ECLI:NL:RBROT:2001:AD6008

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
10.166010/01
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte vennootschap wegens gebrek aan bewijs in strafzaak

In deze zaak, behandeld door de meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte vennootschap aangeklaagd onder parketnummer 10.166010/01. De zitting vond plaats op 8 november 2001, waarbij de officier van justitie, mr. Hemelaar, de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde heeft geëist en de bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde, met een voorwaardelijke geldboete van f.250.000,- en een proeftijd van 2 jaren.

De rechtbank heeft ambtshalve overwogen dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging, aangezien de verdachte vennootschap op 10 december 1999 is opgericht en nog steeds bestaat. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, waardoor de verdachte vennootschap van deze beschuldigingen is vrijgesproken.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de handelingen die in de tenlastelegging zijn vermeld, niet kunnen worden toegerekend aan de verdachte vennootschap, omdat deze pas na de relevante periode is opgericht. De enkele betaling door het Ministerie van Defensie op een rekening van de verdachte vennootschap, die eerder op naam van een ander bureau stond, is niet voldoende om de verdachte vennootschap strafrechtelijk verantwoordelijk te houden voor de tenlastegelegde feiten. Het vonnis is uitgesproken op 22 november 2001 door de voorzitter mr. Koning en de rechters mrs. Holierhoek en Nijssen, in aanwezigheid van griffier mr. Hartgers.

Uitspraak

Parketnummer van de berechte zaak: 10.166010/01
Datum uitspraak: 22 november 2001
Tegenspraak
VONNIS
van de ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen de verdachte vennootschap:
[verdachte vennootschap}
gevestigd te [adres],
ter terechtzitting vertegenwoordigd door haar directeur, [belanghebbende]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 08 november 2001.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte vennootschap is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding onder bovenvermeld parketnummer, zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de
officier van justitie is gewijzigd. Van deze dagvaarding en vordering zijn kopieën in dit vonnis gevoegd
(bladzijden genummerd 1A, 1B, 1C en 1D).
DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Hemelaar heeft gerekwireerd -zakelijk weergegeven- de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde en de bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde en de veroordeling van de verdachte vennootschap tot een geldboete van f.250.000,= voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN DE VERVOLGING
De rechtbank heeft ambtshalve overwogen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging van de verdachte vennootschap, aangezien uit het Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam d.d. 23 januari 2001 blijkt, dat de verdachte vennootschap op 10 december 1999 is opgericht en ter terechtzitting is gebleken, dat deze vennootschap thans nog bestaat.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot
niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie, is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
NIET BEWEZEN
Het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen,
zodat de verdachte vennootschap daarvan dient te worden vrijgesproken.
TOELICHTING OP DE VRIJSPRAAK
De rechtbank heeft met betrekking tot de hierboven vermelde vrijspraak van het aan de verdachte vennootschap tenlastegelegde overwogen dat niet kan worden bewezenverklaard, dat de verdachte vennootschap in de onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde periode, de in de tenlastelegging vermelde handelingen heeft gepleegd.
Uit het Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam d.d. 23 januari 2001 blijkt, dat de verdachte vennootschap pas op 10 december 1999 is opgericht.
De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de onderwerpelijke handelingen, die immers betrekking hebben op de daaraan voorafgegane periode, strafrechtelijk aan de verdachte vennootschap kunnen worden toegerekend.
De enkele omstandigheid dat het Ministerie van Defensie de nota van Kamp, h.o.d.n. C.K.M.S.,
d.d. 08 december 1999 op 28 januari 2000 heeft betaald door storting op de rekening van verdachte, welke rekening tevoren was gesteld op naam van Adviesburo C.K.M.S., doet hieraan niet af.
BESLISSING
De rechtbank:
- VERKLAART de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
· VERKLAART niet bewezen, dat de verdachte vennootschap het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte vennootschap daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Koning, voorzitter en
mrs. Holierhoek en Nijssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hartgers, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2001.