ECLI:NL:RBROE:2012:BY2833

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
9 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860241-12
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met psychische stoornis en terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 9 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die lijdt aan paranoïde schizofrenie. De verdachte werd beschuldigd van de moord op zijn voormalige buurvrouw, gepleegd op 2 mei 2012 in Gennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, wat leidde tot de beslissing om hem te ontslaan van alle rechtsvervolging. De rechtbank baseerde haar oordeel op deskundigenrapporten die bevestigden dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, die zijn gedragingen en keuzes ten tijde van het delict beïnvloedden. De verdachte had de buurvrouw met een mes meermalen gestoken, wat resulteerde in haar overlijden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van opzet, maar dat de verdachte niet strafbaar was vanwege zijn psychische toestand. De rechtbank legde een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op, gezien het hoge recidivegevaar en de noodzaak voor langdurige behandeling in een beveiligde omgeving. De rechtbank verklaarde ook dat de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder het mes, verbeurd verklaard moesten worden. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, maar de schadevergoedingsmaatregel kon niet worden opgelegd omdat de verdachte van alle rechtsvervolging was ontslagen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860241-12
Datum uitspraak: 9 november 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in [detentie-adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 26 oktober 2012.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 02 mei 2012 in de gemeente Gennep opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] (meermalen) met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 289 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 02 mei 2012 in de gemeente Gennep opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] (meermalen) met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 287 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 26 oktober 2012 gevorderd dat
de primair ten laste gelegde moord zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord, omdat in de visie van de verdediging de voorbedachte raad niet kan worden bewezen verklaard. De verdediging voert daartoe aan dat ter explicatie van de voorbedachte raad gebruik wordt gemaakt van uitdrukkingen als “bedaard nadenken”en “na kalm beraad en rustig overleg”. Daar zou stelt de verdediging in casu geen sprake van zijn geweest nu zowel de psycholoog als de psychiater stellen dat het ten laste gelegde verklaard kan worden vanuit de paranoïde psychotische toestand waarin verdachte verkeerde.
De subsidiair ten laste gelegde doodslag kan in de ogen van de verdediging wel bewezen worden verklaard.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
Op 28 juni 2012 relateert verbalisant [naam verbalisant 1] onder meer :
Op 2 mei 2012 omstreeks 22.45 uur kwamen er diverse meldingen binnen bij de meldkamer van de regiopolitie Limburg-Noord dat er door een vrouw hysterisch hard geschreeuwd werd in een flat in de [adres] te Gennep. Ook had men harde klappen gehoord. Nadat diverse bewoners van de flat naar buiten gingen om te kijken wat er aan de hand was, zagen zij dat de voordeur van de woning van slachtoffer [slachtoffer] geforceerd was en zagen zij haar in een plas bloed levenloos in de gang bij de voordeur van de woning liggen. Enkele bewoners hadden een man hard weg zien rennen vanuit de woning van het slachtoffer, over de galerij naar het trappenhuis. Vervolgens was deze man de trappen afgerend en buiten voor de flat op een fiets gesprongen, waarna hij hard was weggefietst. Ook werd gemeld door bewoners uit de flat dat het hier om [naam verdachte] zou gaan, die gewoond had in de flat en voor veel overlast gezorgd had.
Later bleek dat het slachtoffer betrof [slachtoffer].
De verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] van de politie waren die dag aan het politiebureau voor de nachtdienst. Zij waren om 22.50 uur ter plaatse. Zij zagen dat de voordeur van flat [adres] te Gennep geforceerd was en zij zagen in de gang een vrouw, gekleed in een nachtjapon in een grote plas bloed liggen. Omstreeks 23.00 uur kwam ambulance personeel ter plaatse. Zij deelden om 23.06 uur mede dat het slachtoffer was overleden.
Bewoners van de flat deelden verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] mede dat de persoon die was weggerend en daarna was weggefietst was herkend, als zijnde [naam verdachte], die naast het slachtoffer had gewoond.
Op 3 mei 2012 heeft verdachte onder meer het volgende verklaard .
Gisteren ben ik naar de [adres] gegaan. Ik had veel hoofdpijn. Ik dacht al langer dat de oude buurvrouw van de [adres] in mijn hoofd en keel zat. Ik heb steeds gedacht, ik houd dit niet vol, ik word gek en toen ben ik naar de [adres] gegaan.
Op 3 mei 2012 heeft verdachte voorts onder meer het volgende verklaard .
Deze verklaring (in de vraag en antwoord vorm) houdt onder meer in:
A: Gisteren zat ik thuis te Cuijk te gamen. Ik had heel erg hoofdpijn. Het was alsof iemand anders in mijn hoofd zat ik. Ik dacht dat het die oude vrouw was die dat deed. Ik dacht dat ik god moest redden door die oude vrouw dood te maken.
V: Je bent op enig moment thuis weggegaan. Hoe heb jij je voorbereid?
A: Ik was in paniek. Ik heb mijn tas gepakt en een fles water. Ik heb er een mes in gedaan.
V: Hoe voelde jij je toen je op de [adres] aankwam?
A: Ik was bang. Ik ben naar boven gegaan. Ik heb bij iemand aangebeld en die liet mij binnen, nummer 10. Ik ben toen rechtstreeks naar nummer [huisnummer] gegaan.
A: Ik heb de deur met mijn voet open geschopt. Ik heb haar doodgemaakt.
V: Ken jij haar van naam?
A: Ze heette mevrouw [slachtoffer].
V: Waar was die vrouw, toen de deur open ging?
A: Ze zat in de woonkamer. Ze keek om de hoek. Ik liep naar binnen. Toen ze mij zag probeerde zij weg te rennen.
V: Is zij tot buiten gekomen?
A: Ze kwam bij de drempel en toen heb ik haar op de grond gegooid. Ik heb geprobeerd om haar keel door te snijden maar dat werkte niet. Toen heb ik haar neergestoken. Ik wilde zeker zijn dat ze dood zou zijn. Ik heb haar in de borst gestoken.
V: Wat heb je gedaan nadat je die vrouw gestoken had?
A: Ik ben toen weggerend.
Op 1 juni 2012 heeft dr. [naam], arts en patholoog, rapport opgemaakt naar aanleiding van een onderzoek naar de oorzaak van de dood van [slachtoffer] op 2 mei 2012. Dit sectierapport houdt onder meer in :
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer], 64 jaar oud, wordt het intreden van de dood verklaard door functiestoornissen van organen in combinatie met algehele weefselschade door bloedverlies, opgelopen als gevolg van inwerking van uitwendig mechanische scherprandig klievend/snijdend en perforerend geweld.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte het idee heeft opgevat dat hij zijn oude buurvrouw mevrouw [slachtoffer] moest doden en vervolgens van huis is weggegaan met een tas waarin hij een mes had gedaan. Verdachte fietst van Cuijck naar Gennep, belt vervolgens aan bij een medeflatbewoner van het slachtoffer en krijgt vervolgens op die wijze toegang tot het flatgebouw. Eenmaal binnen loopt hij rechtstreeks naar de woning van het slachtoffer, trapt de deur in, gooit het slachtoffer op de grond en, nadat het doorsnijden van de keel niet lukte, steekt hij de vrouw neer omdat hij naar eigen zeggen zeker wilde zijn dat ze dood zou zijn.
Nog afgezien van de tijd die is gemoeid met het op enig moment uit de tas pakken van het mes en het vervolgens hanteren van het mes volgt uit bovengenoemde omstandigheden dat verdachte meer dan voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit terwijl niet aannemelijk is geworden dat de besluitvorming en de uitvoering van het besluit in een plotselinge hevige drift plaatsvonden of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit is ontstaan. De paranoïde psychotische toestand waarin verdachte volgens de deskundigen verkeerde ten tijde van het tenlastegelegde laat zich, anders dan de raadsman meent, met het bestaan van voorbedachte rade verenigen. Een dergelijke stoornis zou hoogstens aan een bewezenverklaring van het opzet in de weg kunnen staan. Nu evenwel bij verdachte ten tijde van het handelen niet ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken - hetgeen naar het oordeel van de rechtbank reeds blijkt uit het feit dat verdachte na zijn daad meteen hard is weggefietst en bij aankomst in het cellencomplex zei dat hij iets vreselijks had gedaan - is er sprake van opzet zoals blijkt uit de bewijsmiddelen.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd.
7.3.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 02 mei 2012 in de gemeente Gennep opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen met een mes in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde feit is een strafbaar feit.
8.2.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
Ten aan zien van het primair ten laste gelegde:
moord.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte en de maatregel oplegging
9.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 26 oktober 2012 gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is. Voorts heeft de officier van justitie medegedeeld het advies van de deskundigen over te zullen nemen. Gelet hierop vordert de officier van justitie de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
9.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er blijkens de deskundigen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. De raadsman heeft het advies van de deskundigen met verdachte besproken. Verdachte begrijpt dit advies en kan zich daar in vinden.
De raadsman geeft vervolgens aan de rechtbank in overweging de psychiater te verzoeken nogmaals met verdachte te spreken en aanvullend te rapporteren over de mogelijkheden van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De raadsman voert hiertoe aan dat verdachte mede door de juiste instelling op medicatie meer gemotiveerd is voor behandeling en nooit meer in dezelfde situatie en gemoedstoestand terecht wil komen.
Als laatste geeft de raadsman aan dat mocht de rechtbank niet besluiten een nadere psychiatrische rapportage op te laten maken zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.De overwegingen en het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de strafbaarheid overweegt de rechtbank het volgende.
Door Gz-psycholoog[naam] is gerapporteerd op 16 oktober 2012. De psycholoog concludeert dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in diagnostische zin te beschrijven als schizofrenie, paranoïde type. Er is ook sprake van cannabisafhankelijkheid.
Ten tijde van het bewezenverklaarde feit waren beide stoornissen actueel en zij beïnvloedden verdachtes gedragskeuzen en/of zijn gedragingen.
Verdachte heeft vanuit zijn schizofrenie allerlei bizarre lichamelijke klachten ontwikkeld waarvoor hij zijn voormalige buurvrouw, het slachtoffer, verantwoordelijk hield. Verdachtes overtuiging dat hij door zijn buurvrouw werd gepest (nachtelijke geluidsoverlast, negatief commentaar, wakker houden met stemmen die verdachte door de muur kon waarnemen) is echter het gevolg van hallucinaties en betrekkingswanen.
Toen verdachte meer last van de klachten kreeg (feitelijk meer psychotisch werd) raakte hij in paniek (psychotische angst) en wilde hij dat het op zou houden en dat de buurvrouw uit zijn hoofd zou gaan. Daarop is hij naar haar toe gefietst en heeft hij haar gedood. Verdachte heeft gezien het letsel van het slachtoffer (48 steekwonden) extreem veel geweld toegepast.
Het bewezenverklaarde kan volledig verklaard worden vanuit de paranoïde psychotische toestand. Verdachtes keuzevrijheid was door zijn floride psychotische toestand geheel beperkt zodat het advies is verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen het rapport van de psychiater [naam] van 17 oktober 2012. De psychiater concludeert dat verdachte ten tijde van het onderzoek lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten aan schizofrenie van het paranoïde type en cannabisafhankelijkheid.
Beide stoornissen beïnvloedden verdachtes gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde. Verdachte was ten tijde van het delict ernstig psychotisch. Hij kon zijn gedragingen en gedragskeuzen niet meer in overeenstemming brengen met de hem omringende realiteit. De psychiater acht de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar.
Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de toerekening.
De rechtbank kan zich verenigen met de hierboven weergegeven conclusies van de deskundigen [naam] en [naam] dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht en neemt deze conclusie over. De rechtbank is op grond van de deskundigenrapporten van oordeel dat er een direct verband heeft bestaan tussen de ziekelijke stoornissen van de geestvermogens en het gepleegde feit.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte niet strafbaar is omdat het feit hem niet kan worden toegerekend en hij dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot een op te leggen maatregel.
De psycholoog [naam] geeft aan dat de hallucinaties en wanen waaraan verdachte lijdt er toe bij kunnen dragen dat verdachte zich ook in de (nabije) toekomst bedreigd voelt door personen in de omgeving. Hierdoor kunnen opnieuw gevaarlijke situaties ontstaan voor personen, met name in zijn directe omgeving.
Verdachte behoeft een langdurige klinische behandeling waarin medicatie, structuur, psycho-educatie en middelenabstinentie van groot belang zijn. De stoornis is al vele jaren in ontwikkeling. De ernst van de symptomen is in de loop der jaren toegenomen en parallel hieraan ook het agressief gedrag. Een klinische behandeling ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht biedt te weinig soelaas en garanties aangezien dit kader te weinig ruimte en structuur biedt om de stoornis afdoende te behandelen en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De ernst van verdachtes stoornis en het gevaar dat van hem uitgaat vraagt om een goed beveiligde omgeving. Immers, verdachte heeft vanuit zijn stoornis snel het gevoel gepest en negatief beïnvloed te worden door personen in de directe omgeving, waardoor er ook enig gevaar is voor patiënten en personeel. Een tbs-kader is het meest passend bij de ernst van de stoornis, de te verwachten behandelduur en het gevaar dat verdachte voor de samenleving oplevert. Daar verdachte weinig inzicht in zijn stoornis heeft en geen motivatie voor zijn behandeling, is een voorwaardelijk kader niet opportuun.
Het advies luidt dan ook een terbeschikkingstelling met verpleging.
De psychiater [naam] geeft aan dat de ziekelijke stoornissen van de geestvermogens waaraan verdachte lijdt mede maken dat de kans op delictrecidive hoog is. Ter vermindering van de kans op recidive is het vooreerst belangrijk dat verdachte een adequate medicamenteuze behandeling wordt geboden, dat deze behandeling langdurig wordt voortgezet (liefst levenslang) en dat langs de weg van psycho-educatie wordt bewerkstelligd dat verdachte intrinsiek gemotiveerd raakt om de behandeling te continueren. Daarnaast is het een bekend gegeven dat het voortgezet gebruik van middelen (in het geval van verdachte: vooral cannabis) het beloop van schizofrenie ernstig in negatieve zin kan beïnvloeden. Daarom moet er eveneens worden gestreefd naar abstinentie van cannabis.
De psychiater is van mening dat de behandeling van verdachte, gelet op de psychopathologie en het gevaar op delictrisico moet plaatsvinden in een goed beveiligde klinische omgeving. Het opleggen van een terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging van overheidswege acht de psychiater al met al, gelet op het tijdsaspect en de benodigde veiligheid, de meest verkieselijke optie.
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de hierboven genoemde rapporten is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig feit.
De laatste minuten van het leven van mevrouw [slachtoffer] moeten onbeschrijflijk zijn geweest.’s Avonds laat wordt haar voordeur opengetrapt en staat zij oog in oog met haar voormalige buurman, voor wie zij blijkens verklaringen in het dossier doodsbang was.
Verdachte heeft op brute wijze mevrouw [slachtoffer] gedood, een mevrouw die als lieve oma een belangrijke rol vervulde in het leven van haar kleinkinderen.
Door dit handelen heeft verdachte de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed berokkend, zoals ook blijkt uit de door dochter van het slachtoffer ingediende slachtofferverklaring. De dochter heeft haar moeder en de kleinkinderen hebben hun grootmoeder verloren door het handelen van verdachte. Zij en de overige nabestaanden zullen het slachtoffer voor de rest van hun leven moeten missen.
Door een feit als het onderhavige wordt voorts de rechtsorde op ernstige wijze geschokt en worden gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Het feit heeft plaatsgevonden in een flatgebouw, waardoor veel mensen het schreeuwen van het slachtoffer hebben gehoord en zijn geconfronteerd met haar levenloze lichaam. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat men zeer geschokt was.
Voorts blijkt uit de aandacht die in de lokale media aan het gebeuren is besteed, dat deze moord een zeer grote schok heeft veroorzaakt in de maatschappij.
Voorwaarde voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist.
Over het herhalingsgevaar hebben de gedragsdeskundigen, zoals hierboven weergegeven, in de rapportages opgenomen dat het recidivegevaar hoog is en dat verdachte een langdurige klinische behandeling behoeft waarin medicatie, structuur, psycho-educatie en middelenabstinentie van groot belang zijn. Beide deskundigen geven aan dat mocht verdachte zich ook in de (nabije) toekomst bedreigd voelen door personen in zijn directe omgeving, hierdoor opnieuw gevaarlijke situaties kunnen ontstaan voor personen. Door de psychiater is hieromtrent opgenomen in zijn rapportage dat indien verdachte opnieuw komt te verkeren in een gesystematiseerde waanwereld (en zoals al opgemerkt: indien hij niet wordt behandeld is de kans daarop groot) waarin hij ervan overtuigd is dat mensen hem leed of pijn bezorgen, er zeker een grote kans is op nieuwe geweldsincidenten in de ruime zin van het woord.
Beide gedragsdeskundigen adviseren tot het opleggen van een terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging aan verdachte.
Op grond van de inhoud van de deskundigenrapportages en de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een zodanig groot gevaar vormt voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, dat de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging geboden is.
De rechtbank zal daarom terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen.
De rechtbank overweegt dat verdachte wordt veroordeeld voor moord, een misdrijf dat bij uitstek is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank stelt vast dat zij het verzoek tot het aanvullend rapporteren over de mogelijkheden van terbeschikkingstelling met voorwaarden als niet afdoende onderbouwd aanmerkt. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij het overigens ook niet noodzakelijk acht om de psychiater aanvullend te laten rapporteren nu uit de rapportages van de deskundigen voldoende blijkt waarom, mede gelet op de problematiek en veiligheidsoverwegingen, een voorwaardelijk kader voor de behandeling van verdachte niet passend is.
9.4.Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een mes en een tas (rugzak), dienen te worden verbeurdverklaard.
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met behulp van die voorwerpen het feit is begaan.
9.5.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[naam dochter sla[naam dochter slachtoffer] de dochter van het slachtoffer, heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[naam dochter slachtoffer] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 2.001,84 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor primair ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering, door of namens verdachte niet is weersproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering dan ook voor toewijzing vatbaar. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 2 mei 2012 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
[naam dochter slachtoffer] voornoemd heeft tevens verzocht aan verdachte de zogenoemde schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Door de raadsman is er vervolgens op gewezen dat indien de rechtbank verdachte ontslaat van alle rechtsvervolging de schadevergoedingsmaatregel niet kan worden toegepast.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat er in casu geen schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
De rechtbank wijst op de wettelijke voorwaarde voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, namelijk dat de verdachte wegens een strafbaar feit "wordt veroordeeld". De bewoordingen van artikel 36f, eerste lid, Sr laten dus niet toe dat een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd in het geval dat de verdachte, zoals hier, van alle rechtsvervolging is ontslagen.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
10.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 33, 33a, 37a, 37b en 289.
11.Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake niet strafbaar;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
verklaart verbeurd: een mes en een tas;
De vordering benadeelde partij
Toewijzing van de vordering benadeelde partij van € 2.001,84;
veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [naam dochter slachtoffer], te betalen een bedrag van € 2.001,84, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 2 mei 2012 tot de dag der algehele voldoening.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, P.M.S. Dijks en C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van H.C.W. Terpelle als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 9 november 2012.
Mr. C.C.W.M. Aretz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.