ECLI:NL:RBROT:2000:AA8437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
147320/KG ZA 00-1607
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op aanplant van platanen door de Gemeente Rotterdam op de Willemskade

In deze zaak vorderden de Bewoners, bestaande uit de Vereniging van Eigenaars Williams Estate I, II en III, en de besloten vennootschappen Tulip Inn Rotterdam B.V. en Maritime Hotel Rotterdam B.V., een verbod op de aanplant van platanen door de Gemeente Rotterdam op het oostelijk gedeelte van de Willemskade. De Gemeente was voornemens om in totaal 36 platanen aan te planten in het kader van de herinrichting van de Willemskade. De Bewoners stelden dat de aanplant van platanen hun uitzicht op de Maas zou belemmeren en dat alternatieve boomsoorten, zoals de Italiaanse populier of de watercypres, minder hinder zouden veroorzaken.

De president van de rechtbank oordeelde dat de Gemeente niet in redelijkheid had kunnen besluiten om voor de aanplant van platanen te kiezen. De president stelde vast dat de aanplant van platanen een stoornis in het genot van het eigendom van de Bewoners zou opleveren en dat de door de Gemeente geformuleerde uitgangspunten ook vervuld konden worden met de door de Bewoners voorgestelde alternatieven. De Gemeente werd veroordeeld in de proceskosten en het gevorderde verbod op de aanplant van platanen werd toegewezen, zonder toewijzing van de gevorderde dwangsom.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij gemeentelijke besluiten die invloed hebben op de leefomgeving van bewoners. De president concludeerde dat de Gemeente onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van de Bewoners en dat de gekozen boomsoort niet de beste keuze was in het licht van de voorgestelde alternatieven.

Uitspraak

A R R O N D I S S E M E N T S R E C H T B A N K T E R O T T E R D A M
Zaak/Rolnummer: 147320/KG ZA 00-1607
Uitspraak: 23 november 2000
VONNIS van de president in kort
geding in de zaak van:
1. De Vereniging van Eigenaars
WILLIAMS ESTATE I;
2. De Vereniging van Eigenaars
WILLIAMS ESTATE II en III;
3. de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid TULIP INN ROTTERDAM
B.V.;
4. de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid MARITIME HOTEL
ROTTERDAM B.V.,
alle gevestigd te Rotterdam
eiseressen,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. J.A.M. van der Velden,
- t e g e n -
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE ROTTERDAM,
waarvan de zetel is gevestigd te
Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. R.W. van Harmelen.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende, door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- dagvaarding;
- pleitnotities en producties van mr. Van der Velden;
- pleitnotities en producties van mr. Van Harmelen.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten nog nader toegelicht.
2. De vordering
2.1
Eiseressen sub 1 en 2 vertegenwoordigen de gezamenlijke appartementseigenaars van de aan de Willemskade te Rotterdam gelegen appartementencomplexen Williams Estate I respectievelijk Williams Estate II en III. Eiseressen sub 3 en 4 exploiteren ieder een hotel aan de Willemskade te Rotterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als "de Bewoners".
2.2
De Gemeente is bezig met de uitvoering van de herinrichting van de Willemskade conform het zogenaamde inrichtingsplan Willemskade/Westerstraat. In het kader daarvan is de Gemeentevoornemens om voor genoemde appartementen en hotels in totaal 36 platanen aan te planten.
2.3
De Bewoners verzetten zich niet tegen de aanplant van bomen, maar wel tegen de aanplant van platanen. In dit kort geding vorderen zij dat de Gemeente wordt verboden om op het oostelijk gedeelte van de Willemskade te Rotterdam, gelegen tussen de Maasstraat en het Willemsplein, platanen of vergelijkbare bomen aan te planten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Gemeente in de kosten van deze procedure.
3. De grondslag van de vordering
De Bewoners leggen aan hun vordering in essentie de volgende, zakelijk weergegeven stellingen ten grondslag.
3.1
Met de keuze voor (een dubbele rij) platanen worden de belangen van de Bewoners onevenredig geschaad omdat hun uitzicht op de Maas vanuit en de lichtinval in hun appartementen c.q. hotels in ernstige mate zullen worden belemmerd. Immers, van platanen is bekend dat ze breed uitgroeien en op den duur een aaneengesloten front vormen, en dat is ook de reden dat die (zelfde) platanen weg moeten van hun huidige locatie aan de Kapershoekseweg in Hoogvliet.
3.2
Bedoeld onrechtmatig handelen klemt te meer nu alternatieven mogelijk zijn (de Italiaanse populier of de watercypres) waarmee aan de door de Gemeente geformuleerde uitgangspunten c.q. randvoorwaarden (zie r.o. 5.7) kan worden voldaan.
4. Het verweer van de Gemeente
Voorzover thans van belang voert de Gemeente het volgende verweer.
4.1
Bij de keuze voor de boomsoort die de Willemskade in de oude glorie moeten terugbrengen, is een combinatie van factoren beslissend geweest: de windbelasting, het profiel van de bodem (grondwaterstand en verharding) en de grootte. De plataan kwam daaruit als beste keus.
4.2
Aan de door de Bewoners voorgestelde keuze voor de Italiaanse populier of de watercypres kleven vooral technische bezwaren, omdat die bomen, geplant in de verharding van de kade en de waterkant aldaar niet zullen gedijen. Ten aanzien van de populier geldt bovendien, dat deze niet meer in (nieuwe) bestrating van de Gemeente wordt toegepast omdat de wortels van de populier de bestrating naar boven duwen.
4.3
Voor wat betreft uitzicht en lichtinval is het effect van de plataan op de omgeving nagenoeg geheel gelijk als die van de iepen, die tot het voorjaar van 1999 de Willemskade sierden. Ten tijde van de ontwikkeling van de nieuwbouw van de onderhavige appartementen aan de Willemskade zijn de bomen die het uitzicht beperkten, al uitdrukkelijk onderwerp van gesprek geweest. Ook toen is een verzoek van de projectontwikkelaar om verwijdering van de dubbele bomenrij iepen door de Gemeente afgewezen. De Gemeente mag er dan ook van uitgaan dat de Bewoners ten tijde van de aankoop van hun appartement wisten dat zeer hoge, 35 jaar oude en ten dele in het jaar uitzicht beperkende iepen voor hun deur zouden staan. In elk geval kunnen zij geacht worden ervan op de hoogte te zijn geweest dat, of het nu deze iepen of vervangende bomen zouden zijn, niet het gehele jaar door een vrij uitzicht op de Maas en de Erasmusbrug zou bestaan.
4.4
De situatie in Hoogvliet is niet vergelijkbaar met die aan de Willemskade. In Hoogvliet stonden de platanen in een kleinschalige woonwijk op 3 meter afstand van de perceelsgrens en staken ze boven de 8 meter diepe achtertuinen van de woningen uit. Aan de Willemskade worden de platanen geplant op 18 meter van de gevels in een ruime en monumentale omgeving langs de oever van de Maas. Het is totaal anders of je deze typische stadsbomen langs de Maas zet of in de achtertuin van gezinswoningen in een kleine woonbuurt, aldus de Gemeente.
4.5
De Gemeente voegt daaraan toe dat zij zoveel als redelijkerwijs mogelijk was rekening heeft gehouden met de belangen van de Bewoners (er is naar de Bewoners geluisterd, er worden minder platanen geplant en de Gemeente is bereid frequenter te snoeien) maar dat uiteindelijk het algemeen stedelijk belang bij herstel van de oude groenvoorziening in dit monumentale stadsdeel dient te prevaleren boven het persoonlijk belang van de Bewoners, zulks mede gelet op het jaar 2001 waarin Rotterdam als "culturele hoofdstad" heeft te gelden.
5. De beoordeling
5.1
In dit kort geding gaat het om de aanplant van platanen vóór de aan de Bewoners in eigendom toebehorende appartementen c.q. hotels. Vast staat dat de aanplant van die platanen een stoornis in het genot van het eigendom van de Bewoners zal opleveren. De vraag is echter of sprake is van hinder die jegens de Bewoners onrechtmatig is.
5.2
De president stelt voorop dat het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, afhankelijk is van de aard, de ernst, de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere (plaatselijke) omstandigheden van het geval.
Daarbij is mede van belang of degene die zich over hinder beklaagt, zich ter plaatse heeft gevestigd vóór dan wel ná het tijdstip waarop de hinder veroorzakende activiteiten een aanvang hebben genomen; in dat geval zal hij een zekere mate van hinder eerder hebben te dulden.
5.3
Laatstbedoelde situatie doet zich hier evenwel niet voor. De Gemeente heeft in de loop van 1999 29 zieke iepen gerooid die in dubbele rij aan de Willemskade stonden. De Gemeente is voornemens in de plaats van die iepen nieuwe bomen te planten. Aldus is een geheel nieuwe situatie ontstaan, en dit betekent - in aanmerking genomen dat tussen partijen niet in geschil is dat ter vervanging van die iepen weer bomen worden aangeplant die passen bij het karakter van de kade, en dat het daarbij gaat om de aanplant van een dubbele rij bomen van de eerste categorie (grote bomen) - dat opnieuw een afweging gemaakt moet worden met betrekking tot de keuze van de nieuwe aanplant.
5.4
De Gemeente heeft haar keuze laten vallen op de plataan. In dit kort geding staat centraal de vraag of die keus het resultaat is geweest van een zorgvuldig afwegingsproces.
5.5
De president stelt daarbij voorop dat de ten processe bedoelde appartementen/hotels op een bijzondere locatie zijn gebouwd, namelijk op een locatie die een op zich uniek uitzicht biedt op de Maas. Het moge zo zijn dat bomen langs de kade een essentieel onderdeel vormen van het zogeheten Scheepvaartkwartier en het rivierfront de allure moeten geven die bij het monumentale karakter van de wijk hoort, maar zulks
neemt niet weg dat bij de uitvoering van het inrichtingsplan en met name bij het bepalen van de boomsoort zo min mogelijk hinder of overlast mag worden toegebracht aan de direct betrokkenen: de Bewoners. Bij de keuze van de boomsoort is bijzondere zorgvuldigheid geboden omdat de Bewoners als enigen nadeel van de daartoe aan te planten bomen ondervinden.
5.6
De Bewoners, geconfronteerd met de keus van de Gemeente voor de plataan, hebben de heer H.D. Sneep, directeur van BSI Bomenservice te Baarn ingeschakeld om mogelijke alternatieven te onderzoeken. Dat onderzoek heeft geresulteerd in een rapport d.d. 21 juni 2000.
5.6.1
Sneep komt in zijn rapport ten aanzien van de plataan tot de volgende conclusies:
"Op korte termijn zullen de bomen in elkaar groeien en een aaneengesloten kroon vormen, waardoor geen zicht mogelijk is. Gezien de plantafstand zal een enkele rij het effect verkrijgen van met elkaar vergroeide kronen. In dit geval wordt door de dubbele rij het effect eerder bereikt. Vanaf straatniveau en de eerste woonlaag kan onder de kronen door gekeken worden. Vanaf de 7e woonlaag kan over de kronen uitgekeken worden. Lichttoetreding tot de onderste 3 à 4 woonlagen zal beperkt zijn".
5.6.2
Sneep - en met hem de Bewoners - stelt voor als alternatief de Italiaanse populier of de watercypres aan te planten. Volgens [getuige-deskundige 1] zijn beide soorten goed bestand tegen wind en het stadsklimaat en groeien ze relatief snel. Weliswaar kán de populier (bij een onzorgvuldige groeiplaatsvoorbereiding) problemen met het wegdek veroorzaken, maar zulks geldt ook voor de plataan en destijds de iep; de watercypres zal bij een juiste plantgataanleg niet de verharding opdrukken, aldus [getuige-deskundige 1] in zijn rapport.
5.7
Tijdens de vergadering van de Commissie Buitenruimte van 29 juni 2000 heeft de Wethouder van Onderwijs, Jeugdbeleid, Buitenruimte en Milieu, mevr. E. Kuijper, toegezegd nog eens naar de bezwaren van de Bewoners en de aangedragen alternatieven te kijken, zulks binnen de randvoorwaarden van het inrichtingsplan Willemskade/Westerstraat. Volgens de wethouder (haar brief van 21 juli 2000) hebben drie randvoorwaarden te gelden, te weten het in voldoende mate tegemoet komen aan de (door de gemeente aan zichzelf) opgelegde herplantplicht van 51 bomen (inmiddels teruggebracht tot 36), de profilering en het monumentale karakter van de kade zomede de technische beperkingen van de ondergrond en kademuur.
5.8
De zaak is inmiddels toegespitst op de vervulling van laatstgenoemde randvoorwaarde. Aan de door de Bewoners voorgestelde keuze voor de Italiaanse populier of de watercypres kleeft - aldus de Wethouder namens de Gemeente - het bezwaar dat deze bomen, geplant in de verharding van de kade en de waterkant aldaar niet zullen gedijen. Ten aanzien van de populier geldt in het bijzonder, dat de Gemeente deze boomsoort niet meer in nieuwe bestratingen toegepast omdat de wortels van de populier de bestrating naar boven druk.
5.9
De technische bezwaren van de Gemeente tegen de aanplant van de Italiaanse populier of de watercypres worden door Sneep gemotiveerd weersproken. Bovendien heeft de deskundige van de Gemeente, de heer J.H.W.M. van de Vondervoort, desgevraagd verklaard dat ook andere bomen van de eerste categorie zoals de Italiaanse populier of de watercypres kunnen groeien op de plaats waar de Gemeente de platanen wil planten. Deze deskundige heeft niet betwist dat bij de watercypres geen gevaar bestaat voor het opdrukken van de verharding, en evenmin dat het gevaar van opdrukken bij de Italiaanse populier niet groter is dan bij platanen, mits uiteraard op zorgvuldige wijze aangeplant. Kortom, ter afwering van de vordering van de Bewoners heeft de Gemeente technische bezwaren ingebracht, maar in het licht van hetgeen door bedoelde deskundigen is gerapporteerd respectievelijk ter zitting is verklaard, worden die bezwaren te licht bevonden.
5.1
Nu de door de Gemeente geformuleerde uitgangspunten in beginsel ook vervuld worden indien wordt gekozen voor (één van) de door de Bewoners voorgestelde alternatieve boomsoort(en) die - en daarover bestaat tussen partijen geen verschil van mening - uiteindelijk tot minder -hinder zal leiden dan de platanen waarvoor de Gemeente opteert, leidt het hiervoor overwogene tot de slotsom dat de Gemeente bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om voor de aanplant van platanen te kiezen.
5.11
Hieruit volgt dat het door de Bewoners gevorderde verbod om ter plekke platanen aan te planten, zal worden toegewezen, zij het in voege als hierna in het dictum te melden. De gevorderde dwangsom zal daarbij niet worden toegewezen, omdat de president ervan uitgaat dat de Gemeente zich houdt aan rechterlijke uitspraken. De Gemeente zal als de in het ongelijk stelde partij wel de proceskosten moeten dragen.
6. De beslissing
De president,
verbiedt de Gemeente om op het oostelijk gedeelte van de Willemskade te Rotterdam, gelegen tussen de Maasstraat en het Willemsplein, platanen aan te planten;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de Bewoners begroot op f 467,55 aan verschotten en op f 1.550,- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven, fungerend president, in tegenwoordigheid van mr. T.M. Rijppaert, griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.