2.3.2
De in het artikel opgenomen verdenkingen jegens eiser zijn door justitie reeds lang gesignaleerd en vormen al geruime tijd onderdeel van uitgebreide justitiële aandacht en onderzoek. Hieruit volgt dat er geen maatschappelijk belang bij publicatie van het artikel bestond en dat deze publicatie derhalve noodzakelijk noch gerechtvaardigd was.
2.3.3
Gedaagde heeft, nu zij haar informatie slechts uit één bron heeft verkregen, niet voldaan aan haar onderzoeksplicht.
Het artikel is gebaseerd op informatie uit een proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten Divisie Centrale Recherche Informatie d.d. 19 juni 1997.
In dit proces-verbaal wordt het ambtsbericht van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (hierna BVD) - waarop in het onder 2.1 bedoelde artikel wordt gedoeld - weergegeven.
In het artikel heeft gedaagde hele passages uit dit ambtsbericht letterlijk overgenomen, waarbij door gedaagde echter niet is vermeld dat de BVD dit ambtsbericht heeft opgesteld naar aanleiding van informatie die de BVD in 1995 heeft vernomen. Door het jaartal 1995 niet in het artikel te vermelden wekt gedaagde ten onrechte de suggestie dat de informatie veel recenter is.
Daarnaast heeft gedaagde haar lezers bewust en opzettelijk misleid door een essentiële zinsnede uit het ambtsbericht van de BVD in het artikel weg te laten. Het betreft de vermelding dat de BVD de betrouwbaarheid en de waarde van de gerelateerde informatie niet heeft onderzocht en zij de juistheid van de informatie niet kan beoordelen. Gedaagde heeft de informatie niettemin zonder enig voorbehoud in het gepubliceerd.
2.3.4
Gedaagde heeft het beginsel van hoor en wederhoor geschonden doordat eiser geen mogelijkheid is geboden om voordat het bestreden artikel op de voorpagina van de krant werd geplaatst te reageren op de vergaande beschuldigingen die in het artikel jegens hem worden geuit.
2.4
Gedaagde heeft de stellingen van eiser gemotiveerd weersproken en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot rectificatie met veroordeling van eiser in de kosten van deze procedure. Hiertoe heeft gedaagde - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
2.4.1
De vordering van eiser behelst een niet nader gespecificeerd verzoek om rectificatie. Eiser heeft in de dagvaarding verzuimd aan te geven welke van de uit het krantenartikel geciteerde beweringen onjuist zouden zijn. Een ongespecificeerde rectificatie kan in verband met de strenge eisen van het te dezen toepasselijke artikel 10 lid 2 EVRM niet worden toegewezen. De rectificatie voldoet immers niet aan de toegankelijkheids- envoorzienbaarheidseis.
2.4.2
Voorzover eiser bedoeld zou hebben dat een krant op dit moment niet zou mogen publiceren dat het vermoeden bestaat dat eiser miljoenen guldens aan de drugshandel heeft overgehouden, is dat een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van meningsuiting.
2.4.3
Eiser heeft geen belang bij een rectificatie en rectificatie heeft geen enkel schadevergoedend of schadebeperkend aspect. Gelet op de aanhoudende stroom van berichten rondom de persoon van eiser, voegt een rectificatie van het bericht van 23 februari 2000 in het geheel niets toe aan het beeld dat van eiser de laatste jaren in de pers is geschetst.
Voorts blijkt uit niets dat de processuele positie van eiser in de thans tegen hem aanhangige meineed-procedure door het artikel van gedaagde zou zijn geschaad.
Het artikel heeft geen betrekking op deze meineed-procedure en het feitenbestand in de meineed-procedure is van een veel specifiekere aard dan uit het bericht blijkt.