MOTIVERING VAN DE STRAF
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten tijde van het tenlastegelegde onder 1 en 2 behoorde verdachte tot de vaste kern van een groep die zich -voorafgaand aan de ten laste gelegde gewelddadigheden op het station Vlaardingen Oost- te buiten is gegaan aan sterke drank. Op weg naar het station Vlaardingen Oost en in de winkel De Wizzl aldaar heeft een deel van deze groep (waaronder verdachte) zich al misdragen. In het station heeft de groep zich verzameld op of bij de trap naar het perron en wel zodanig dat treinreizigers, waaronder de latere slachtoffers [slachtoffer 2 en 3] er nauwelijks langs konden.
Hier zijn de vijandigheden tegenover deze slachtoffers, die hiertoe geen enkele aanleiding hadden gegeven, begonnen. Op het perron is de agressie -wederom zonder enige aanleiding- geculmineerd. [slachtoffer 2 en 3] zijn door de schreeuwende en gillende groep waartoe verdachte behoorde ingesloten. De sfeer werd steeds bedreigender en in deze sfeer heeft [slachtoffer 2] op een gegeven moment een zeer harde klap tegen de linkerkant van het hoofd gekregen. Deze klap bleek later fataal.
[slachtoffer 2] is als gevolg hiervan overleden.
Met deze ene klap is een jong leven weggevaagd, is onherstelbaar en onvoorstelbaar leed veroorzaakt.
Alleen een medeverdachte wordt verantwoordelijk gehouden voor deze zware mishandeling, maar het is de groep geweest die deze sfeer van gewelddadigheid heeft geschapen. Alle verdachten hebben zich ten opzichte van de slachtoffers gewelddadig gedragen. Zij hebben bij dit geweld verschillende rollen gespeeld.
Voor allen geldt dat zij geweld hebben gebruikt om het geweld.
Het was geweld als doel op zichzelf.
Dit gebeuren heeft de maatschappij diep geschokt en de daarin bestaande gevoelens van onveiligheid aanzienlijk vergroot. Dergelijk geweld kan en mag onder geen voorwaarde worden getolereerd.
Verdachte heeft niet deelgenomen aan de zware mishandeling die de dood van [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad. Wel is hij medeverantwoordelijk voor het openlijk geweld tegen [slachtoffer 2 en 3].
Hij heeft op de trap al een aandeel gehad in het aanwakkeren van de agressie en in ieder geval de volgende rol bij het openlijk geweld gespeeld. Hij is op het perron gekomen, is opgedrongen en om [slachtoffer 2 en 3] heen gaan staan, zodat zij niet meer weg konden.
Bovengenoemde feiten staan niet op zichzelf. Al eerder en wel op 27 november 1999 heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict, te weten poging tot doodslag. Ook voor dit misdrijf bestond geen enkele aanleiding.
Hij heeft toen samen met een ander de heer [slachtoffer 1] vanaf een kade met een steile muur naar beneden in het koude water van een haven geduwd en is gewoon doorgelopen.
Dat de heer [slachtoffer 1] aan de verdrinkingsdood is ontsnapt doordat hij goed kon zwemmen en toevallig een kabel van een boot kon grijpen is niet aan verdachte te danken.
Verdachte heeft zeer ernstige misdrijven gepleegd, die een onuitwisbare indruk op de slachtoffers moeten hebben gemaakt. Hierop kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, temeer daar verdachte meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten en daarvan kennelijk niets geleerd heeft.
Bij het opleggen van de straf is rekening gehouden met de inhoud van het omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 3 maart 2000.
Alles overziend acht de rechtbank na te melden straf passend en geboden.