maatregel komen te vervallen, maar valt thans onder de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De verdachte dient in dat kader feitelijk het SOV-programma dat hij - volgens zijn verklaring ter terechtzitting - nu al ruim twee maanden volgt, af te maken.
Gelet op het door verdachte steeds weer veroorzaakte leed en de door hem veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van goederen vereist, mede gelet op al hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de maximale duur van twee jaren. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient daarom van deze tijd te worden afgetrokken.
De rechtbank heeft gelet op de ernst van het begane feit en de veelvuldigheid van de voorafgegane veroordelingen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van verdachte ten behoeve van zijn terugkeer in de maatschappij en de beëindiging van zijn recidive.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hier-voor vermelde strafbare feit;
- verklaart de verdachte terzake van dat feit strafbaar;
- gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuit-voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde maatregel in mindering wordt gebracht;
- adviseert deze maatregel ten uitvoer te leggen in de Peniten-tiaire Inrichting “De Stadsgevangenis” te Hoogvliet.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van den Berg, voorzitter,
en mrs. Koning en De Winkel, rechters,
in tegenwoordigheid van Ivankovic, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2004.