ECLI:NL:RBROE:2012:BY2936

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
5 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
W 11/2012
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking ongegrond in hoger beroep tegen afwijzing inbewaringstelling

Op 5 november 2012 vond de behandeling in raadkamer plaats van het door het Openbaar Ministerie ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 2 november 2012, die de vordering tot inbewaringstelling van de verzoeker had afgewezen. De raadkamer, bestaande uit mrs. [voorzitter] (voorzitter), [rechter 1] en [rechter 2], hoorde de verzoeker, zijn advocaat en de officier van justitie, mr. [officier van justitie]. De advocaat maakte bezwaar tegen de behandeling op een andere dag dan de reguliere raadkamerdag, en verzocht om aanhouding tot de eerstkomende donderdag. Dit verzoek werd afgewezen, waarna de advocaat de rechters heeft gewraakt.

De advocaat voerde aan dat de weigering om de behandeling aan te houden de schijn van partijdigheid wekte, omdat het gebruikelijk is om niet af te wijken van de reguliere raadkamerdag. De voorzitter van de raadkamer, mr. [voorzitter], verduidelijkte dat er geen vaste regel is voor de datum en tijd van behandeling van hoger beroep en dat de belangen van beide partijen in overweging werden genomen. De rechtbank oordeelde dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid in twijfel trekken, maar dat de objectieve schijn van partijdigheid niet was aangetoond.

De rechtbank concludeerde dat de door de advocaat aangevoerde omstandigheden geen aanwijzingen gaven voor een subjectieve onpartijdigheid van de rechters. De rechtbank benadrukte dat het de raadkamer vrijstaat om af te wijken van de reguliere zittingsdagen en dat dit niet in strijd is met het landelijk procesreglement. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, oordelend dat er geen objectieve schijn van vooringenomenheid was en dat de vrees voor partijdigheid niet was aangetoond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 november 2012.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK
Wrakingskamer
Nummer: W 11/2012
Beslissing op het wrakingsverzoek van [verzoeker] (verder aangeduid als verzoeker) welk verzoek namens hem is ingediend door mr. P.H.P. van Vugt, advocaat te Eindhoven (verder ook aangeduid als de advocaat).
1. Het ontstaan en het verloop van de procedure
1.1. Op 5 november 2012 heeft de behandeling in raadkamer van de rechtbank Roermond (verder aangeduid als de raadkamer) plaatsgehad van het door het Openbaar Ministerie ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 2 november 2012, houdende de afwijzing van de vordering in bewaringstelling van [verzoeker] voornoemd. De raadkamer bestaande uit mrs. [voorzitter] (voorzitter), [rechter 1] en [rechter 2] heeft bij de behandeling van het hoger beroep verzoeker, de advocaat en mr. [officier van justitie], officier van justitie, gehoord. Van die behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Uit dit proces-verbaal blijkt onder meer dat de advocaat bezwaar heeft gemaakt tegen behandeling van het hoger beroep op een dag, niet zijnde de reguliere dag waarop de raadkamer zitting heeft, te weten de donderdag. De advocaat heeft aanhouding verzocht van de behandeling van het hoger beroep tot de eerstkomende donderdag. De raadkamer heeft het aanhoudingsverzoek afgewezen, waarop de advocaat de drie leden van de raadkamer heeft gewraakt.
1.2. Op 5 november 2012 heeft de behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgehad. De rechtbank heeft op het verzoek gehoord, verzoeker, de advocaat en mr. [voorzitter], voorzitter van de raadkamer. Bij de behandeling was tevens aanwezig mr. [officier van justitie], officier van justitie. Nadat de rechtbank zich voor overleg in raadkamer heeft teruggetrokken, is diezelfde middag onder mededeling van de gronden waarop deze berust mondeling uitspraak gedaan; dit onder de mededeling dat de uitspraak zo spoedig mogelijk op schrift zal worden gesteld en aan partijen zal worden toegezonden.
2. De gronden van het wrakingsverzoek
2.1. Als grond voor het wrakingsverzoek is het volgende aangevoerd. De advocaat stelt zich op het standpunt dat de raadkamer met de weigering om de behandeling van het hoger beroep aan te houden tot de eerstkomende donderdag de objectieve schijn van partijdigheid heeft gewekt. Het is bestendig gebruik om ten aanzien van de behandeling van hoger beroepen niet af te wijken van de reguliere raadkamerdag. Een en ander is niet geregeld in het landelijk procesreglement en er is dan ook geen sprake van een vaste norm.
3. Het standpunt van de gewraakte rechters
3.1. De voorzitter van de raadkamer, mr. [voorzitter], heeft ter zitting de beslissing van de raadkamer tot weigering van de aanhouding van het hoger beroep nader toegelicht. De voorzitter heeft er op gewezen dat er geen regel is voor vaststelling van datum en tijdstip van behandeling van een hoger beroep als het onderhavige. Er wordt gekeken naar de wederzijdse belangen. De raadkamer heeft ook nu die belangenafweging gemaakt en de behandeling van het hoger beroep op verzoek van het Openbaar Ministerie vastgesteld op 5 november 2012. Daarnaast is afwijking van de reguliere raadkamerdag niet ongebruikelijk en gebeurt dit ook bij behandeling van schorsingsverzoeken.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
4.2. Voorop gesteld wordt dat aan de door de advocaat aangevoerde omstandigheden geen aanwijzing valt te ontlenen voor het oordeel dat de raadkamer of één of meer van haar leden - subjectief - niet onpartijdig was. Daartoe heeft de advocaat niets aangevoerd. Vervolgens moet worden onderzocht of er sprake is van een objectieve schijn van vooringenomenheid. De rechtbank overweegt in dat verband dat het de raadkamer in beginsel vrijstaat om de behandeling van het appel niet op de vaste, reguliere, raadkamerdag te laten plaatsvinden. Een en ander is niet in strijd met het landelijk procesreglement noch enige andere – wettelijke – bepaling. Het resultaat van de door de raadkamer gemaakte belangenafweging zegt bovendien niets over de uitkomst van het hoger beroep zélf. De raadkamer loopt daarmee niet vooruit op de ten gronde te nemen beslissing. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat behandeling van verzoeken anders dan op de reguliere raadkamerdag, zoals thans aan de orde, geen zeldzaamheid is. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat een dergelijke afwijking van de reguliere zittingsdag ook in vergelijkbare gevallen plaatsvindt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door de raadkamer gemaakte belangenafweging geen blijk van partijdigheid geeft.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat de door verzoeker veronderstelde vrees voor partijdigheid van de gewraakte rechters, naar het oordeel van de rechtbank, niet is aangetoond noch anderszins is gebleken of aannemelijk geworden.
4.4. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het wrakingsverzoek ongegrond is en afgewezen moet worden.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1. verklaart ongegrond en wijst af het verzoek tot wraking van mrs. [voorzitter] (voorzitter), [rechter 1] en [rechter 2].
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M.P Drijkoningen, Th.M. Schelfhout en F. Oelmeijer, bijgestaan door P.J.C. Hendriks als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2012.