ECLI:NL:RBROT:2001:AD6008
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Koning
- A. Holierhoek
- M. Nijssen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte vennootschap wegens gebrek aan bewijs in strafzaak
In deze zaak, behandeld door de meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte vennootschap aangeklaagd onder parketnummer 10.166010/01. De zitting vond plaats op 8 november 2001, waarbij de officier van justitie, mr. Hemelaar, de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde heeft geëist en de bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde, met een voorwaardelijke geldboete van f.250.000,- en een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank heeft ambtshalve overwogen dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging, aangezien de verdachte vennootschap op 10 december 1999 is opgericht en nog steeds bestaat. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, waardoor de verdachte vennootschap van deze beschuldigingen is vrijgesproken.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de handelingen die in de tenlastelegging zijn vermeld, niet kunnen worden toegerekend aan de verdachte vennootschap, omdat deze pas na de relevante periode is opgericht. De enkele betaling door het Ministerie van Defensie op een rekening van de verdachte vennootschap, die eerder op naam van een ander bureau stond, is niet voldoende om de verdachte vennootschap strafrechtelijk verantwoordelijk te houden voor de tenlastegelegde feiten. Het vonnis is uitgesproken op 22 november 2001 door de voorzitter mr. Koning en de rechters mrs. Holierhoek en Nijssen, in aanwezigheid van griffier mr. Hartgers.