ECLI:NL:RBROT:1999:AA3679
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Th.G.M. Simons
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in geschil over digitale doorgifte van televisieprogramma's
In deze zaak heeft de president van de Rechtbank Rotterdam op 14 september 1999 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Het geschil betreft de bindende aanwijzingen die de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) aan verzoekster, een aanbieder van een omroepnetwerk, heeft gegeven met betrekking tot de digitale doorgifte van televisieprogramma's van Canal+ Nederland B.V. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanwijzingen en verzocht om schorsing van de aanwijzing die hen verplichtte om met ingang van 15 september 1999 digitale doorgifte van de programma's van Canal+ te verzorgen. De president heeft vastgesteld dat de bindende aanwijzing een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de verzoekster niet heeft aangetoond dat digitale doorgifte op korte termijn technisch niet mogelijk zou zijn. De president heeft geoordeeld dat de belangen van Canal+ zwaarder wegen dan die van verzoekster en dat de aanwijzing van OPTA op goede gronden is gegeven. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de president heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.