Parketnummer van de berechte zaak: 10/031034-04
Parketnummer van de ter informatie bijgevoegde zaken: 10/031034-04
Datum uitspraak: 14 september 2004
Tegenspraak
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte},
geboren op [ddmm] 1988 te [plaatsnaam],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
,
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting preventief gedetineerd in Opvangcentrum Het Poortje te Veenhuizen.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld is in de inleidende dagvaar-ding onder parketnummer 10/031034-04, zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewij-zigd. Van deze dagvaarding en vorde-ring zijn kopieën in dit vonnis gevoegd (blad-zijden genummerd 1 tot en met 11).
DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie, mr. Vreugdenhil, heeft gerequireerd - zakelijk weergegeven - tot
- -bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 6, 7 primair, 8 en 9 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
NIET BEWEZEN
Het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewe-zen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
BEWEZEN
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verd-achte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als hieronder vermeld, in dier voege dat:
Feit 1.
hij op 11 mei 2003 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
door feitelijkheden
iemand, te weten [naam slachtoffer], heeft gedwongen tot het dulden van
ontuchtige handelingen, namelijk het
betasten van de borsten en billen en vagina van die [naam slachtoffer],
de feitelijkheden hebben bestaan uit het
- onverhoeds voor de fiets van die [naam slachtoffer] springen, en
- achterop de fiets van die [naam slachtoffer] springen, en
- die [naam slachtoffer] om haar middel vastpakken, en
- de fiets van die [naam slachtoffer] tegenhouden, en
- met één of meer, ander(en) om die [naam slachtoffer] heenstaan, en
- het stuur van de fiets van die [naam slachtoffer] vasthouden, en
- die [naam slachtoffer] de weg versperren.
Feit 2.
hij in de periode gelegen tussen 01 september 2003 tot en met 31
oktober 2003 te Rotterdam,
in woningen en kelderboxen,
gelegen aan de [straatnaam] en de [straatnaam]
en [straatnaam],
meermalen,
tezamen en in vereniging met anderen, te weten [naam medeverdachte 1]
en [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3],
door feitelijkheden en door bedreiging met
geweld en bedreiging met andere feitelijkheden iemand, te weten
[naam slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het telkens door hem, verdachte en zijn
mededaders
-brengen en houden van de penis in de vagina van die [naam slachtoffer 2], en
-brengen en houden van de penis in de mond van die [naam slachtoffer 2],
de feitelijkheden en de bedreiging met
geweld en de bedreiging met feitelijkheden hebben
bestaan uit het telkens
-als groep een dreigende en intimiderende houding tegen die
[naam slachtoffer 2] aannemen en
die [naam slachtoffer] richting kelderboxen duwen, en
-door hem of zijn mededaders tegen [naam slachtoffer] zeggen zakelijk weergegeven:
- dat zij gepakt gaat worden als zij niet meewerkt, en
- dat zij het slecht gaat krijgen als zij haar de volgende keer zouden zien
en
- dat zij geslagen wordt als zij geen seks met hem/hen heeft en/of
niet zou verschijnen op afspraak, en
- dat er problemen komen als zij niet met hem/hen mee zou gaan, en
- dat zij zou gaan zien als zij niet zou neuken, en
- dat er foto's gemaakt waren tijdens de seks en dat als zij de afspraken niet
na zou komen die foto's aan iedereen zouden laten zien.
Feit 3. primair
hij in of omstreeks de maand september 2003 te Rotterdam,
in een kelderbox gelegen aan de [straatnaam],
tezamen en in vereniging met anderen te weten [naam verdachte 4]
en [naam verdachte 5],
door bedreiging met geweld iemand, te weten
[naam slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
het brengen en houden van zijn penis in de mond van die [naam slachtoffer 2],
welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het
- door hem tegen die [naam slachtoffer 2] zeggen zakelijk
weergegeven:
- dat zij moest meegaan om verdachte en zijn mededaders te neuken of te
pijpen, anders zou zij worden geslagen en
- dat zij moest wachten met weggaan tot zij [naam medeverdachte 4] en
[naam medeverdachte 5] zou hebben gepijpt en
- dat zij grote problemen zou krijgen als zij die [naam medeverdachte 4] en die
[naam medeverdachte 5] niet zou pijpen.
Feit 4. primair
hij in de periode gelegen tussen 01 september 2003 tot en met 31
december 2003 te Rotterdam,
in een woning gelegen aan de [straatnaam],
tezamen en in vereniging met anderen, te weten [naam medeverdachte 1]
en [naam medeverdachte 2],
door feitelijkheden
en bedreiging met feitelijkheden iemand, te weten
[naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4], heeft gedwongen tot het ondergaan
van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, namelijk het
door hem en zijn mededaders brengen en houden van de
penis in de mond van die [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4],
de feitelijkheden
en de bedreiging met feitelijkheden hebben
bestaan uit het
-als groep een intimiderende houding tegen die [nam slachtoffer 3] en
[naam slachtoffer 4] aannemen, en
-zich opdringen aan die [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4],
en
-vastpakken bij de kleding van die [naam slachtoffer 3], en
-de deur van de slaapkamer waar die [naam slachtoffer 3] zich bevond dichthouden en
voor die deur gaan staan, zodat die [naam slachtoffer 3] die kamer niet kon verlaten,
en
-vastpakken en vasthouden en heen en weer bewegen van het hoofd van die
[naam slachtoffer 3] en vervolgens op boze toon tegen haar zeggen dat zij het
moest doen,
en
door hem en zijn mededader [naam medeverdachte 2]
-trekken aan de kleding van die [naam slachtoffer 4], en
-vervolgens losmaken van haar broek en naar beneden trekken van haar
broek en string, en
-op dwingende toon tegen [naam slachtoffer 4] zeggen dat zij moest gaan zitten en dat zij
toen haar onderkleding was uitgetrokken op hem [naam medeverdachte 2] en op zijn ontblote geslachtsdeel moest komen zitten.
hij in de periode gelegen tussen september 2003 en november 2003 te Rotterdam in een kelderbox gelegen aan de [straatnaam],
tezamen en in vereniging met anderen, te weten [naam medeverdachte 1]
en [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 7],
opzettelijk [naam slachtoffer 5] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en beroofd gehouden,
immers hebben hij en één of meer van zijn mededaders met dat opzet,
-als een groep een dreigende en intimiderende houding tegen die
[naam slachtoffer 5] aangenomen, en
-die [naam slachtoffer 5] vastgepakt en meegetrokken, en
-vervolgens die [naam slachtoffer 5] als groep ingesloten, en
-die [naam slachtoffer 5] de weg versperd, en
-die [naam slachtoffer 5] belet de kelderbox te verlaten doordat hij en één
mededader bij de uitgang zijn gaan staan, en
-tegen die [naam slachtoffer 5] gezegd zakelijk weergegeven dat zij eerder een meisje
hadden opgesloten en alleen maar water en brood hadden gegeven;
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen september 2003 en november 2003 te Rotterdam in een kelderbox gelegen aan de [straatnaam],
tezamen en in vereniging met anderen, te weten [naam medeverdachte 1]
en [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 7],
door feitelijkheden en/of door bedreiging met
geweld of door bedreiging met een andere feitelijkheid iemand, te
weten [naam slachtoffer 5],
heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige
handelingen, namelijk het
betasten van de borsten en de vagina en de billen van die [naam slachtoffer 5]
en door hem en zijn mededaders schuren van de penis tegen de
billen van die [naam slachtoffer 5],
de feitelijkheden en de bedreiging met geweld
of de bedreiging met andere feitelijkheden heeft/hebben bestaan uit het
-als een groep een dreigende en intimiderende houding tegen die
[naam slachtoffer 5] aannemen, en
-die [naam slachtoffer 5] vastpakken en meetrekken, en
-vervolgens die [naam slachtoffer 5] als groep insluiten, en
-die [naam slachtoffer 5] de weg versperren, en
-die [naam slachtoffer 5] beletten de kelderbox te verlaten doordat hij en één
mededader bij de uitgang zijn gaan staan, en
-tegen die [naam slachtoffer 5] zeggen zakelijk weergegeven dat
-zij eerder een meisje hadden opgesloten en alleen maar water en brood hadden
gegeven, en
-zij moest neuken of pijpen voordat zij weg mocht, en
-zij een week in de kelder zou worden opgesloten totdat zij seks had, en
-zij de Smiley Boys waren en zij, [naam slachtoffer 5], zou zien wat er gebeurt als zij
niet mee zou werken.
Feit 7. primair
hij in de maand januari 2004 te Rotterdam,
in een woning gelegen aan de [straatnaam],
tezamen en in vereniging met een ander,
door
bedreiging met feitelijkheden iemand, te weten
[naam slachtoffer 5], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, namelijk het telkens
brengen en houden van de penis in de vagina van die [naam slachtoffer 5],
de bedreiging met feitelijkheden heeft
bestaan uit het
-tegen die [naam slachtoffer 5] zeggen zakelijk weergegeven:
-dat zij haar simkaart pas terug kreeg als zij seks met hen zou hebben en
dat alles dan achter de rug zou zijn, en
-als zij niet kon neuken, zij dan moest pijpen.
Feit 8.
hij op 03 januari 2004 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in het Turks
uitzendbureau, [naam uitzendbureau], gevestigd aan de [straatnaam],
heeft weggenomen een videorecorder en computerkasten en
een monitor en printers,
toebehorende aan [naam uitzendbureau],
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en
inklimming, te weten
door het slot van de toegangsdeur te forceren en vervolgens een ruit van
een afgesloten (binnen)deur in te slaan en
vervolgens via de ontstane opening in die deur naar binnen te klimmen.
Feit 9.
hij in de periode van 01 augustus 2003 tot en met 06 oktober 2003
te Schiedam
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bestelauto,
staande op de [straatnaam],
heeft weggenomen een mobiele telefoon merk Nokia, toebehorende aan Xtra Materieel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging kennelijke verschrij-vin-gen voorkomen, zijn deze in de bewezenverkla-ring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
BEWIJS
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaar-de heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een bijlage bij dit vonnis worden opgenomen.
STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
Feit 1.
Medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Feit 2.
Medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd
Feit 3. primair
Medeplegen van verkrachting
Feit 4. Primair
Medeplegen van verkrachting
Feit 6.
De voortgezette handeling van:
- medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
- medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Feit 7. Primair
Medeplegen van verkrachting
Feit 8.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Feit 9.
Diefstal door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de straf-baarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.
MOTIVERING VAN DE STRAF
De straf die aan de verdachte wordt opge-legd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstan-digheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een reeks van verkrachtingen en aanrandingen. Uit de feitelijke toedracht van de delicten blijkt dat de gebeurtenissen voor de slachtoffers bijzonder beangstigend moeten zijn geweest.
De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededaders zwaar aan dat zij, door hun handelen, een grove inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke bewegingsvrijheid van de nog zeer jonge slachtoffers. Zij hebben hun eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de gevoelens van de meisjes. Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden, naar de ervaring leert, langdurig de psychisch nadelige gevolgen van het gebeurde. Daarnaast versterken de feiten, die door verschillende media zijn besproken, de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee inbraken. Inbraken zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade veel hinder veroorzaken voor de gedupeerden.
Behalve aan de bewezenverklaarde feiten heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan twee berovingen en een inbraak. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat deze feiten niet afzonderlijk zullen worden vervolgd. De verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting bekend. Met de vermelde strafbare feiten wordt rekening gehouden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 11 februari 2004 niet eerder is veroordeeld.
Op dergelijke feiten dient naar het oordeel van de rechtbank in beginsel gereageerd te worden met een jeugddetentie van geruime duur.
Naar de persoon van de verdachte is een persoonlijkheidsonderzoek ingesteld. Op 15 juni 2004 is door M.D. van Ekeren, psychiater, rapport uitgebracht en op 15 juni 2004 is door drs. J. Li, orthopedagoog, gerapporteerd.
In het psychiatrische rapport wordt verdachte omschreven als zwakbegaafd met een gebrekkig inlevingsvermogen, waardoor hij zich geen voorstelling kan maken van de gevolgen die feiten als de onderhavige voor anderen kunnen hebben. Verdachte heeft in de optiek van de rapporteur weliswaar de ongeoorloofdheid van zijn handelen kunnen inzien, hij is echter in mindere mate dan de gemiddelde normale mens in staat geweest om zijn wil in vrijheid, overeenkomstig een dergelijk besef, te bepalen.
De psychiater concludeert dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden aangerekend. De kans op recidive wordt zonder behandeling zeer groot geacht. Geadviseerd wordt om aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen.
De orthopedagoge rapporteert dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid, onvoldoende ontwikkelde egofuncties en problemen in de sociale interactie. Verdachte is gemakkelijk mee te trekken in negatieve impulsen van een groep. Schuld- en schaamtegevoelens lijken bij verdachte te ontbreken en hij toont in zeer beperkte mate slachtofferempathie. Verdachte kan door de gebrekkige ontwikkeling zijn gedrag onvoldoende begrenzen. Derhalve wordt hij verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De kans op recidive wordt zonder behandeling als zeer groot ingeschat. De rapporteur adviseert om aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over, zodat zij verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor de bewezen verklaarde feiten acht.
De rechtbank kan zich echter niet verenigen met het advies van beide rapporteurs om aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te op te leggen. Zij deelt de opvatting van de deskundigen dat, gelet op de gebleken gedragskundige problematiek, behandeling van verdachte noodzakelijk is, maar is van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor jeugdigen hiervoor thans een te zware maatregel is.
Voor die afwegingen is van belang dat bij de aanrandingen en verkrachtingen – hoe ernstig ook – geen geweld is gebruikt. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte al meer dan een half jaar in voorarrest zit. Verdachte wekt de indruk dat hij dit als zwaar ervaart en dat hij reeds om die reden is gemotiveerd om niet nog eens, terzake van dit soort feiten, met politie en justitie in aanraking te komen. Ten tijde van het onderzoek door de deskundigen was dit effect van de detentie er vermoedelijk (nog) niet en kon daarmee dus geen rekening worden gehouden bij het inschatten van de kans op recidive.
Gelet op het voorgaande en teneinde te bevorderen dat verdachte zich in de toekomst van het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten zal onthouden, zal de rechtbank een deel van de op te leggen vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen. Daarbij zal als bijzondere voorwaarde jeugdreclasseringscontact worden opgelegd, om te bewerkstelligen dat verplichte behandeling van de gedragskundige problematiek van verdachte mogelijk is.
Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.
Beroep op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat in het politieonderzoek vormverzuim heeft plaatsgevonden in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en dat het verzuim tot strafvermindering dient te leiden. In zijn optiek zijn de verklaringen van aangeefster [naam slachtoffer 3] bij de politie, blijkens haar verklaring bij de rechter commissaris, onjuist op papier gezet. Haar verklaring bij de politie doet zijns inziens vermoeden dat aangeefster zeer stellig was in haar wens aangifte te doen, wat belastender is voor zijn cliënt dan hetgeen ze bij de rechter commissaris heeft verklaard.
In de aangifte van [naam slachtoffer 3] d.d. 16 februari 2004 staat:
Ik wil aangifte doen van verkrachting. (…) Ik heb er moeite mee om erover te praten. Maar ik wil toch graag aangifte doen.
Bij de rechter commissaris d.d. 15 juni 2004 merkt [naam slachtoffer 3] met betrekking tot deze zinsneden op:
In mijn 1e verklaring staat dat ik aangifte wil doen van verkrachting. (…) Ik heb (…) niet gezegd dat ik graag aangifte wilde doen van verkrachting.
Voorzover de raadsman heeft willen betogen dat uit deze verklaring van aangeefster bij de rechter commissaris kan worden opgemaakt dat aangeefster helemaal geen aangifte wilde doen, mist dit betoog feitelijke grondslag. De enkele omstandigheid dat aangeefster bij de rechter commissaris haar standpunt nuanceert, dan wel dat verbalisanten de nuance “graag” ten onrechte hebben opgenomen in de aangifte, levert niet op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, zodat van strafvermindering om die reden geen sprake kan zijn.
DE VORDERING BENADEELDE PARTIJ [NAAM SLACHTOFFER 1]
Op de wijze voorzien in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting gevoegd als benadeelde partij [naam slachtoffer 1], wonende te [plaatsnaam], [straatnaam en huisnummer], terzake van feit 1. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van €169,00.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid betwist, aangezien de diefstal van de telefoon niet aan verdachte ten laste is gelegd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De benadeelde partij wordt in de vordering niet-ontvankelijk verklaard, nu de gevorderde schade niet door het aan verdachte ten laste gelegde is veroorzaakt.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt de bena-deelde partij veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt. Tot op heden zijn deze kosten begroot op nihil.
DE VORDERING BENADEELDE PARTIJ [NAAM SLACHTOFFER 5]
Op de wijze voorzien in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting gevoegd als benadeelde partij [naam slachtoffer 5], wonende te [plaatsnaam], [straatnaam en huisnummer], terzake van de feiten 6 en 7. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van €24,54 en van immateriële schade tot een bedrag van €5.000,00.
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit geconcludeerd tot afwijzing van de benadeelde partij, daar in zijn optiek het ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit heeft hij geconcludeerd tot matiging van de vordering tot vergoeding van immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade en toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van €4.000,00. Zij heeft voorts gevorderd aan de verdachte de maatregel van schadevergoe-ding op te leggen tot een bedrag van €4.024,54 bij niet-betaling te vervangen door 80 dagen jeugddetentie.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard, dat de vordering zich leent voor behande-ling in dit strafge-ding. Gelet hierop zal worden bepaald dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aange-bracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt de bena-deelde partij veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt. Tot op heden zijn deze kosten begroot op nihil.
DE VORDERING BENADEELDE PARTIJ [NAAM SLACHTOFFER 2]
Op de wijze voorzien in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting gevoegd als benadeelde partij [naam slachtoffer 2], wonende te [plaatsnaam], [straatnaam en huisnummer], terzake van de feiten 2 en 3. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van €481,76 en van immateriële schade tot een bedrag van €5.000,00.
De raadsman van verdachte heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de benadeelde partij, daar in zijn optiek het ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden. Subsidiair heeft hij geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot vergoeding van de telefoon, aangezien deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor het deel dat betrekking heeft op de reiskosten (groot €13,76) en toewijzing van de vordering tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van €5000,00. Voor het overige concludeert de officier van justitie tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan de verdachte de maatregel van schadevergoe-ding op te leggen bij niet-betaling te vervangen door 100 dagen jeugddetentie.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard, dat de vordering zich leent voor behande-ling in dit strafge-ding. Gelet hierop zal worden bepaald dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aange-bracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt de bena-deelde partij veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt. Tot op heden zijn deze kosten begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 56, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 242, 246, 282, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 5 primair en subsidiair ten laste geleg-de feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 6, 7 primair, 8 en 9 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hier-voor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte terzake van de feiten strafbaar;
- veroordeelt de verdachte terzake van de bewe-zen verklaarde feiten tot een jeugddetentie voor de tijd van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal
worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
- stelt daarbij een proeftijd vast en bepaalt dat deze 2 (twee) jaren bedraagt;
- de tenuit-voerlegging kan worden gelast indien:
* de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
* de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Rotterdam/Zuid- Holland afdeling jeugdreclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, hetgeen mede kan inhouden deelname aan een op preventie gerichte behandeling;
- verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuit-voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheids-straf in mindering is gebracht;
- bepaalt dat de resterende detentie bij voorkeur in de dependance Kralingen wordt ten uitvoer gelegd;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdach-te met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie;
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in de kosten door de verdachte ter verdedi-ging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] in de kosten door de verdachte ter verdedi-ging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte ter verdedi-ging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Russell - van der Hoeven, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. Van de Water en De Winkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Slieker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze recht-bank op 14 september 2004.