ECLI:NL:RBROT:2003:AF9391
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.J.W.M. van Dooren
- R.A. Overbosch
- G.C.C. Lewin
- Rechtspraak.nl
Wraking van een kantonrechter in een civiele procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 mei 2003 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van een kantonrechter, ingediend door [verzoeker]. Het verzoek tot wraking werd ingediend naar aanleiding van een procedure tussen de vereniging BUMA als eiseres en [verzoeker] als gedaagde, die aanhangig was bij de rechtbank Rotterdam, sector kanton. Tijdens de rolzitting op 1 april 2003 werd [verzoeker] uitstel verleend tot 29 april 2003 voor het nemen van de conclusie van antwoord. Echter, op de rolzitting van 29 april 2003 heeft [verzoeker] niet geconcludeerd, wat leidde tot de beslissing van de kantonrechter om het vonnis op 13 mei 2003 te wijzen.
Na de rolzitting heeft mr. W.H. van Zundert, de gemachtigde van [verzoeker], meerdere verzoeken tot uitstel ingediend bij de kantonrechter, die zonder motivering werden afgewezen. Dit leidde tot de vrees van [verzoeker] dat de kantonrechter niet onpartijdig was, wat de aanleiding vormde voor het wrakingsverzoek. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen bewijs was voor persoonlijke vooringenomenheid van de kantonrechter, maar dat de afwezigheid van een motivering voor de afwijzing van de verzoeken tot uitstel de schijn van partijdigheid kon wekken.
De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking gegrond was, wat betekende dat een andere kantonrechter dan de betrokken kantonrechter de zaak tussen [verzoeker] en BUMA zou voortzetten. De beslissing van de rechtbank heeft geen invloed op de eerdere beslissing van de rolrechter, waardoor [verzoeker] niet alsnog verweer kan voeren in de zaak tegen BUMA. De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van beslissingen door rechters om de schijn van partijdigheid te vermijden.