ECLI:NL:RBROE:2012:BY0884

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
6 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/990008-12
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van inverzekeringstelling en toetsing door de rechter-commissaris

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 6 september 2012 uitspraak gedaan over de onrechtmatigheid van de inverzekeringstelling van een verdachte. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 10 augustus 2012, die de inverzekeringstelling onrechtmatig had geacht. De rechtbank oordeelde dat de beoordeling van de beslissing van de rechter-commissaris ex tunc diende te geschieden, wat betekent dat alleen de feiten en omstandigheden die ten tijde van de beslissing van de rechter-commissaris bekend waren, in aanmerking genomen konden worden. De rechtbank stelde vast dat de officier van justitie niet voldoende feiten of omstandigheden had aangeleverd om een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit te onderbouwen. Hierdoor kon de rechter-commissaris niet tot een rechtmatige beslissing komen over de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte.

De rechtbank benadrukte dat het niet mogelijk is om in hoger beroep nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren die niet eerder aan de rechter-commissaris zijn gepresenteerd. Dit zou de rechtsgang ondermijnen en de toetsing door de rechter-commissaris zinledig maken. De rechtbank bevestigde de beslissing van de rechter-commissaris en wees het hoger beroep van de officier van justitie af. De uitspraak onderstreept het belang van zorgvuldige aanlevering van informatie door de officier van justitie en de noodzaak voor een goede toetsing door de rechter-commissaris.

Uitspraak

Parketnummer: 04/990008/12
B E S C H I K K I N G
van de rechtbank te Roermond, raadkamer voor strafzaken, op een beroep van de officier van justitie van 20 augustus 2012 van het functioneel parket, tegen de beschikking van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het arrondissement Roermond d.d. 10 augustus 2012 in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboortedatum en plaats]
wonende te [adres en woonplaats]
Het beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris voornoemd inhoudende de toetsing van de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken.
De rechtbank heeft op 06 september 2012 gehoord:
- de officier van justitie;
- verdachte en haar raadsman, mr. Nillesen.
Standpunt van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie verwijst naar de inhoud van haar appelmemorie, die zij voorgedragen en toegelicht heeft. Kort samengevat stelt zij dat een toetsing van de beslissing van de rechter-commissaris ex-nunc, dus op basis van de thans bekend zijnde informatie, mogelijk acht. Voorzover dit niet mogelijk zou zijn, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat een ex-tunc toetsing mogelijk zou moeten zijn op basis van stukken die tot de datum van de beslisssing van de rechter-commissaris geconcipieerd waren, ongeacht of die stukken vóór de beslissing van de rechter-commissaris aan hem ter kennis gebracht waren. Als laatste staat de officier van justitie een ex-tunc toetsing voor op basis van de stukken die destijds ter kennis van de rechter-commissaris zijn gebracht. De officier van justitie concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een toetsing ex-tunc zou moeten plaatsvinden en wel op basis van enkel de informatie die ook de rechter-commissaris voor de beslissing ten dienste stond. De raadsman concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie tijdig een rechtsmiddel tegen de beslissing van de rechter-commissaris ingesteld heeft en derhalve ontvankelijk is in haar beroep.
Een persoon kan aangehouden en inverzekeringgesteld worden. Daartoe dient hij/zij zich te kwalificeren als verdachte. Ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) wordt als verdachte aangemerkt de persoon te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. Bij de toetsing door de rechter-commissaris ex artikel 59a Sv dient de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank dan ook zorg te dragen dat de feiten of omstandigheden die geleid hebben tot een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit kenbaar en toetsbaar zijn voor de rechter-commissaris. Feiten of omstandigheden die zich hebben voorgedaan nà de aanhouding en inverzekeringstelling van een persoon, kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet bijgedragen hebben bij het ontstaan van een vermoeden van schuld aan een strafbaar feit waarop de aanhouding is gebaseerd en kunnen derhalve niet meegewogen worden bij de beoordeling van het (ontstaan van het) vermoeden van schuld. Een ex-nunc toetsing in het hoger beroep is derhalve rechtens niet mogelijk.
Zoals hiervoor aangegeven dient de officier van justitie zorg te dragen dat de feiten of omstandigheden die geleid hebben tot een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit kenbaar en toetsbaar zijn voor de rechter-commissaris. Ten aanzien van de aanlevering van stukken door de officier van justitie voor de voorgeleiding van een persoon voor de rechter-commissaris geldt hetgeen in het Landelijk ProcesReglement is overeengekomen. Stukken die niet tijdig ter kennis aan de rechter-commissaris worden gebracht kunnen door de rechter-commissaris buiten beschouwing gelaten worden. De afspraak over de aanlevering van stukken aan de rechter-commissaris en de toetsing door de rechter-commissaris op basis van die stukken zou volstrekt zinledig worden, indien in hoger beroep alsnog nadere stukken over feiten of omstandigheden in het geding gebracht zouden kunnen worden en bij de beoordeling van het hoger beroep betrokken zouden worden. Het maakt daarbij geen verschil of die nadere stukken gaan over feiten of omstandigheden die reeds bestonden ten tijde van de aanhouding maar niet ter kennis aan de rechter-commissaris waren gebracht of om feiten of omstandigheden die zich na de aanhouding hebben voorgedaan. Naar het oordeel van de rechtbank dient in hoger beroep getoetst te worden of de rechter-commissaris op basis van de door de officier van justitie vóór de toetsing kenbaar en toetsbaar gemaakte feiten of omstandigheden tot het oordeel heeft kunnen komen dat de aanhouding en inverzekeringstelling rechtmatig of onrechtmatig.
In het onderhavige geval heeft de rechter-commissaris tot het oordeel kunnen komen dat de aanhouding en inverzekeringstelling onrechtmatig was, omdat aan de rechter-commissaris volstrekt onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld waren om daarop een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit te kunnen baseren.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
Wijst af het hoger beroep van de officier van justitie;
bevestigt de beschikking van de rechter-commissaris van 10 augustus 2012.
Aldus gedaan te Roermond op 06 september 2012 door mrs. L.P. Bosma, V.P. van Deventer, N.H.W. Montulet-van der Meer, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, bijgestaan door M.C.H. van Bree-van den Elsen als griffier.
mr. L.P. Bosma