RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/805039-11
Datum uitspraak : 7 december 2012
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2012.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Panningen, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Heibloemseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, het kruispunt gevormd door voornoemde weg en de Groeze met een snelheid van tenminste 72 km/u en ten hoogste 87 km/u, in elk geval met een veel hogere dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 km/u te naderen, op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts over die Groeze komende personenauto reeds dicht was genaderd, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto,
door welk verkeersongeval [slachtoffer 1] (zijnde de bestuurder van die personenauto) werd gedood,
door welk verkeersongeval [slachtoffer 2] (zijnde de bijrijder van die personenauto) zwaar lichamelijk letsel, te weten
- meervoudige ribbreuken met klaplong en inwendige bloeding in borstkast links,
- longkneuzing,
- hartkneuzing c.q. zuurstofgebrek hart (op basis van (ECG) hartfilmafwijkingen, hartmestoornissen,
- gebroken schaambeen, gebroken heiligbeen, gebroken darmbeen, gebroken zitbeen links,
- zwelling door bloeduitstorting linkerbovenbeen en/of
- shock door massaal bloedverlies als gevolg van inwendige bloedingen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
door welk verkeersongeval [slachtoffer 3] (zijnde de bijrijder van die personenauto) zwaar lichamelijk letsel, te weten
- longkneuzing met ademhalingsproblemen, onvoldoende zuurstofopname,
- hersenkneuzing m.n. links, met bloed onder spinnenwebvlies (sub arachnoid) en in de hersenholtes (ventrikels),
- bekken: verbrijzeld schaambeen links, gebroken heiligbeen, gebroken zitbeen (ramus superior en ramus inferiorbreuken) links en/of
- oogspierzenuw (N. Abducens) uitval rechts met als gevolg scheelzien/dubbelbeelden, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994);
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Panningen, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Heibloemseweg, het kruispunt gevormd door voornoemde weg en de Groeze met een snelheid van tenminste 72 km/u en ten hoogste 87 km/u, in elk geval met een veel hogere dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 km/u is genaderd, op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts over die Groeze komende personenauto reeds dicht was genaderd, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard, nu verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest, door met een veel hogere dan de toegestane maximumsnelheid te rijden, waardoor hij een dodelijk ongeval heeft veroorzaakt. Dat het slachtoffer een voorrangsfout heeft gemaakt doet daar niet aan af, nu is aangetoond dat het ongeval bij een door verdachte gereden toegestane snelheid niet zou hebben plaatsgevonden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest, en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor het subsidiair ten laste gelegde wegens afwezigheid van alle schuld, nu er onvoldoende sprake is van strafrechtelijk relevante schuld. De onderzoekers hebben de op 3 juni 2011 door verdachte gereden snelheid niet met voldoende zekerheid kunnen vaststellen. Uit de VerkeersOngevallenAnalyse van 1 december 2011 blijkt dat verdachte heeft gereden met een snelheid tussen minimaal 72km/u en maximaal 87km/u. Deze conclusie wordt echter door [deskundige] in zijn rapport van 22 november 2012 bestreden, daar hij een rijsnelheid van 64km/u heeft vastgesteld.
7.2.Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan een persoon is overleden en twee personen zwaargewond zijn geraakt.
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW dient te worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip 'schuld' in het kader van de Wegenverkeerswet houdt in, dat voor strafbaarheid minimaal sprake dient te zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Handelen dat als ‘onvoorzichtig’ kan worden gekenmerkt, is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring van 'schuld' te kunnen komen.
In de voorliggende zaak dient derhalve te worden beoordeeld of – tenminste – kan worden bewezen dat verdachte 'aanmerkelijk onvoorzichtig' heeft gehandeld. Het komt daarbij aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW (HR 1 juni 2004, LJN AO5822 en HR 27 mei 2008, LJN BC7860).
Vast staat dat verdachte de ter plaatse toegestane maximumsnelheid heeft overschreden. Beide rapporten komen tot die slotsom. De rechtbank is van oordeel dat deze verkeersovertreding van verdachte ernstig is te noemen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat door te hard rijden er een langere remweg ontstaat en een bestuurder minder goed kan anticiperen op onverwachte verkeerssituaties. Te snel rijden vormt in beginsel dan ook al snel schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank dient echter bij het bepalen van de schuld van de verdachte rekening te houden met alle omstandigheden van het geval waaronder de verkeersovertreding is begaan. In het bijzonder overweegt de rechtbank hieromtrent als volgt.
Op het moment dat de [automerk] snelheid minderde kon en mocht verdachte veronderstellen dat de bestuurder van de [automerk] ging stoppen voor de kruising en hem voorrang zou verlenen. Dit geldt temeer nu verdachte over een voorrangsweg reed. Vervolgens versnelde de [automerk] weer en reed op het moment dat verdachte de kruising dicht genaderd was de kruising op. Verdachte heeft daarop uit volle kracht geremd.
Hoewel verdachte een ernstige verkeersfout heeft gemaakt, ligt naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven gedragingen van verdachte – hoe ernstig de gevolgen ook zijn gebleken – en mede bezien in het licht van de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, niet besloten dat er sprake is geweest van de voor bewezenverklaring van het primaire feit vereiste schuld. Verdachte heeft alert gereageerd. Hij heeft zich oplettend getoond en zijn rijstijl afgestemd op de situatie ter plaatste. Het feit dat de verdachte volgens het proces-verbaal van VerkeersOngevallenAnalyse (theoretisch) bij maximale remming op tijd had kunnen stoppen indien hij zich aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid had gehouden, is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet voldoende om schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan te nemen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. De verdachte dient derhalve van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
7.3.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
(Samenvatting van de) bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
Verdachte verklaart op 3 juni 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op vrijdag 3 juni 2011, omstreeks 14.00 uur, reed ik als bestuurder van [autom[merk auto], kenteken [kenteken] over de Heibloemseweg. Gekomen bij de kruising van die weg met de Groeze zag ik dat er van rechts over de Groeze een personenauto de kruising van die weg met de Heibloemseweg naderde. Op het moment dat ik de betreffende kruising dicht was genaderd zag ik dat de bestuurder van die personenauto voor mij de weg opreed. Ik reed vervolgens met de door mij bestuurder auto tegen die personenauto.”
De afdeling Forensische Opsporing van de politie heeft een analyse van het ongeval gemaakt. Hieruit komt het volgende naar voren:
“Het verkeersongeval had plaatsgevonden op het kruispunt, gevormd door de wegen Groeze en de Heibloemseweg. Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 60km/u. De betrokken voertuigen waren een [merk auto], met het kenteken [kenteken] en een [automerk], met het kenteken [kenteken]. De bestuurder van [automerk] reed over de Heibloemseweg. De bestuurder van de [automerk] reed over de weg genaamd Groeze. Groeze vormde samen met de Heibloemseweg een kruispunt. Voor de bestuurder van [automerk] was dit een voorrangskruispunt. De bestuurder van de [automerk] besloot op enig moment de kruisende weg over te steken om zijn weg aan de overzijde te kunnen vervolgen. Op dat moment kwam de bestuurder van [automerk] aanrijden. De bestuurder van [automerk] botste vervolgens tegen de overstekende [automerk]. De aanrijding is te wijten aan het feit dat de bestuurder van [automerk] de bestuurder van de [automerk] niet de tijd en de afstand gaf om over te kunnen steken.”
Uit voornoemd onderzoek en de ongevallenanalyse van [deskundige], voertuig- en ongevallendeskundige, volgt dat verdachte met een hogere dan de ter plaatste toegestane maximumsnelheid van 60km/u heeft gereden.
Overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft op 3 juni 2011 gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60km/u. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee zijn medeweggebruikers heeft gehinderd. Immers, wanneer verdachte zich aan de toegestane snelheid had gehouden, had de [automerk] voldoende tijd gehad om de kruising over te steken. De rechtbank acht derhalve het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 03 juni 2011 te Panningen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Heibloemseweg, het kruispunt gevormd door voornoemde weg en de Groeze met een hogere dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 km/u is genaderd, op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts over die Groeze komende personenauto reeds dicht was genaderd, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto,
door welke gedraging van verdachte het verkeer op de weg werd gehinderd.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
De overtreding is strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
9.De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van verdachte is bewezen verklaard overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. In beginsel is verdachte hiervoor strafbaar. De verdediging heeft een beroep gedaan op de strafuitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld, nu er onvoldoende sprake is van strafrechtelijk relevante schuld.
De rechtbank overweegt dat een beroep op de afwezigheid van alle schuld pas kan worden aangenomen als blijkt dat verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank is van oordeel hiervan geen sprake is, aangezien uit de onder punt 7.3. weergegeven bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich niet aan de ter plaatste toegestane maximumsnelheid heeft gehouden, waardoor hij zijn medeweggebruikers heeft gehinderd. Er is op geen enkele wijze gebleken of aannemelijk geworden dat verdachte geheel buiten zijn wil om tot overschrijding van de toegestane maximumsnelheid is gekomen. Er is derhalve sprake van verwijtbaar handelen van verdachte, zodat het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt verworpen. Nu er ook overigens geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten is verdachte strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft aangegeven zich derhalve te onthouden van opmerkingen aangaande de straf(maat).
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Bij de beslissing over een eventuele straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Door een noodlottige samenloop van omstandigheden heeft er een aanrijding tussen de auto van verdachte en de [automerk] plaatsgevonden met als gevolg dat de bestuurder van die [automerk] is overleden en de twee inzittenden zwaargewond zijn geraakt. Voor de slachtoffers en de nabestaanden is dit vreselijk tragisch. Ook verdachte, die meermalen zijn spijt heeft betuigd, lijdt onder de gevolgen van het ongeval.
De rechtbank overweegt dat het bewezen verklaarde feit met het oog op generale preventie in beginsel een geldboete rechtvaardigt. Daarentegen heeft de familie van de slachtoffers middels een brief de rechtbank te kennen gegeven dat zij verdachte niets verwijt en dat een veroordeling van verdachte niet aan het verwerken van het ongeval en het verlies van hun familielid zal bijdragen. De rechtbank is van oordeel dat strafoplegging noch in het kader van speciale preventie, noch in het kader van erkenning van het leed van de slachtoffers en nabestaanden, in deze zaak toegevoegde waarde heeft. Zij zal de gevoelens van de slachtoffers en nabestaanden respecteren door verdachte met toepassing van het bepaalde in artikel 9a Sr schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht artikel 9a, 91
Wegenverkeerswet artikel 5, 177
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
bepaalt dat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vonnis gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, V.P. van Deventer en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 december 2012.
Mr. W.A.H.J. Poppeliers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.