ECLI:NL:RBROE:2012:BY6635

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
13 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 80 einduitspraak
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing uitkeringsverzoek op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 13 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de afwijzing van een uitkeringsverzoek op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres had op 1 juni 2011 een verzoek ingediend voor een uitkering, maar dit werd door verweerder afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd eveneens ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 19 april 2012 was eiseres niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door P.J.L.H. Coenen. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 14 juni 2012 verweerder de gelegenheid gegeven om een geconstateerd gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft vervolgens aanvullende informatie en onderzoeksgegevens ingediend, waaruit bleek dat eiseres in staat zou zijn om bepaalde functies te vervullen zonder verlies aan verdienvermogen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen. Hoewel verweerder het geconstateerde gebrek had hersteld, was de rechtbank van mening dat de beoordeling van de geschiktheid van de functies niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.092,50, en moet verweerder het griffierecht van € 41 vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 / 80 WIA
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2012 in de zaak tussen
[naam], te Venlo, eiseres
(gemachtigde: mr. R.A.N.H. Verkoeijen),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Venlo), verweerder
Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eiseres om in aanmerking te komen voor uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Bij besluit van 12 december 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2012. Eiseres is niet in persoon verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.J.L.H. Coenen.
Op 14 juni 2012 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarbij verweerder in de gelegenheid is gesteld een in het bestreden besluit voorkomend gebrek te (laten) herstellen.
Bij brief van 9 juli 2012 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld gebruik te willen maken van de mogelijkheid het in de tussenuitspraak aangegeven gebrek te herstellen. Bij dezelfde brief heeft verweerder nadere informatie verstrekt en aanvullende stukken aan de rechtbank toegestuurd, waarmee naar zijn mening het door de rechtbank in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is hersteld.
Bij brief van 8 augustus 2012 heeft eiseres haar zienswijze over de wijze waarop verweerder het gebrek heeft hersteld, kenbaar gemaakt.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Voor de relevante feiten verwijst de rechtbank naar hetgeen zij heeft overwogen in de tussenuitspraak van 14 juni 2012.
2. In de tussenuitspraak zijn onder overweging 13 door de rechtbank de volgende gebreken geconstateerd:
Naar aanleiding van het betoog van eiseres dat twee van de drie geduide functies, namelijk inpakker en chauffeur groepsvervoer, niet passend zijn, omdat eiseres de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en zoals de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft aangevoerd geen cursus Nederlands kan volgen, omdat ze niet lang kan zitten, overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 9 van het SB is bepaald, dat onder de arbeid waarop een schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid kan worden gebaseerd, mede wordt begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Tevens is daarbij bepaald, dat onder deze bekwaamheden ten minste worden verstaan mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. Uit de gedingstukken, waaronder het rapport van de verzekeringsarts van 18 april 2011, komt naar voren dat eiseres de Nederlandse taal slechts op een laag mondeling niveau beheerst. De rechtbank acht de in de Arbeidsmogelijkhedenlijst (AML) en Resultaat Functiebeoordeling (RF) beschreven eisen wat betreft beheersing van de Nederlandse taal voor de functie inpakker, die erop neerkomen dat gebruik wordt gemaakt van mondelinge instructies en communicatie, niet zodanig dat deze met artikel 9 van het SB in strijd zijn. Dat ligt evenwel anders voor de functie chauffeur groepsvervoer. Daarvoor is blijkens de AML en RF vereist dat betrokkene Nederlands kan spreken en lezen en onder meer in staat moet zijn om een cursus taxipas inclusief EHBO te volgen. Zonder nadere motivering acht de rechtbank niet aannemelijk dat eiseres binnen zes maanden de vereiste bekwaamheden op het gebied van de Nederlandse taal kan verwerven. Nu in de FML is aangegeven dat eiseres met een goede stoel ongeveer een uur aaneensluitend kan zitten en zo nodig op een dag 4 uur kan zitten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat zij niet lang genoeg kan zitten om enige cursus te volgen. Daarmee is evenwel niet gegeven dat met het volgen van een voor dit doel geschikte cursus binnen zes maanden zodanig resultaat kan worden geboekt dat eiseres aan de eisen voor de functie chauffeur groepsvervoer kan voldoen.
3. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder bij brief van 9 juli 2012 een rapport van 6 juli 2012 van de bezwaararbeidsdeskundige met bijlagen ingezonden. Hieruit blijkt dat verweerder bij zijn standpunt blijft dat de functie chauffeur personenbusje, directiechauffeur” (SBC-code 111231) onverminderd geschikt is. Volgens verweerder is hier geen sprake van een specifieke diploma-eis bij aanname, maar van een te volgen (interne) cursus na indiensttreding. Mede gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep ten aanzien van de taalbeheersing die mag worden verondersteld bij iemand die al jaren in Nederland verblijft en alhier aan het productieproces heeft deelgenomen, mag volgens verweerder worden aangenomen dat eiseres in theorie ook aan de bijkomende eis kan voldoen. Er zijn verweerder althans geen uit ziekte of gebrek voortvloeiende belemmeringen bekend op basis waarvan zou moeten worden geconcludeerd, dat zij daar niet aan kan voldoen. Verweerder heeft daarbij voorts in aanmerking genomen dat de bezwaararbeidsdeskundige zich op het standpunt heeft gesteld dat het opleidingsniveau van eiseres hoger is dan door de primaire arbeidsdeskundige is aangenomen. Verweerder heeft vervolgens aangegeven het besluit te handhaven, zij het thans (primair) op basis van deels andere functies.
4. In haar zienswijze handhaaft eiseres haar standpunt dat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst om een cursus taxipas te volgen en met goed resultaat af te sluiten.
5. Gelet op de beschikbare gegevens is de rechtbank op grond van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen van oordeel, dat aan gerede twijfel onderhevig is of verweerder de functie "chauffeur personen, directiechauffeur" (SBC code 111241) (chauffeur groepsvervoer) terecht aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. De nadere motivering na de tussenuitspraak heeft de twijfel van de rechtbankniet geheel kunnen wegnemen. Aannemelijk is dat het niveau van de opleiding die eiseres in Turkije heeft gevolgd hoger is dan aanvankelijk is ingeschat, maar dat neemt niet weg dat van verweerders kant meermaals is gesignaleerd dat eiseres de Nederlandse taal slecht beheerst. De rechtbank acht dan niet aannemelijk dat zij in staat is de cursus die zij in dat verband zal moeten volgen, met goed resultaat zal kunnen afronden.
6. Na de tussenuitspraak heeft de bezwaararbeidsdeskundige met behulp van het Claim Beoordelings en Borgingssysteem (CBBS) opnieuw functies geselecteerd, die eiseres, gelet op de voor haar geldende medische beperkingen en haar krachten en bekwaamheden, zou moeten kunnen vervullen. Het verlies aan verdienvermogen heeft hij beoordeeld aan de hand van de als algemeen geaccepteerde arbeid aangemerkte functies "inpakker (handmatig)" (SBC code 111190), “textielprroductenmaker (excl. bediening text. vervaardiging machines)” (SBC-code 111160) en "snackbereider (handmatig)” (SBC code 111071). Voorts heeft hij ten aanzien van in het CBBS bij de geselecteerde functies voorkomende signaleringen, duidend op een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid van eiseres, toegelicht waarom deze functies toch voor eiseres in aanmerking kunnen komen. Met het vervullen van die functies zou eiseres volgens de bezwaararbeidsdeskundige geen verlies aan verdienvermogen hebben. De gemachtigde van eiseres is in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, maar heeft daarover geen opmerkingen gemaakt.
7. De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop deze beoordeling heeft plaatsgevonden en het eindresultaat daarvan, dat gelijk is aan dat van de beoordeling waarop het bestreden besluit berust, in overeenstemming zijn met het SB en de overigens daaraan te stellen eisen.
8. De rechtbank is, gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek en hetgeen in overweging 5 van deze uitspraak is vermeld, van oordeel dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen. Dat besluit dient daarom te worden vernietigd. Gelet op het onder overweging 6 en 7 vermelde is de rechtbank voorts van oordeel, dat verweerder door de indiening van de nadere onderzoeksgegevens het geconstateerde gebrek heeft hersteld. Daarom is er aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
9. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt 2,5 punt (indienen beroepschrift, verschijnen ter zitting en het geven van een schriftelijke zienswijze) toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op € 1.092,50 (wegens kosten van rechtsbijstand), te betalen aan de griffier der gerechten in het arrondissement Roermond;
bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 41, volledig vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, rechter, in aanwezigheid van J.C. Kupers-Leenen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2012.
w.g. J.C. Kupers-Leenen,
griffier
w.g. mr. T.M. Schelfhout,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 13 december 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.