ECLI:NL:RBROT:2000:AA8284
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Den Os-Brand
- mrs. Avedissian
- mrs. Blom
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens schending van procesrecht
In deze zaak, behandeld door de meervoudige kamer van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, is de verdachte, geboren in Groot-Brittannië in 1957, ten tijde van het onderzoek gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Torentijd te Middelburg. De rechtbank heeft op 16 oktober 2000 uitspraak gedaan na de terechtzittingen van 21 augustus 2000 en 16 oktober 2000. De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat het niet heeft voldaan aan een bevel van de rechtbank om getuigen op te roepen. Dit bevel was gegeven in een tussenvonnis van 4 september 2000, waarin de rechtbank de oproeping van getuige [getuige 1] en leden van het observatieteam van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond had bevolen. Het Openbaar Ministerie heeft echter geweigerd om aan dit bevel te voldoen, wat volgens de rechtbank de fundamenten van het strafprocesrecht raakt.
De rechtbank heeft overwogen dat de weigering van het Openbaar Ministerie om de getuigen op te roepen, niet alleen de verdachte, maar ook de gemeenschap schaadt, omdat het de naleving van het wettelijke systeem bij de berechting van strafzaken ondermijnt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de enige passende sanctie in deze situatie de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging is. Dit leidt tot de opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die met onmiddellijke ingang wordt vrijgelaten. De uitspraak is gedaan door mr. Den Os-Brand, voorzitter, en mrs. Avedissian en Blom, rechters, in aanwezigheid van griffier De Sain.