zaaknummer: AWB 12 / 80 WIA
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2012 in de zaak tussen
[naam 1], te Venlo, eiseres
(gemachtigde: mr. R.A.N.H. Verkoeijen),
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Venlo), verweerder
(gemachtigde: P.J.L.H. Coenen),
Bij besluit van 1 juni 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eiseres om in aanmerking te komen voor uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Bij besluit van 12 december 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2012. Eiseres is niet in persoon verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Eiseres is van 4 februari 2009 tot 3 augustus 2009 voor 8,89 uur per week als schoonmaakster werkzaam geweest. Op 22 juli 2009 heeft eiseres zich ziek gemeld en op
2 april 2011 heeft zij een WIA uitkering aangevraagd.
2. Op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder die aanvraag bij het primaire besluit afgewezen, omdat eiseres per 20 juli 2011 in staat wordt geacht om meer dan 65% te verdienen van wat zij als schoonmaakster verdiende. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard.
3. In beroep is onder meer aangevoerd, dat de medische beperkingen van eiseres niet helemaal juist zijn vastgesteld en dat eiseres als gevolg van haar beperkingen niet in staat is de geduide functies te vervullen. Tevens is gesteld, dat het besluit niet zonder de informatie van reumatoloog [naam 2] had mogen worden genomen. Voorts is aangevoerd dat de functies inpakker en snackbereider niet voor eiseres geschikt zijn vanwege haar slechte kennis van de Nederlandse taal.
4. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
5. Ingevolge het arbeidsongeschiktheidscriterium van de Wet WIA is -kort gezegd-:
A. gedeeltelijk arbeidsgeschikt, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur;
B. volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
6. Onder voormeld begrip arbeid wordt in de Wet WIA verstaan: alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is, en onder maatmaninkomen wordt verstaan: hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, met arbeid gewoonlijk verdienen.
Ingevolge de Wet WIA vindt de vaststelling van de mate van arbeids(on)geschiktheid plaats op basis van verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek waarvan de strekking en vereisten zijn omschreven in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (SB).
7. Uit het voorgaande volgt dat de rechterlijke toetsing van de arbeids(on)geschiktheids¬vaststelling, afhankelijk van de aangevoerde beroepsgronden, is gericht op beantwoording van de volgende vragen:
- of het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoet aan de geldende eisen en of de functionele mogelijkheden en beperkingen van de betrokkene daarbij juist zijn vastgesteld;
- of daaraan in het arbeidskundig onderzoek de juiste conclusies zijn verbonden over de mate waarin de betrokkene in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid een inkomen te verwerven.
De beoordeling van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
8. Het primaire besluit berust op de bevindingen van de verzekeringsarts. Deze heeft het dossier bestudeerd en spreekuuronderzoek verricht. Op 18 april 2011 heeft hij rapport uitgebracht en de voor eiseres geldende mogelijkheden en beperkingen vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de bezwaarverzekeringsarts het dossier bestudeerd, en de hoorzitting bijgewoond. Tevens heeft hij op 9 september 2011 informatie opgevraagd bij de huisarts en bij behandelend reumatoloog [naam 2]. Van de huisarts heeft hij op
9 september 2011 gedateerde informatie ontvangen. Op basis van zijn bevindingen en de van de huisarts ontvangen informatie, heeft de bezwaarverzekeringsarts op 8 december 2011 rapport uitgebracht. Daarin heeft hij de door de verzekeringsarts vastgestelde FML onderschreven. Nadat het bestreden besluit was genomen, heeft de bezwaarverzekeringsarts -op 18 januari 2012- een brief van 13 januari 2012 van reumatoloog [naam 2] met medische informatie ontvangen. Naar aanleiding hiervan heeft de bezwaarverzekeringsarts op 25 januari 2012 nader gerapporteerd. Hij heeft zijn eerdere conclusie gehandhaafd op grond van een in dat rapport opgenomen motivering.
9. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsgeneeskundige advisering die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, in overeenstemming is met de eisen van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten en de overigens daaraan te stellen zorgvuldigheidsvereisten. De bezwaarverzekeringsarts heeft zeer ruim na het einde van de door hem gestelde termijn van 3 weken en nadat diverse malen bij de reumatoloog is gerappelleerd advies uitgebracht. Het niet nog langer wachten op een reactie van de reumatoloog kan dan ook niet tot de conclusie leiden dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest.
10. Voorts heeft de rechtbank gelet op alle thans voorhanden medische gegevens geen aanknopingspunten gevonden om de eindconclusies van het (bezwaar )verzekeringsgenees-kundig onderzoek in twijfel te trekken. De zich in het dossier bevindende medische informatie is naar het oordeel van de rechtbank door de (bezwaar)verzekeringsarts uitdrukkelijk en in voldoende mate in de beoordeling meegenomen. Niet is gebleken dat de klachten van eiseres zijn onderschat of onjuist zijn geïnterpreteerd en evenmin dat de beschikbare informatie in de omschrijving van de medische beperkingen en mogelijkheden onjuist zou zijn uitgelegd. Overigens mag de rechtbank aan de eigen beleving van eiseres van haar beperkingen en het al dan niet kunnen werken geen doorslaggevende betekenis toekennen. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapport van 25 januari 2012 aangegeven waarom de na het bestreden besluit ontvangen informatie van de behandelende reumatoloog niet tot wijziging van zijn advies leidt. Uit de nadere informatie van de reumatoloog heeft de bezwaarverzekeringsarts geen medische beperkingen herleid die ernstiger zijn dan door hem al was aangenomen. De rechtbank acht geen termen aanwezig om de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts niet te volgen.
11. Op grond van het vorenstaande moet worden geoordeeld dat de functionele mogelijkheden en beperkingen van eiseres juist zijn vastgesteld.
De beoordeling van de geschiktheid voor de in aanmerking genomen functies
12. De arbeidsdeskundige, die op 27 mei 2911 en 18 juli 2011 rapport heeft uitgebracht, heeft op grond van de door de verzekeringsarts opgestelde FML met behulp van het Claim Beoordelings en Borgingssysteem (CBBS) functies geselecteerd, die eiseres, gelet op de voor haar geldende medische beperkingen en haar krachten en bekwaamheden, zou moeten kunnen vervullen. Het verlies aan verdienvermogen is daarbij vastgesteld aan de hand van de als algemeen geaccepteerde arbeid aangemerkte functies "inpakker (handmatig)" (SBC code 111190), "snackbereider (handmatig)” (SBC code 111071), en "chauffeur personen, directiechauffeur" (SBC code 111241). Voorts heeft hij ten aanzien van in het CBBS bij de geselecteerde functies voorkomende signaleringen, duidend op een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid van eiseres, toegelicht waarom deze functies toch voor eiseres in aanmerking kunnen komen. Met het vervullen van die functies zou eiseres volgens de bezwaararbeidsdeskundige geen verlies aan verdienvermogen hebben.
13. Naar aanleiding van het betoog van eiseres dat twee van de drie geduide functies, namelijk inpakker en chauffeur groepsvervoer, niet passend zijn, omdat eiseres de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en -zoals de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft aangevoerd- geen cursus Nederlands kan volgen, omdat ze niet lang kan zitten, overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 9 van het SB is bepaald, dat onder de arbeid waarop een schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid kan worden gebaseerd, mede wordt begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Tevens is daarbij bepaald, dat onder deze bekwaamheden ten minste worden verstaan mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. Uit de gedingstukken, waaronder het rapport van de verzekeringsarts van 18 april 2011, komt naar voren dat eiseres de Nederlandse taal slechts op een laag mondeling niveau beheerst. De rechtbank acht de in de Arbeidsmogelijkhedenlijst (AML) en Resultaat Functiebeoordeling (RF) beschreven eisen wat betreft beheersing van de Nederlandse taal voor de functie inpakker, die erop neerkomen dat gebruik wordt gemaakt van mondelinge instructies en communicatie, niet zodanig dat deze met artikel 9 van het SB in strijd zijn. Dat ligt evenwel anders voor de functie chauffeur groepsvervoer. Daarvoor is blijkens de AML en RF vereist dat betrokkene Nederlands kan spreken en lezen en onder meer in staat moet zijn om een cursus taxipas inclusief EHBO te volgen. Zonder nadere motivering acht de rechtbank niet aannemelijk dat eiseres binnen zes maanden de vereiste bekwaamheden op het gebied van de Nederlandse taal kan verwerven. Nu in de FML is aangegeven dat eiseres met een goede stoel ongeveer een uur aaneensluitend kan zitten en zo nodig op een dag 4 uur kan zitten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat zij niet lang genoeg kan zitten om enige cursus te volgen. Daarmee is evenwel niet gegeven dat met het volgen van een voor dit doel geschikte cursus binnen zes maanden zodanig resultaat kan worden geboekt dat eiseres aan de eisen voor de functie chauffeur groepsvervoer kan voldoen.
14. Uit het voorgaande volgt dat aan het bestreden besluit het in overweging 13 beschreven gebrek kleeft. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
15. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dient hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk mee te delen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
16. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, rechter, in aanwezigheid van J.C. Kupers-Leenen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2012.
w.g. J.C. Kupers-Leenen,
griffier
w.g. mr. T.M. Schelfhout,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 14 juni 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.