Beslissing
RECHTBANK ROERMOND
Beslissing op het verzoek tot wraking van de rechter mr. [de rechter], welk verzoek is ingediend door de heer [de verzoekers] (verder aangeduid als de verzoekers).
1. De procedure
1.1. Bij verzoekschrift van 4 augustus 2012 hebben verzoekers de wraking verzocht van
mr. [de rechter] (verder ook aangeduid als de rechter) en de wederpartij van verzoekers, de MNF Bank N.V.
1.2. Een kopie van dat verzoekschrift is op 7 augustus 2012 gezonden aan de rechter
en aan mr. E.E.W. Danen, de advocaat van de MNF Bank N.V.
1.3. De rechter heeft op 8 augustus 2012 schriftelijk op het verzoek gereageerd. De griffier heeft een kopie van deze reactie bij brief van 9 augustus 2012 aan verzoekers en aan de advocaat van de MNF Bank N.V. gezonden, hen daarbij plaats, datum en tijdstip van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek meegedeeld en hen voor die behandeling uitgenodigd.
1.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2012. Bij deze behandeling zijn verzoekers niet verschenen; de advocaat van de MNF Bank N.V. is wel verschenen.
2. De feiten
2.1. De rechter is belast met de behandeling van het verzoek van MNF Bank N.V. tegen verzoekers (zaaknummer [nummer]) om haar machtiging te verlenen het aan verzoekers toebehorende registergoed, waarop een recht van eerste hypotheek is verleend, in beheer te nemen, onder zich te nemen en te ontruimen.
2.2. In voormelde zaak heeft 1 augustus 2012 een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
2.3. Tijdens die mondelinge behandeling wilden verzoekers schriftelijke stukken overleggen, hetgeen door de rechter wegens strijd met de goede procesorde niet is toegestaan; dergelijke stukken hadden tijdig voor de zitting aan de wederpartij en de rechtbank gezonden dienen te worden, hetgeen niet is gebeurd. In afwijking van hetgeen in dit soort zaken gebruikelijk is, namelijk uitspraak daags na de mondelinge behandeling, heeft de rechter de uitspraak gesteld op 8 augustus 2012, dit om verzoekers de gelegenheid te bieden met de bank nader overleg te voeren.
3. De gronden van het wrakingsverzoek
3.1. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de volgende gronden.
3.2. Verzoekers vermoeden dat de rechter vooringenomen is omdat de MNF Bank N.V. een staatsbank is en dat de rechter die vooringenomenheid ook heeft laten blijken door te weigeren de stukken, die de verzoekers wilden overleggen, in te zien. Ook wilde de rechter niet naar verzoekers luisteren en had de zitting meer weg van een “onderonsje” tussen de rechter en de advocaat van de wederpartij dan dat beide partijen werden gehoord.
4. Het standpunt van de rechter
4.1. De rechter heeft op het wrakingsverzoek als volgt gereageerd.
4.2. De rechter is van mening het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden te hebben. Hij heeft beide partijen aan het woord gelaten. De rechter heeft verzoekers gewezen op het feit dat de veiling van het registergoed alleen nog voorkomen kon worden door te voldoen aan de achterstallige betalingsverplichtingen, welke door verzoekers werden erkend. Daarnaast heeft hij door de uitspraak op één week te stellen ruimte gecreëerd voor overleg tussen partijen en een tussenoplossing voorgesteld in de vorm van een bij de notaris te deponeren bedrag voor de inlossing van hun schuld aan de bank.
5. De beoordeling van het verzoek
5.1. De wrakingskamer stelt voorop dat wraking een instrument is om het beginsel van de rechterlijke onpartijdigheid te waarborgen. Het verzoek tot wraking kan dus alleen betrekking hebben op een rechter die een zaak behandelt. Wraking van een partij, zoals verzoekers hebben gedaan ten aanzien van de MNF Bank N.V. is niet mogelijk en in dat verzoek dienen verzoekers dan ook niet ontvankelijk verklaard te worden.
5.2. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (objectieve partijdigheid). Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
5.3. In hun verzoekschrift hebben de verzoekers geen feiten of omstandigheden gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van subjectieve partijdigheid. De wrakingskamer zal dan ook alleen beoordelen of er sprake geweest zou kunnen zijn van objectieve partijdigheid.
5.4. Alsdan ligt de vraag voor of de rechter door te weigeren schriftelijke bescheiden, die de verzoekers wilden overleggen, in te zien, de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Een dergelijke weigering is een processuele beslissing die volgens vaste jurisprudentie in beginsel geen grond voor wraking kan opleveren. Procedurele beslissingen kunnen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek, indien uit die beslissingen blijkt van een vooringenomenheid van de rechter die deze beslissingen heeft genomen. Hetgeen verzoekers in dit verband hebben gesteld levert geen omstandigheid op die tot dat oordeel zou moeten leiden.
5.5. Uit de reactie van de rechter op het wrakingsverzoek, die onweersproken is gebleven, blijkt dat de rechter beide partijen heeft gehoord, de verzoekers in afwijking van het beleid van de rechtbank nog één week de gelegenheid heeft gegeven met de wederpartij in overleg te treden en aan verzoekers een suggestie heeft gedaan om uit het geschil te komen. Deze handelwijze getuigt bepaald niet van een “onderonsje” tussen de rechter en de advocaat van de wederpartij, zodat ook hieruit niet de schijn van vooringenomenheid kan worden afgeleid.
5.6. Op grond van voorgaande overwegingen is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek als ongegrond afgewezen dient te worden.
6. Beslissing
De wrakingskamer van de rechtbank:
6.1. verklaart verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek tot wraking van de
MNF Bank N.V.;
6.2. verklaart ongegrond en wijst af het verzoek tot wraking van de rechter
mr. [de rechter].
Deze beslissing is gegeven door mrs. R. Kluin, J.W. Rijksen en M.B.T.G. Steeghs, bijgestaan door mr. L.G.H. Cox als griffier en in het openbaar uitgesproken op
15 augustus 2012.