RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860124-12
Datum uitspraak : 14 september 2012
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres en woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 31 augustus 2012.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
zij op of omstreeks 22 februari 2012 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een GSM, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of haar mededader opzettelijk dreigend een mes tegen/bij het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "je geld, je mobiel, alles geven", althans woorden van gelijke aard of strekking;
artikel 317 Wetboek van Strafrecht;
2.
zij op of omstreeks 22 februari 2012 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met daarin onder meer een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader die [slachtoffer 2] met de fiets heeft/hebben afgesneden en/of heeft/hebben geduwd en/of aan de tas op de bagagdrager van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gerukt en/of dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "als je blijft roepen maak ik je af", althans woorden van gelijke
aard of strekking;
artikel 312 Wetboek van Strafrecht;
3.
zij op of omstreeks 25 augustus 2011 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een televisie en/of een laptop en/of een GSM en/of twee portemonnees heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
artikel 416 Wetboek van Strafrecht;
4.
zij op of omstreeks 25 augustus 2011 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (270 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) de/het weg te nemen
goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
artikel 311 jo. 310 Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 31 augustus 2012 gevorderd dat
het onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde. Wat betreft het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze feiten verdachte niet kunnen worden verweten, zulks mede gelet op grond van het psychologisch onderzoek. In de ogen van de verdediging zal hier derhalve ontslag van rechtsvervolging dienen te volgen.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd. Er zijn geen bewijsmiddelen waaruit zou kunnen blijken dat verdachte tevoren wist wat de bedoelingen van haar vriend waren toen hij, met verdachte achter op zijn fiets, het slachtoffer achtervolgde. Ook is er geen bewijs dat verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht dan wel dat zij achteraf in het bezit is gekomen van de buit. Het louter aanwezig zijn bij en zich niet distantiëren van de beroving is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om medeplegen te kunnen aannemen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de opmerking van verdachte tijdens de beroving dat er een fietser aankwam, evenmin voldoende is om van medeplegen te kunnen spreken; immers is niet komen vast te staan dat die opmerking is gemaakt omdat verdachte op de uitkijk zou hebben gestaan.
De verdachte moet derhalve van het ten laste gelegde onder feit 1 worden vrijgesproken.
De rechtbank acht eveneens niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 3 en 4 is ten laste gelegd. Uit de bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat verdachte wist dat de tenlastegelegde goederen - die zich aanvankelijk bevonden in de auto waarin verdachte als bijrijder zat en later op de kamer van haar vriend – van diefstal afkomstig waren. Die enkele wetenschap is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te komen tot bewijs van het verwerven, voorhanden hebben of overdragen van die goederen, te meer nu er geen bewijs is dat verdachte op enigerlei wijze van (een deel van) de goederen heeft geprofiteerd. Hoewel verdachte ook af en toe op de kamer van haar vriend verbleef is er geen sprake van een zodanige feitelijke zeggenschap over de goederen door verdachte dat er sprake is van heling.
Wat betreft het vervolgens door de vriend van verdachte pinnen met het gestolen pinpasje kan enkel uit de bewijsmiddelen blijken dat verdachte daar wetenschap van heeft gehad en mee ging in de auto op weg naar de pinautomaat. Van enige uitvoeringshandeling of delen in de buit is uit de bewijsmiddelen niet kunnen blijken. Een en ander is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te komen tot een veroordeling voor het medeplegen van diefstal van het geld door middel van een valse sleutel.
De verdachte moet derhalve van het ten laste gelegde onder feit 3 en 4 worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank en bewezenverklaring
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
Met betrekking tot feit 2 neemt de rechtbank verder de volgende bewijsmiddelen op:
Op 22 februari 2012 doet [slachtoffer 2] aangifte . Deze aangifte houdt onder meer in:
Vanavond, woensdag 22 februari 2012, heb ik moeten werken tot 21.45 uur. Ik was met de fiets en ik fietste vanaf mijn werk naar huis in [woonplaats]. Achter op de drager van de fiets had ik mijn zwarte tas onder de snelbinder met hierop mijn zwarte handtas. Toen ik net de bebouwde kom van Leunen uitfietste, gaat de fietssuggestiestrook over op het fietspad. Ik zag dat voor mij een fietser reed. Ik passeerde deze fietser en zag dat het een jongen was en ik zag dat achterop de fiets een meisje zat. Ik passeerde deze fietser met redelijke snelheid en ben verder gefietst. Toen ik de beek onder de [straat] te Leunen binnen de gemeente Venray door naderde, werd ik plots ingehaald door deze fietser. Ik zag dat die fietser mij inhaalde en mij links passeerde. Ik kreeg op dat moment een raar gevoel omdat die fietser mij veel te dichtbij passeerde. Tijdens dit inhalen zag ik dat de fietser mij sneed door naar rechts te gaan rijden. Ook zag en voelde ik dat die fietser met zijn schouder tegen mij aanduwde, in ieder geval raakte. Terwijl hij dit deed hoorde en voelde ik dat er iets achter mij gebeurde. Ik vermoedde dat de tas van mijn fiets getrokken werd. Ik kwam bijna ten val. Ik voelde aan de bagagedrager en voelde dat de handtas, die ik achterop had zitten, weg was en ik voelde dat de aktetas naast mijn fiets hing. Deze twee hadden mijn handtas weggenomen. Ik ben ook achter hen aangefietst en kwam weer dichterbij. Ik ben blijven roepen “Ik wil mijn tas terug. Geef me mijn tas.” Op een gegeven moment stopten ze op het fietspad. Ik stopte ook en stond ongeveer 2 meter van hen vandaan. Ik bleef tegen hen roepen “Geef mijn tas terug.” Ik zag vervolgens dat het meisje naar mij toeliep en tegen mij zei “Als je blijft roepen maak ik je dood.” Ze kwam op dat moment dichter naar mij toe en ik zag dat ze mijn handtas vasthield. Ik hoorde vervolgens dat ze zei “Ik wil alleen maar geld.” Mogelijk dat ze ook zei “Alleen maar geld.” Ik zei tegen haar “mijn portemonnee zit in mijn tas, dat kun je hebben maar mijn tas wil ik terug”. Dit heb ik vermoedelijk een paar keer tegen haar gezegd. Vervolgens zag ik dat ze weer naar die jongen liep en bij hem ging staan. Ik hoorde dat ze tegen mij zei “Ik geef jou je tas niet. Ik pak de portemonnee er zelf wel uit.” Ik zag dat ze vervolgens met de rug naar me toestond en ik zag dat ze in mijn tas zat te voelen. Vervolgens draaide ze zich om en ik zag dat ze mij toen mijn tas teruggaf. Nu blijkt dat uit mijn handtas mijn portemonnee werd weggenomen. In de portemonnee zat geld. Volgens mij zat er ongeveer 100 euro in.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting op 31 augustus 2012 legt verdachte een verklaring af . Deze verklaring houdt onder meer in:
Op 22 februari 2012 zijn we inderdaad achter die vrouw aangefietst. Door mij is er als eerste aan de tas achterop de bagagedrager getrokken. [medeverdachte] heeft de tas uiteindelijk losgetrokken. Later zei [medeverdachte] tegen mij dat ik de portemonnee uit de tas moest pakken. Die vrouw bleef maar schreeuwen. Ze wilde haar tas terug. De tas heeft ze teruggekregen. Het geld is later uit de portemonnee gehaald en door ons opgemaakt aan drugs, eten en drinken.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij op 22 februari 2012 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met daarin onder meer een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld en
gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 2] met de fiets de weg heeft afgesneden en heeft geduwd en aan de tas op de bagagedrager van die [slachtoffer 2] heeft gerukt en dreigend de woorden heeft toegevoegd: "als je blijft roepen maak ik je af", althans woorden van gelijke strekking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Met betrekking tot het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het feit verdachte niet verweten kan worden, zulks mede op grond van het psychologisch onderzoek.
Wat betreft dit verweer van de raadsman overweegt de rechtbank dat het haar onduidelijk is of de raadsman doelt op psychische overmacht bij verdachte of op een volledige ontoerekeningsvatbaarheid bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit.
De rechtbank komt bij de strafbaarheid van verdachte, genoemd onder 9. terug op de omstandigheid of er bij verdachte sprake was van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank is van oordeel dat, voor zover de raadsman doelt op psychische overmacht, niet aannemelijk is geworden dat verdachte heeft gehandeld onder invloed van een zodanige druk dat zij daar geen weerstand aan heeft kunnen bieden. Wat dit betreft kan het verweer van de raadsman dan ook niet slagen en wordt verworpen.
Het bewezenverklaarde is derhalve een strafbaar feit.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf onder sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
Door de psycholoog H.E.W. Koornstra is omtrent de geestvermogens van verdachte op 8 juli 2012 een rapportage uitgebracht. De deskundige komt niet tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
De rechtbank neemt deze conclusie van de deskundige over; er is derhalve geen sprake van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid bij verdachte. Ook op dit punt wordt het verweer van de raadsman derhalve verworpen.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu ook overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 196 dagen, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat een behandeling zou inhouden.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft samen met haar toenmalige vriend, laat op de avond toen het al donker was, een tas van een fiets gerukt en vervolgens, toen het slachtoffer zich niet neerlegde bij de diefstal van haar tas, het slachtoffer bedreigd. De rechtbank acht dit een ernstig feit waardoor de gevoelens van onveiligheid in de samenleving toenemen.
De rechtbank heeft verder het rapport van de psycholoog H.E.W. Koornstra van 8 juli 2012 in aanmerking genomen. De psycholoog stelt dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en sterke borderline trekken in de persoonlijkheid. Er wordt (nog) niet gesproken van een persoonlijkheidsstoomis daar de cognitieve zwakte geleid heeft tot ontwikkelingsachterstanden waardoor zij feitelijk nog functioneert op het niveau van een jonger kind en sterk beïnvloedbaar geacht wordt voor pedagogisch ingrijpen. Hiervan was sprake ten tijde van alle haar ten laste gelegde feiten. De afhankelijkheid passend bij de borderline, maar zeker ook de cognitieve problematiek, verklaart waarom verdachte haar vriend wil beschermen maar zeker ook niet in staat geacht kan worden een dergelijk incident te voorkomen of te stoppen. Er is sprake geweest van antisociaal gedrag passend bij het gebrek aan mogelijkheden zelfstandig sturing aan haar leven te geven, haar afhankelijkheid en angst voor verlating.
Op grond van bovenstaande wordt geadviseerd verdachte voor de haar ten laste gelegde feiten, in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. Het ontbreekt verdachte grotendeels aan de cognitieve mogelijkheden zelfstandig een oordeel te vellen maar vooral hiernaar te handelen zodra er externe druk aanwezig is, ze is in haar doen en later sterk afhankelijk van haar omgeving.
Onderzoeker adviseert verdachte een reclasseringscontact op te leggen waarbij zij in het kader van bijzondere voorwaarden bij een op te leggen voorwaardelijk strafdeel, zich zal moeten houden aan de aanwijzingen zoals geformuleerd door haar behandelaars van Dichterbij. Verder wordt geadviseerd als aparte bijzondere voorwaarde op te nemen dat verdachte zich klinisch zal laten opnemen om voor zichzelf de kans te creëren tot het opbouwen van een maatschappelijk ingebed bestaan.
De rechtbank neemt de conclusie en het adviezen van de deskundige over en maakt die tot de hare. De rechtbank oordeelt dat het ten laste gelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
In het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland van 24 augustus 2012, is (onder andere) het volgende advies opgenomen. Er wordt geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. Hierbij wordt als bijzondere voorwaarde geadviseerd dat verdachte zich binnen 5 dagen na de uitspraak zal melden bij de Reclassering Nederland ([naam]). Daarnaast wordt verdachte verplicht om op basis van de door NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in Dichterbij (De Pleinen), waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur zullen worden gegeven. Gelet op het belang van een voortvarende aanvang en voortzetting van dit behandel- en begeleidingstraject, zal de rechtbank bevelen dat deze voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde straffen.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard van het delict enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd niet volstaat.
De rechtbank heeft oog voor de problematiek van verdachte en waardeert ook haar eerlijkheid waar het haar eigen houding en opvattingen betreft. Verdachte heeft aangegeven moeite te hebben met de noodzaak tot werken. Liever zou ze dat niet hoeven te doen. Teneinde mede het reclasseringsdoel te bereiken, namelijk een zo volwaardig mogelijke deelname aan de maatschappij, is de rechtbank van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde straffen.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 240 uren en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen en bepalen dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling en/of voorlopige hechtenis welke verdachte heeft ondergaan twee uren werkstraf worden gesteld en bij de tenuitvoerlegging van de straf in mindering strekken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat met het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met daaraan verbonden een bijzondere voorwaarde de strafoplegging dienstbaar wordt gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
10.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[betrokkene] heeft in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.
[slachtoffer 4], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 4 ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 27, 310 en 312.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder feit 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis welke verdachte heeft ondergaan 2 uren taakstraf worden gesteld;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 maanden, beveelt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
draagt de verdachte op daartoe binnen 5 dagen na de uitspraak van dit vonnis contact op te nemen met de Reclassering Nederland ([naam]) te Roermond om verdere afspraken te maken;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die haar zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, RN Adviesunit Limburg, -ook als dat inhoudt een klinische behandeling bij/binnen Stichting Dichterbij (De Pleinen), waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de behandelaars-, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van dit toezicht en deze bijzondere voorwaarden.
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk;
de rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk;
de rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, P.M.S. Dijks en S.G.M. Schellekens, rechters, van wie mr. P.M.S. Dijks voorzitter, in tegenwoordigheid van H.C.W. Terpelle als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting