RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860563-11
Datum uitspraak: 7 december 2012
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
thans gedetineerd in [adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2012.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 01 oktober 2011 te Wellerlooi, in elk geval in de gemeente Bergen (L), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [slachtoffer] met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in de hals en/of in het hoofd heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289 juncto 45 Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 01 oktober 2011 te Wellerlooi, in elk geval in de gemeente Bergen (L), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in de hals en/of in het hoofd heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 tot en met 30 september 2011 te Wellerlooi, in elk geval in de gemeente Bergen (L), meermalen, althans eenmaal [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vinger een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, hals/keel gemaakt en/of (daarbij) (telkens) genoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Jij moet in de hel verbranden, ik ga je vermoorden, ik ga jou als eerste vermoorden en daarna de rest" en/of "Ik ben god, ik ben gekomen om te oordelen, jullie moeten dood want jullie zijn slecht, ik ga eerst [slachtoffer] doodmaken, dan [naam] doodmaken en dan jou doodmaken want jullie moeten allemaal branden in de hel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich blijkens de ter terechtzitting overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, aangezien bij feit 1 primair de voorbedachten rade en bij beide feiten het opzet, gelet op het feit dat verdachte handelde onder invloed van een psychose, niet aanwezig zijn.
Volgens de verdediging is er geen aanleiding te veronderstellen dat er op enig moment sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg, waardoor de voorbedachten rade niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ditzelfde geldt voor het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde opzet. Bij verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een psychose in die omvang en in die mate dat het denken, willen en handelen van verdachte ten tijde delict volledig werd beheerst door wanen. Verdachte was van ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en mogelijke gevolgen daarvan verstoken.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen en het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] doet op maandag 3 oktober 2011 aangifte. Hij verklaart onder meer: “Ik wens aangifte te doen van een feit gepleegd op zaterdag 1 oktober 2011 op camping [camping], gelegen te Wellerlooi. Ik ben in mijn gezicht gestoken en gesneden door een Poolse man genaamd [verdachte]. Op 29 september 2011 is de politie op de camping geweest met een officieel schrijven voor [verdachte] om de camping [camping] te verlaten. [verdachte] vertrok niet en bedreigde mij met de woorden: “Jij moet in de hel verbranden, ik ga je vermoorden, ik ga jou als eerste vermoorden en daarna de rest.” Bij deze woorden maakte bij met zijn vinger een snijdende beweging bij zijn eigen hals. Ik voelde mij hierdoor bedreigd omdat het op mij overkwam of dat [verdachte] mij wilde vermoorden door mijn keel door te snijden.
Afgelopen zaterdagochtend werd ik wakker gemaakt door een kennis genaamd [naam]. Hij vertelde me dat [verdachte] terug was op de camping. Ik zag [verdachte] bij zijn caravan staan. Ik ben toen naar buiten gegaan en naar de weg die naast de camping ligt gelopen. Toen ik daar liep zat ik mij te bedenken of ik mijn caravan wel had afgesloten en ben toen teruggelopen in de richting van mijn caravan. Ik zag [verdachte] niet meer bij zijn caravan. Ik ben toen in mijn eigen caravan gegaan. Op dat moment viel de elektriciteit uit in mijn caravan. Ik ben toen naar de elektriciteitskast gelopen. Als je naar de elektriciteitskast loopt dan is rechts daarvan klimop, natuurlijke begroeiing. Toen ik naar de elektriciteitskast liep zag ik ineens dat [verdachte] voor mijn neus stond. [verdachte] kwam vanachter die begroeiing vandaan. [verdachte] viel mij direct aan. Ik begon mij te verdedigen tegen de aanval van [verdachte]. Hierbij kwamen we al trekkend en duwend in de richting tussen de caravan van mij en [verdachte] uit. Op een gegeven moment zag ik [verdachte] een stekende beweging naar mijn nek maakte en direct hierop zag ik dat hij een snijdende beweging naar mijn gezicht maakte. Ik zag en voelde dat er bloed uit mijn nek kwam. Ik ben toen weggerend en zag [slachtoffer 2] bij de inrit van haar woning. Ik probeerde haar aandacht te trekken door te zwaaien. Ik zag dat zij direct met haar mobiele telefoon begon te bellen. Ik heb twee steek- c.q. snijwonden op dit moment die gehecht zijn. Ik ben in mijn nek gestoken door de mij bekende [verdachte]. U laat mij een kopie zien van de identiteitskaart van [verdachte], geboren op [datum] te Polen. Dat is de [verdachte] die mij letsel heeft toegebracht.”
Op 2 oktober 2011 werd bij [slachtoffer] het volgende letsel geconstateerd :
o een snijwond van circa 13cm lang, lopend evenwijdig aan de onderkaak en beginnend 2 cm onder de linkermondhoek en eindigend net achter het linkeroor. Volgens de rapportage van het SEH betrof het hier een fors bloedende (arteriële bloeding) snijwond;
o een snijwond van circa 10cm lengte, in de hals aan de achterzijde en verlopend van achter het linkeroor tot over de mediaanlijn van de achterzijde hals.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijk geweld met een mes in de directe nabijheid van de halsslagader een aanmerkelijk risico op de dood met zich brengt.
[slachtoffer 2] verklaart op 1 oktober 2011 onder meer: “Ik ben eigenaresse en beheerster van de camping en recreatie [camping] gevestigd te Wellerlooi. Momenteel verblijft [verdachte] op de camping. Tot twee dagen geleden verbleef ook [verdachte], roepnaam [verdachte], op deze camping. Toen ik vanmorgen, 1 oktober 2011, omstreeks 10.05 uur uit mijn auto stapte zag ik van rechts vanaf de camping [slachtoffer] in mijn richting komen rennen. Ik hoorde hem roepen: “Help, help.” Hij was duidelijk in paniek. Ik zag dat hij zijn handen in zijn nek hield en dat er bloed over zijn handen spoot. Ik heb direct 112 gebeld. Toen ik [slachtoffer] aan zag komen rennen zag ik aan het eind van de weg in de richting van de Maas [verdachte] rustig weglopen. Ik ben de Poolse taal machtig. [verdachte] had [slachtoffer] en mij de afgelopen week al meerdere malen met de dood bedreigd. Hij deed dat onder andere met de woorden: “Ik ben God. Jullie zijn slecht. Jullie moeten dood en branden in de hel.” Ik zag dat hij een gebaar maakte met de vinger langs zijn keel strijkend.”
[slachtoffer 2] verklaart op 27 oktober 2011 onder meer: “Op 29 oktober 2011 heeft [verdachte] op een gegeven moment ook gezegd: “Ik ben God. Ik ben gekomen om te oordelen. Jullie moeten dood want jullie zijn slecht. Ik ga eerst [slachtoffer] doodmaken, dan [naam] doodmaken en dan jou doodmaken. Want jullie moeten allemaal branden in de hel.” Hij zei dit heel serieus en het kwam op mij heel bedreigend over. Op 30 september 2011 begon [verdachte] weer met hetzelfde riedeltje: “Ik ben God, ik kom om te oordelen. Jullie moeten dood. Jullie zijn slecht. Eerst [slachtoffer], dan [naam], dan jij en jullie moeten branden in de hel. Ik wil aangifte doen van bedreiging.”
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 23 november 2012 – zakelijk weergegeven – verklaard : “Het klopt dat ik [slachtoffer] op 1 oktober 2011 heb gestoken met een mes. [slachtoffer] was niet buiten. Ik heb de elektra van zijn caravan afgesloten en toen kwam [slachtoffer] naar buiten. Ik heb in de bosjes op hem gewacht. Ik had me een beetje verstopt. Ik herinner mij dat ik heb gezegd dat ze moeten branden in de hel. [slachtoffer] was me aan het plagen. Ik had het mes altijd bij me. Ik had het mes in mijn handen. Ik had het idee om zijn elektra af te sluiten. Ik heb hem opgewacht. Ik heb de elektra afgesloten zodat [slachtoffer] naar buiten zou komen. Ik had een klapmesje bij me.”
Verdachte verklaart op 3 oktober 2011 onder meer: “U houdt mij voor dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ik op het moment dat ik die vrijdag van de camping wegging met mijn vinger een strijkend gebaar langs mijn hals heb gemaakt. Ik zeg u dat ik dat heb gedaan.”
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot feit 1
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “met voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de elektriciteit van de caravan van het slachtoffer heeft uitgeschakeld met de bedoeling hem naar buiten te lokken. In de tussentijd heeft verdachte zich verstopt in de begroeiing in de buurt van de elektriciteitskast. Toen het slachtoffer de elektra weer aan wilde sluiten en zich in de buurt van de elektriciteitskast bevond, heeft verdachte hem onmiddellijk aangevallen met een mes.
Uit bovengenoemde omstandigheden volgt dat verdachte meer dan voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, terwijl niet aannemelijk is geworden dat de besluitvorming en de uitvoering van het besluit in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling plaatsvonden of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit is ontstaan. De psychose waarin verdachte volgens de deskundigen verkeerde ten tijde van het ten laste gelegde laat zich, anders dan de raadsvrouw meent, met het bestaan van voorbedachte raad verenigen (zie onder 9). Immers kan iemand tijdens een psychose welbewust beslissingen nemen, doch kunnen de premissen, waarnemingen en argumenten voor die beslissingen door de psychose getroubleerd zijn. In dit geval heeft verdachte een aantal handelingen verricht die logisch op elkaar aansluiten en tot één gezamenlijk doel strekken. Daarom kan niet gesproken worden van een volledige irrationele, chaotische decompensatie die tot de conclusie zou leiden dat er geen sprake is van voorbedachte raad. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
Uit de verklaringen van verdachte en slachtoffer blijkt dat er op 1 oktober 2011 een voortdurende worsteling tussen hen heeft plaatsgevonden en waarbij vervolgens verdachte het slachtoffer met een klapmesje verwondde. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het mes voor de worsteling moet hebben gepakt en heeft uitgeklapt, daar zij het onaannemelijk acht dat verdachte dit tijdens de worsteling heeft gedaan. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte opzet heeft gehad op het doden van het slachtoffer en niet zoals verdachte heeft verklaard enkel op het slaan van het slachtoffer. Bovendien heeft verdachte zeer kort voor het feit gedreigd het slachtoffer te vermoorden. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft willen beroven.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 01 oktober 2011 te Wellerlooi, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [slachtoffer] met een mes, in de hals en in het hoofd heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 29 tot en met 30 september 2011 te Wellerlooi, meermalen, [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vinger een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, hals/keel gemaakt en/of genoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Jij moet in de hel verbranden, ik ga je vermoorden, ik ga jou als eerste vermoorden en daarna de rest" en/of "Ik ben god, ik ben gekomen om te oordelen, jullie moeten dood want jullie zijn slecht, ik ga eerst [slachtoffer] doodmaken, dan [naam] doodmaken en dan jou doodmaken want jullie moeten allemaal branden in de hel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
ten aanzien van feit 1 primair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het misdrijf onder 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 289 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 2 is strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
9.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie onderschrijft de conclusie van de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum, dat er bij verdachte sprake was van een amfetaminegeïnduceerde psychose, waardoor verdachte ten tijde van het ten laste gelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar was.
9.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten en hem te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu volgens de deskundigen B.Y. van Toorn en M.J. van Weers bij verdachte sprake was van een psychose als gevolg van een bredere problematiek ten tijde van het plegen van het delict, welk scenario door het Pieter Baan Centrum niet wordt uitgesloten.
9.3. Overwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot de strafbaarheid overweegt de rechtbank het volgende.
Aangever en verschillende getuigen hebben verklaard dat verdachte voor de gepleegde feiten vreemd gedrag vertoonde. De rechtbank stelt echter vast dat die gedragingen vallen binnen een tijdsbestek waarin verdachte heeft aangegeven te zijn begonnen met het gebruik van amfetamine. Van vreemd gedrag voor dit tijdsbestek is niet gebleken. Bovendien hebben verschillende getuigen ook verklaard dat verdachte eerder normaal functioneerde.
B.Y. van Toorn, psycholoog, en M.J. van Weers, psychiater, hebben op respectievelijk 16 januari 2011 en 3 februari 2012 een rapportage uitgebracht. De deskundigen stellen in de rapportages dat verdachte ten tijde van het delict leed aan een psychose als gevolg van een bredere problematiek. De mate van psychotische ontregeling ten tijde van het tenlastegelegde was maximaal en beide deskundigen achten verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar. De diagnose van de deskundigen is ondermeer gebaseerd op het gegeven dat verdachte lange tijd na de psychose nog restverschijnselen daarvan had, hetgeen volgens de deskundigen bij een drugsgerelateerde psychose niet mogelijk is.
De conclusies van Van Toorn en Van Weers worden door de rapportage van het Pieter Baan Centrum d.d. 11 september 2012 gemotiveerd weerlegd. Door de onderzoekers van het Pieter Baan Centrum wordt geconcludeerd dat de stelling van Van Toorn en Van Weers in zijn algemeenheid wel opgaat, maar niet bij amfetaminegebruik, nu daarbij de restverschijnselen langer duren. Het Pieter Baan Centrum concludeert dat er bij verdachte sprake is van een amfetaminegeïnduceerde psychose. Hoewel volgens het Pieter Baan Centrum verdachte zelf de keuze heeft gemaakt amfetamine te gebruiken, heeft zijn verslavingsproblematiek een rol gespeeld bij de inname van steeds excessievere hoeveelheden daarvan. Om die reden komt het Pieter Baan Centrum tot de conclusie dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt deze conclusie van het Pieter Baan Centrum, dat verdachte in een amfetaminegeïnduceerde psychose, enigszins beïnvloed door verslavingsproblematiek, verkeerde, over. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld, uitgaande van een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair tot vrijspraak van de ten laste gelegde feiten geconcludeerd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten en hem te ontslaan van alle rechtsvervolging. Zij acht de eis van de officier van justitie buitenproportioneel en pleit – indien het tot een bewezenverklaring van een of meerdere feiten komt – voor een gevangenisstraf van beperkte duur.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft [slachtoffer] en [slachtoffer 2] bedreigd met de dood. De dag daarna, op 1 oktober 2011, heeft hij gepoogd [slachtoffer] te vermoorden door hem twee keer met een mes te steken. Het slachtoffer heeft daardoor diepe snijwonden in zijn gezicht en hals opgelopen. Dat het slachtoffer dit steken heeft overleefd is te danken aan de adequate hulpverlening. Verdachte is er al met al niet voor teruggeschrokken om zwaar geweld tegen het slachtoffer te gebruiken en heeft volstrekt zinloos het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht. Het slachtoffer heeft te kampen met blijvende ontsierende littekens in zijn gezicht en hals en het daaraan inherente medische traject om deze nadelige fysieke gevolgen zoveel als mogelijk te herstellen. Naast de gevolgen die het gebeuren heeft gehad voor het slachtoffer raakt de samenleving door dit soort feiten ook ernstig geschokt en brengt het gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. Verdachte verklaart dat het geschil dat hij met het slachtoffer had een rol heeft gespeeld bij het handelen van verdachte. Dit rechtvaardigt echter op geen enkele wijze dat verdachte dit met behulp van een mes heeft gemeend te moeten beslechten. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door het Pieter Baan Centrum van 11 september 2012, blijkt, dat de door hem onder 1 primair en 2 ten laste gelegde gepleegde strafbare feiten in licht verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, aangezien zij van oordeel is dat deze straf qua strafmodaliteit en strafduur in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.
10.4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer], per adres [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 11.628,05 en de immateriële schade op een bedrag van € 2.000,00 gesteld, en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte zijn de hiervoor onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten (respectievelijk artikel 289 juncto artikel 45 Sr en artikel 285 Sr) bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld.
Met betrekking tot de materiële schade overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging, dat het slachtoffer verplicht is de schade zoveel mogelijk te beperken, door zich vooraf tegen dergelijke schade te verzekeren. Een dergelijke schadebeperkingsplicht ontstaat pas na het schadebrengend feit. De vordering materiële schade, die genoegzaam is onderbouwd, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor toewijzing vatbaar.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank alleszins redelijk voor. De vordering immateriële schade, die door verdachte niet is weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor toewijzing vatbaar.
Het totaalbedrag van € 13.628,05 wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 1 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 13.628,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 29 september 2011 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 100 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 285, 289.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 6 jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], per adres [adres], tot een bedrag van € 13.628,05;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 13.628,05 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 1 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € € 13.628,05 subsidiair 100 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer], voornoemd, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 1 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 13.628,05 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 1 oktober 2011 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, V.P. van Deventer en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 december 2012.
Mr. W.A.H.J. Poppeliers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.