ECLI:NL:RBROE:2012:BY7789

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
25 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 562
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding na overstroming van de Maas in januari 2011

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 25 oktober 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoedbaarheid van schade aan een terras na de overstroming van de Maas in januari 2011. Eiser had een tegemoetkoming van € 1.071,00 ontvangen voor schade aan zijn woning, maar was van mening dat ook de schade aan zijn terras vergoed diende te worden. De rechtbank constateert dat de omvang van de schade, zoals vastgesteld door een deskundige, niet in geschil is. De kern van het geschil betreft de vraag of het terras onder het begrip 'woning' valt zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, sub a, van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts). De rechtbank overweegt dat het begrip 'woning' niet nader is gedefinieerd in de Wts en dat men in beginsel moet uitgaan van de normale spraakgebruik. De rechtbank concludeert dat een woning in de gebruikelijke zin een gebouw of een onderdeel daarvan is waarin gewoond wordt. De rechtbank vindt geen aanknopingspunten in de parlementaire geschiedenis die de stelling van eiser ondersteunen dat het terras ook onder het begrip woning valt. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de schade aan het terras niet vergoed kan worden op basis van de Wts. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 / 562
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 oktober 2012 in de zaak tussen
[naam en woonplaats eiser], eiser,
en
de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: J. den Haan)
Procesverloop
Bij besluit van 23 november 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser op diens aanvraag een tegemoetkoming in de schade en kosten als gevolg van de overstroming van de Maas in januari 2011 toegekend ter hoogte van € 1.071,00.
Bij besluit van 26 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2012. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser heeft schade geleden aan zijn woning en het daarbij behorende terras als gevolg van de overstroming van de Maas in januari 2011. De woning van eiser is gelegen binnen het door verweerder bij de Regeling tegemoetkoming schade bij overstroming van de Maas in januari 2011 (hierna: de Regeling) vastgestelde schadegebied als bedoeld in de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts). Eiser heeft middels het daartoe bestemde formulier op 14 juli 2011 bij verweerder melding gemaakt van de door hem als gevolg van die overstroming geleden schade. Naar aanleiding van deze melding heeft een schade-expert de kosten van herstel aan het woonhuis begroot op € 1.190,00 en het herstel van het terras begroot op € 4.400,00. Eiser heeft vervolgens op 24 augustus 2011 aan verweerder een tegemoetkoming van € 5.590,00 gevraagd.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een tegemoetkoming toegekend ter hoogte van € 1.071,00. Die tegemoetkoming bedraagt 90% van de herstelkosten aan het woonhuis. De herstelkosten van het terras heeft verweerder blijkens de bijlage bij het primaire besluit van vergoeding uitgesloten omdat het terras niet valt onder de schade- en kostencategorieën als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Wts.
3. In bezwaar heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat het terras, anders dan verweerder van opvatting is, wel tot de woning behoort, zodat de schade op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wts voor vergoeding in aanmerking komt. Eiser heeft namelijk in 2006 een bouwvergunning voor het terras moeten aanvragen omdat het terras een bouwwerk is dat vast aan de woning gemaakt moest worden. Verder heeft eiser erop gewezen dat de deskundige die de schade heeft opgenomen, van mening was dat het terras ook een schadeobject is en dat de daaraan opgelopen schade voor vergoeding in aanmerking komt.
4. Verweerder heeft het bezwaar bij het bestreden besluit ongegrond verklaard en voor zijn standpunt dat de schade aan het terras niet vergoedbaar is verwezen naar de toelichting bij artikel 4 van de Wts. De omstandigheid dat de deskundige de schade aan het terras heeft opgenomen, betekent volgens verweerder niet dat die schade ook voor vergoeding in aanmerking komt. Door de deskundige zijn geen toezeggingen over de vergoedbaarheid gedaan en de deskundige is daar ook niet toe bevoegd. Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan volgens verweerder dan ook niet slagen.
5. Eiser voert in beroep onder meer aan dat onduidelijk is op welk deel van de Memorie van Toelichting verweerder zijn in het bestreden besluit ingenomen standpunt baseert. Verder hanteert verweerder volgens eiser een onjuiste uitleg van het begrip woning.
6. De rechtbank stelt vast dat de omvang van de door eiser geleden schade, zoals deze is vastgesteld door de deskundige, niet in geschil is. Partijen verschillen enkel van mening over de vergoedbaarheid van de schade aan het terras en in verband daarmee over de vraag of onder het in artikel 4, eerste lid, sub a, van de Wts gebruikte begrip woning al dan niet het daarbij gelegen terras dient te worden begrepen. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
7. Het begrip woning is in de Wts niet nader gedefinieerd. In beginsel dient dan te worden uitgegaan van wat in het normale spraakgebruik met woning wordt bedoeld, tenzij in de parlementaire geschiedenis van de Wts ondubbelzinnige aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor een andere uitleg. Naar het oordeel van de rechtbank wordt in het normale spraakgebruik met woning een gebouw (huis) of een onderdeel van een gebouw (appartement) bedoeld, waarin gewoond wordt. De rechtbank vindt daarvoor een aanknopingspunt in de definitie van woning zoals die in de “van Dale online” is gegeven. Daar is een woning omschreven als een ruimte waar men woont, meestal een huis of deel van een huis. In de parlementaire geschiedenis (de Nota naar aanleiding van het verslag, kamerstuk 25159, nr. 5 pagina 20) is met betrekking het begrip woning in de Wts het volgende vermeld:
“De leden van de PvdA- en de VVD-fractie vragen zich af of onder het begrip woning als bedoeld in onderdeel a ook de tot de woning behorende onroerende zaken als tuinen, opritten en tuinhuisjes vallen. Het antwoord op deze vraag luidt ontkennend. De reden hiervoor is dat het kabinet het niet redelijk acht van de gemeenschap financiële hulp te
verlangen voor die zaken die niet direct behoren tot de primaire woonfunctie”
De rechtbank concludeert hieruit dat de wetgever in de Wts het begrip woning heeft gehanteerd zoals in het normale spraakgebruik. Voor het standpunt van eiser dat ook het terras onder het begrip woning valt zijn in het normale spraakgebruik noch in voormelde parlementaire geschiedenis bij de Wts aanknopingspunten te vinden. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat artikel 4, eerste lid, sub a, van de Wts geen grondslag biedt voor een tegemoetkoming in de schade aan het terras van eiser.
8. Niet valt in te zien dat het enkel niet vermelden in het bestreden besluit van de exacte vindplaats van de door verweerder aangehaalde passage uit de parlementaire geschiedenis, een gebrekkige motivering van het besluit tot gevolg heeft.
9. Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat de schade aan de buiten de woning gelegen trap, die toegang geeft tot de woning, wel is vergoed en kennelijk wel onder de definitie woning valt. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat die kosten wel zijn vergoed, niet de conclusie rechtvaardigt dat het terras dus ook onderdeel uitmaakt van de woning. Zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft uitgelegd, zou de trap kunnen worden beschouwd als onderdeel uitmakend van de woonfunctie, omdat uitsluitend via deze trap de woning van eiser betreden kan worden. Zelfs als die uitleg niet juist zou zijn, kan dit eiser niet baten. De rechtbank volgt de gemachtigde van verweerder namelijk eveneens in haar betoog dat verweerder een eventuele door hem ten gunste van eiser gemaakte fout bij de toekenning van schadevergoeding, niet hoeft te herhalen.
10. Het beroep van eiser op het zogenaamde lex certa-beginsel kan evenmin slagen, alleen al omdat dit legaliteitsbeginsel enkel een rol speelt bij punitieve sancties, hetgeen hier niet aan de orde is.
11. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, zal de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer (voorzitter), en mr. T.M. Schelfhout en mr. C.M. Nollen, leden, in aanwezigheid van mr. C.H.M. Bartholomeus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2012.
w.g. mr. C.H.M. Bartholomeus,
griffier w.g. mr. M.C.M. Hamer,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 25 oktober 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.