ECLI:NL:RBROT:1999:1

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 augustus 1999
Publicatiedatum
13 februari 2017
Zaaknummer
PREMIE 97/2925
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.P.M. van de Kerkhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen premienota's en boetenota's inzake sociale verzekeringen

In deze zaak heeft eiseres, een scheepsreparatiebedrijf, beroep ingesteld tegen besluiten van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (vertegenwoordigd door GAK Nederland B.V.) die premies en administratieve boetes over de jaren 1990, 1991 en 1992 hebben nagevorderd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de correctienota's en boetenota's, maar deze zijn door verweerder ongegrond verklaard en niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die in eerdere uitspraken het beroep kennelijk gegrond heeft verklaard en het bestreden besluit heeft vernietigd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voortgezet en eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door A.M. van den Heuvel van GAK.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waarbij eiseres aanvoert dat de bedragen die zijn uitbetaald aan Poolse werknemers en andere uitgaven niet als loon kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onkostenvergoeding door eiseres niet is aangetoond en dat de brutering van de lonen door verweerder gerechtvaardigd was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. C.P.M. van de Kerkhof en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 1999. Eiseres en verweerder hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: PREMIE 97/2925-S2
Uitspraak
in het geding tussen
[eiseres] , gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,
gemachtigde drs J. van Leeuwaarden, belastingadviseur te Capelle aan den IJssel,
en
het Landelijk instituut sociale verzekeringen (vertegenwoordigd door GAK Nederland B.V.), verweerder.

1.Ontstaan en loop van de procedure

Bij correctienota’s van 26 oktober 1994 heeft verweerder over 1990, 1991 en 1992 premies inzake de Werkloosheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet en de Ziekenfondswet nagevorderd.
Tegen deze besluiten heeft eiseres bij brief van 4 november 1994 bezwaar gemaakt.
Bij boetenota’s van 21 oktober 1996 heeft verweerder met betrekking tot de hiervoor genoemde jaren administratieve boetes van 25% opgelegd.
Tegen deze besluiten heeft eiseres bij brief van 19 december 1996 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 30 mei 1997 (kenmerk ARA pbz/min Wg 19-127.185.46-01-01 P.596.004.55 en P.596.005.55) heeft verweerder de bezwaren tegen de correctienota’s ongegrond verklaard en de bezwaren tegen de boetenota’s niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij brief van 8 juli 1997 (ingekomen bij de rechtbank op 9 juli 1997) beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 31 oktober 1997 een verweerschrift ingediend.
Bij uitspraak van 27 februari 1998 heeft de rechtbank het beroep kennelijk gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
Bij uitspraak van 28 september 1998 heeft de rechtbank het hiertegen door verweerder ingestelde verzet gegrond verklaard.
Het onderzoek is vervolgens voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 1999. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M. van den Heuvel van liet GAK, hoofdkantoor Amsterdam.

2.Overwegingen

Eiseres exploiteert een scheepsreparatiebedrijf. Zij verzorgt het onderhoud gedurende de korte tijd dat een schip aan de wal ligt. De werkzaamheden vinden hoofdzakelijk in Rotterdam plaats, maar ook in buitenlandse havens. De onderhoudswerkzaamheden bestaan uit lassen, verven en onderhoud aan motoren, waarvoor minder gespecialiseerd personeel nodig is.
Naar aanleiding van een in 1994 gehouden looncontrole heeft verweerder het premieloon over de jaren 1990 tot en met 1992 gecorrigeerd omdat een door eiseres als vaste en algemene onkostenvergoeding aangemerkte betalingen door verweerder zijn aangemerkt als loon en omdat de door eiseres in haar administratie als anonieme lonen verantwoorde betalingen welke eiseres niet had aangemerkt als loon ingevolge de sociale verzekeringswetten, door verweerder als premieplichtig loon is aangemerkt.
In verband hiermee heeft verweerder de premienota’s over de jaren 1990 tot en met 1992 gecorrigeerd en over deze jaren administratieve boetes opgelegd.
Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen, voorzover daarbij haar bezwaren tegen de correcties van de premielonen over de jaren 1990, 1991 en 1992 ongegrond zijn verklaard. Zij heeft aangevoerd dat het hier gaat om bedragen, die zijn uitbetaald aan van het Poolse bedrijf [bedrijf] ingehuurde specialisten en hun hulpen, alsmede uitgaven voor steekpenningen en opnames die zijn gedaan door de directeur-aandeelhouder, welke bedragen naar de mening van eiseres niet kunnen worden beschouwd als loon in de zin van de sociale verzekeringswetten. Volgens eiseres heeft verweerder voorts ten onrechte gebruteerd.
De rechtbank beperkt zich tot het punt van geschil, zijnde correcties van het premieloon in verband met het als premieplichtig loon aanmerken van de onkostenvergoeding en de anonieme betalingen.
In grote lijnen kan de rechtbank zich verenigen met wat verweerder hierover heeft gesteld. Daaraan voegt zij het volgende toe.
Nu eiseres geen enkele onderbouwing heeft gegeven aan hetgeen zij heeft gesteld ten aanzien van de anonieme betalingen mag verweerder zich op het standpunt stellen dat het gaat om verzekeringsplichtig loon. Steekpenningen en kasopnames door de directeur zijn weliswaar geen loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, maar eiseres heeft op geen enkele wijze aangetoond dat de als anonieme lonen in zijn administratie verantwoorde betalingen in feite deze posten betroffen. Evenmin heeft eiseres haar stelling dat de betalingen aan Poolse werknemers eigenlijk voorschotten zijn en dat de lonen door [bedrijf] zijn betaald aannemelijk gemaakt met bewijsmateriaal. Bovendien zou hiermee slechts een deel van de anonieme betalingen getraceerd zijn, omdat eiseres volgens haar zeggen naast deze Poolse werknemers gebruik maakte van andere werknemers.
Ten aanzien van de als loon aangemerkte onkostenvergoeding merkt de rechtbank op dat eiseres zelfs geen begin van bewijs heeft getoond dat tegenover deze vergoeding ook daadwerkelijk onkosten hebben gestaan.
Wat betreft de bezwaren van eiseres tegen de brutering wijst de rechtbank er allereerst op dat eiseres pas in beroep met deze bezwaren is gekomen. Zoals eiseres voorts zelf heeft aangegeven heeft zij met haar werknemers nettoloonafspraken gemaakt; eiseres wilde dus het gehele uitbetaalde bedrag aan haar werknemers ten goede laten komen en zij zal niets meer op haar werknemers kunnen verhalen. Onder deze omstandigheden is het ingevolge vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep aan verweerder toegestaan tot brutering over te gaan.
Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

3.Beslissing

De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr C.P.M. van de Kerkhof.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr W.J.J. van der Stappen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 1999.
De griffier: De rechter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - waaronder in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.