ECLI:NL:RBROT:2000:AA7371

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
145374/KG ZA 00-1394
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op werkstakingen en werkonderbrekingen door FNV Bondgenoten

In deze zaak heeft de president van de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2000 uitspraak gedaan in een kort geding tussen P&O North Sea Ferries B.V. en de vereniging FNV Bondgenoten. P&O vorderde een verbod op het oproepen tot en organiseren van werkstakingen door FNV Bondgenoten, die zij als onrechtmatig beschouwde. P&O stelde dat de aangekondigde acties te vroeg waren, aangezien de onderhandelingen met FNV Bondgenoten nog niet waren afgerond en er hoop op overeenstemming bestond. FNV Bondgenoten had op 2 oktober 2000 een ultimatum gesteld en op 5 oktober 2000 aangekondigd actie te ondernemen als P&O niet aan de eisen voldeed. P&O voerde aan dat zij bereid was om aan de eisen tegemoet te komen, maar onder bepaalde voorwaarden die FNV Bondgenoten niet accepteerde.

De president oordeelde dat staking een ultimum remedium is en dat zolang er nog ruimte is voor onderhandelingen, het grijpen naar staking prematuur is. De president concludeerde dat FNV Bondgenoten onvoldoende tijd had gegeven aan P&O om zich voor te bereiden op de aangekondigde acties, aangezien het ultimatum pas op 2 oktober 2000 was verzonden. De president verbood FNV Bondgenoten om tot acties over te gaan tot 10 oktober 2000 en beval hen om reeds gedane aankondigingen in te trekken. Tevens werd het verzoek om een dwangsom te verbinden aan het verbod afgewezen, omdat de president erop vertrouwde dat de vakbeweging zich aan de rechterlijke uitspraak zou houden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

A R R O N D I S S E M E N T S R E C H T B A N K
T E R O T T E R D A M
Zaak/Rolnummer: 145374/KG ZA 00-1394
Uitspraak: 5 oktober 2000
VONNIS van de president in kort
geding in de zaak van:
P&O NORTH SEA FERRIES B.V.,
gevestigd te Rozenburg,
eiseres,
procureur mr. R.E.N. Ploum,
- t e g e n -
de vereniging FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Amsterdam,
mede kantoorhoudend te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. R. van der Stege.
Partijen worden hierna verder aangeduid als "P&O" respectievelijk
"FNV Bondgenoten".
1. Het verloop van het geding
1.1
Dit blijkt uit de navolgende, door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- dagvaarding;
- pleitnotities en producties van mr. Ploum;
- pleitnotities en producties van mr. Van der Stege.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten nog nader toegelicht.
1.2
Gelet op de gestelde spoedeisendheid wordt voor de overige dan de hierna te noemen feiten, omstandigheden en standpunten van partijen verwezen naar de hiervoor onder 1.1 bedoelde stukken. De president heeft aansluitend op de behandeling vonnis gewezen en dit vonnis als volgt gemotiveerd.
2. Het geschil
2.1
Samengevat vordert P&O om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- FNV Bondgenoten te verbieden over te gaan tot het oproepen tot, organiseren van en/of het ondersteunen van werkstakingen of werk-onderbrekingen en/of daaraan verwante acties;
- FNV Bondgenoten te bevelen om de reeds gedane aankondiging c.q. oproepingen c.q. steunverklaringen terzake in te trekken en haar leden te bewegen niet deel te nemen aan bedoelde acties;
- aan deze veroordelingen een dwangsom te verbieden van f 500.000,- voor elk handelen of nalaten in strijd met dit verbod en bevel;
- FNV Bondgenoten te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.2
Aan haar vordering legt P&O - samengevat - ten grondslag de stelling dat de aangekondigde acties onrechtmatig zijn omdat te vroeg naar het middel van staking is gegrepen.
2.2.1
Het slot van de onderhandelingen tussen P&O en FNV Bondgenoten was in zicht. Nadat FNV Bondgenoten maandagmiddag 2 oktober 2000 een ultimatum had gesteld, heeft P&O - rekening houdend met haar slechte financiële omstandigheden, mede ingegeven door hoge brandstofkosten en het wegvallen van de dutyfree verkopen - becijferd of zij aan dit ultimatum gehoor kon geven. Zij heeft toen besloten dat te doen en aldus aan alle door FNV Bondgenoten gestelde voorwaarden te doen, zij het onder de in haar ogen minieme en gegeven de omstandigheden redelijke voorwaarde dat P&O elders binnen de onderneming een kostenbesparende operatie zou kunnen doorvoeren. P&O heeft dit op woensdagochtend 4 oktober 2000, tijdens het laatste overleg, aan FNV Bondgenoten laten weten.
2.2.2
Kort gezegd komt die operatie erop neer dat een deel van het takenpakket van de controleurs (afhandeling van inkomende vracht aan de poort) wordt overgeheveld naar administratieve medewerkers van de vrachtafdeling. Dit leidt tot een aanzienlijke kostenbesparing welke overigens niet gepaard gaat met minder salaris voor de controleurs, laat staan dat zij zouden moeten afvloeien, aldus P&O.
2.3
FNV Bondgenoten concludeert tot afwijzing van de gevorderde voorzieningen. FNV Bondgenoten stelt, zakelijk weergegeven, dat zij onder de gegeven omstandigheden recht heeft om tot het voeren van actie over te gaan.
2.3.1
FNV Bondgenoten heeft op 27 september 2000 al aan P&O laten weten dat indien P&O niet aan de gestelde eisen tegemoet zou komen, op 5 oktober 2000 acties zouden volgen. Het ultimatum is op 2 oktober 2000 schriftelijk aan P&O medegedeeld. P&O is derhalve voldoende tijd gegund om zich op een staking voor te bereiden, aldus FNV Bondgenoten.
2.3.2
FNV Bondgenoten voegt daaraan toe dat zij er geen genoegen mee hoeft te nemen dat P&O kort voor het verstrijken van het ultimatum met een nieuw voorstel komt danwel voorwaarden
stelt aan het inwilligen van gestelde eisen. Immers, op deze manier kan P&O de zaak eindeloos rekken.
Bovendien is de door P&O gestelde voorwaarde in feite een on-eigenlijke voorwaarde. Anders dan P&O, die overeenstemming op dit punt onlosmakelijk verbonden acht met de totstandkoming van de CAO, is FNV
Bondgenoten van mening dat voor een verschuiving van werkpakketten eerst het WOR-traject dient te worden gevolgd.
2.3.3
Subsidiair stelt FNV Bondgenoten zich op het standpunt dat nu in het petitum van de dagvaarding geen enkele beperking is opgenomen, het gevorderde verbod te algemeen is. Tot slot heeft FNV Bondgenoten verzocht geen dwangsommen aan een veroordeling te verbinden omdat zij aan een dergelijk vonnis gehoor pleegt te geven.
3. De beoordeling
3.1
Tussen partijen is ruim anderhalf jaar geleden een soortgelijke kwestie als de onderhavige onderwerp van geschil geweest. In die zaak heeft de president bij vonnis van 25 maart 1999 uitspraak gedaan. De volgende, in dat vonnis gestelde uitgangspunten (thans geparafraseerd) blijven onverkort gelden.
3.1.1
Staking is een ultimum remedium in geval overleg tussen partijen geen uitkomst meer biedt. Zolang het nog zinvol is te onderhandelen, is het grijpen naar het middel van staking prematuur. Acties mogen niet dis-proportioneel zijn in tijdsduur en de mate waarin die acties worden gevoerd. Indien aan die voorwaarden is voldaan kunnen acties in beginsel slechts worden verboden indien de voorbereidingstijd voor de werkgever te kort was.
3.2
De president stelt vast dat FNV Bondgenoten het verstrijken van het door haar gestelde ultimatum (5 oktober 2000) als aanvangsmoment voor haar acties heeft genomen. Dit is in de omstandigheden van het onderhavige geval niet aanvaardbaar.
Vóór het verstrijken van een ultimatum, en met name ook zeer kort daarvoor, kan er hoop op overeenstemming zijn. P&O was voornemens - zij het onder een nader te stellen voorwaarde - om tegemoet te komen aan de eisen van FNV Bondgenoten. P&O heeft haar - voor FNV Bondgenoten geheel nieuwe - voorstel daags voor het verstrijken van het ultimatum op tafel gelegd. Mede in aanmerking genomen dat op voorhand niet uitgesloten kon worden geacht dat FNV Bondgenoten met het voorstel zou kunnen instemmen, is het onder die omstandigheden niet redelijk van P&O te verlangen dat zij het resultaat van haar voorstel niet zou afwachten maar alvast voorbereidingsmaatregelen zou treffen.
3.3
In een situatie als de onderhavige komt het in beginsel gewenst voor om ná het verstrijken van het ultimatum een aanvangsdatum voor de acties te noemen, en daarbij een zodanig redelijke termijn in acht te nemen dat de wederpartij maatregelen kan treffen. Een uitzondering op genoemd beginsel kan zijn, dat acties onmiddellijk een aanvang zouden moeten nemen. Maar van een dergelijke noodzaak is niet gebleken. Als het niet steekt op een dag meer of minder dat is er ook geen wezenlijk belang om het verstrijken van het ultimatum direct te laten volgen door acties.
3.4
Hoewel voorstelbaar is dat FNV Bondgenoten er geen genoegen mee wenst te nemen indien P&O (kort) voor het verstrijken van een ultimatum met een nieuw voorstel komt (zie 2.3.2), doet dit aan het hiervoor overwogene niet af. Zoals gezegd is niet gebleken van enige noodzaak om op deze korte termijn tot actie over te gaan. Desgevraagd is zijdens FNV Bondgenoten op dit punt niet meer verklaard dan dat de bond
een planning moet maken, haar leden in kennis moet stellen en het actiekader in kaart moet brengen, maar dat betekent nog niet dat er ook een noodzaak was om de onderhavige acties direct na het verstrijken van het ultimatum te laten plaatsvinden. Bovendien, mede gelet op het gegeven dat het door FNV Bondgenoten gestelde ultimatum eerst op 2 oktober 2000 schriftelijk aan P&O is verzonden, gaat de president voorshands ervan uit dat het P&O niet eerder dan op 2 oktober 2000 echt duidelijk was dat het op 5 oktober 2000 menens zou worden. En zoals gezegd: die termijn is te kort.
3.5
Deze overwegingen leiden tot de hierna in het dictum te melden beslissing. Nu de ervaring leert dat de vakbeweging zich houdt aan rechterlijke uitspraken is het onnodig een dwangsom te verbinden aan het tijdelijke verbod van het voeren van acties. Voorts ziet de president in de omstandigheden van dit geval aanleiding om de proceskosten te compenseren.
4. De beslissing
De president,
verbiedt FNV Bondgenoten vanaf heden en zulks tot 10 oktober 2000 om over te gaan tot het oproepen tot, het organiseren van en/of het ondersteunen van werkstakingen of werkonderbrekingen en daaraan verwante acties;
beveelt FNV Bondgenoten om de ten processe bedoelde reeds gedane aankondiging c.q. oproepingen c.q. steunverklaringen in te trekken, zomede haar leden te bewegen niet deel te nemen aan de ten processe bedoelde acties;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten aldus dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mendlik, president, in tegenwoordigheid van mr. T.M. Rijppaert, griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
220