ECLI:NL:RBROE:2012:BX4946

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850131-12
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling en straf voor bedreiging en mishandeling in uitgaansgeweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 22 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 28 april 2012 in Roermond betrokken was bij uitgaansgeweld. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met de dood en mishandeling van beveiligers bij een café, alsook van het bezit van soft- en harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de beveiligers had bedreigd met de woorden: 'Ik schiet je kapot, ik maak je dood', en dat hij een beveiliger had geschopt, wat leidde tot letsel. De rechtbank achtte de bedreigingen ernstig, gezien de impact op de slachtoffers. De verdachte had eerder al een strafblad en de rechtbank hield rekening met zijn verleden bij het bepalen van de straf. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 72 dagen voor de bewezen feiten, maar legde geen straf op voor het derde feit, het bezit van drugs. Tevens werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat de verdachte inmiddels positieve stappen had gezet in zijn leven. De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850131-12
VI-zaaknummer : 99-000061-49 (herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling)
Datum uitspraak: 22 augustus 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [adres],
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 augustus 2012.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 28 april 2012 in de gemeente Roermond, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je kapot, ik maak je dood, je weet niet wie ik ben." en/of "Ik brand jullie auto's, kom buiten het bereik van de camera's, dan schiet ik jullie. Ik schiet jullie dood. Jullie weten niet wie ik ben.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Artikel 285 Wetboek van strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 april 2012 in de gemeente Roermond opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Artikel 300 Wetboek van strafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 april 2012 in de gemeente Roermond aanwezig heeft gehad
ongeveer 22,44 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Artikel 3 Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 28 april 2012 in de gemeente Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 25 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een vloeistof bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Artikel 2 Opiumwet
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting. De feiten 3 en 4 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen op grond van de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, het proces-verbaal van bevindingen en het proces-verbaal Opiumwet en het opgemaakt rapport van het Nederland Forensisch Instituut met betrekking tot de bij verdachte aangetroffen MDMA.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Weliswaar is er in het strafdossier voldoende wettig bewijs voorhanden om te komen tot een bewezenverklaring, maar bij dat bewijs kunnen vraagtekens worden gezet. Zo verklaart een getuige dat de beveiligingsmedewerker een trap kreeg op het bovenbeen dan wel de buik terwijl de beveiligingsmedewerker zelf spreekt over een trap in zijn buik. Die trap kan in elk geval geen “volle trap” zijn en voor letsel is hoe dan ook geen bewijs voorhanden. Wat betreft de bedreiging is het de vraag - nu verdachte er niet als enige stond - of de getuigen wel de juiste persoon aanwezen. Het is achteraf immers gemakkelijk een dader aan te wijzen die door de politie is aangehouden. Bij twijfel dient de rechtbank verdachte vrij te spreken. De onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten worden door verdachte erkend.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het sub 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
ten aanzien van feit 1 en 2:
Door [slachtoffer 1] is aangifte gedaan. Hij verklaart - zakelijk weergegeven - : Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. Ik ben werkzaam als beveiliger bij [bedrijf] bij café [naam]. Op zaterdag 27 april 2012 (de rechtbank leest: 28 april 2012) omstreeks 3.00 uur was ik bij de uitgang van café [naam]. Ik was samen met mijn collega [getuige ]. Vervolgens kwam er een kale Marokkaanse jongen die bij café [naam] naar binnen wilde. Ik heb hem de toegang geweigerd wegens eerder voorgevallen incidenten waar deze persoon bij betrokken was.
Ik heb deze persoon verzocht om weg te gaan wat hij niet deed. Toen deze persoon mijn manager bij zijn arm pakte en uitschold heb ik deze persoon van het terras geduwd. Op dat moment kwamen er meerdere Marokkaanse jongens op mij af en begonnen agressief te reageren. Ik zag dat een van die personen uit de groep Marokkanen een zwarte trainingsbroek en een zwarte jas met een zwart petje aan had. Ik zag dat hij een lichte stoppelbaard had. Ik zag dat hij op een afstand van ongeveer 3 meter van mij af stond.
Ik zag dat die persoon heel agressief was tegen mij en mijn collega’s. Ik hoorde dat die persoon tegen mij en ook mijn collega’s meerdere malen riep: “Ik schiet je kapot, ik maak je dood, je weet niet wie ik ben.” Ik voelde de situatie als bedreigend omdat ik niet wist of die persoon dit daadwerkelijk zou gaan doen. Ik zag dat hij op een gegeven moment naar voren stapte en een trapbeweging maakte naar mijn collega [slachtoffer 2], die portier is van [naam]. Ik zag dat hij hem raakte. Hierna zag ik dat de politie eraan kwam. Ik heb aan de politie verteld wat er gebeurd was. Ik wees de persoon aan die mij bedreigde met de dood en mijn collega schopte. Ik zag dat de politie deze persoon vervolgens heeft aangehouden.
Door [slachtoffer 2] is aangifte gedaan. Hij verklaart - zakelijk weergeven - : Hierbij doe ik aangifte van bedreiging en mishandeling. Ik was afgelopen nacht als beveiliger aan het werk op het [adres] te Roermond. Ik werk normaal gesproken voor café [naam]. Op zaterdag 28 april 2012 omstreeks 3.00 uur kreeg ik via de porto een berichtje dat een groep personen erg lastig was bij café [naam]. Een groep van 8 à 9 personen was erg bedreigend in de richting van collega’s. Er werden dingen geroepen als “ik maak je dood, ik weet je te vinden en ik schiet je kapot.” De groep jongeren die dit deed bestond onder andere uit een jongen met het zwarte petje die de politie later heeft aangehouden. Op een gegeven moment werd ik bedreigd door die jongen met het petje die de politie heeft aangehouden. Hij riep een aantal keren “Ik brand jullie auto’s, kom buiten het bereik van de camera’s, dan schiet ik jullie. Ik schiet jullie dood. Jullie weten niet wie ik ben”. Deze bedreigingen gingen ongeveer een kwartier door. Op een gegeven moment kreeg ik twee trappen. Ik weet dat ik één van de trappen kreeg van de jongen die de politie heeft aangehouden. Ik werd in mijn onderbuik geraakt. Ik voelde door die trap een behoorlijke pijn in mijn buik. Ik werk al langer in de uitgaanswereld en heb al veel meegemaakt, maar deze bedreigingen waren echt en serieus. De ernst en de lengte van de bedreigingen is de reden dat we ook de politie hebben gebeld.
Door de getuige [getuige] is ook een verklaring afgelegd. Hij verklaart - zakelijk weergegeven - : Ik was op zaterdag 27 april 2012 (de rechtbank leest: 28 april 2012) omstreeks 3.00 uur als beveiliger werkzaam bij café [naam]. Ik stond bij de uitgang van café [naam] en zag dat een persoon het café naar binnen wilde gaan. Ik zag dat een collega hem de toegang ontzegde. Ik stond bij mijn collega en hoorde dat die persoon verbaal agressief reageerde. Ik zag dat die jongen op een gegeven moment tegen mijn collega duwde. Wij hebben die persoon vervolgens van het terras geduwd. Gelijk hierop zag ik een jongen aan komen lopen in onze richting. Wij stonden op dat moment met ongeveer 6 beveiligers voor de uitgang van café [naam]. Ik zag dat deze jongen van vermoedelijk Marokkaanse afkomst was. Ik zag dat die jongen op een afstand van ongeveer 5 meter van mij af stond. Ik zag dat die jongen een zwarte jas, zwarte broek en zwart petje op had. Ik hoorde dat die jongen begon te schelden tegen ons beveiligers. Ik hoorde dat die jongen diverse beledigingen schreeuwde naar ons. Op een gegeven moment zag ik dat die jongen vlak voor mijn collega beveiliger [slachtoffer 2] ging staan. Ik zag dat die jongen [slachtoffer 2] trapte. Ik weet wel zeker dat die jongen [slachtoffer 2] geraakt heeft. Vervolgens riep die jongen “Ik schiet je kapot, ik maak je kapot, ik weet je te vinden.” Die jongen riep dat meerdere malen tegen ons en mijn collega beveiliger [slachtoffer 1]. Hierna kwam de politie. Ik zag dat de persoon die de bedreigingen met de dood naar ons beveiligers had geroepen door de politie werd aangehouden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard . Op 28 april 2012 omstreeks 3.00 uur bevond ik mij samen met anderen voor het terras van café [naam] gelegen aan het [adres] te Roermond. Ik droeg op dat moment een zwarte jas, een zwarte broek en een zwart petje. Ook had ik toen een lichte stoppelbaard. Op een gegeven moment heb ik een trappende beweging gemaakt naar een van de beveiligers die voor café [naam] stonden opgesteld. Er is die nacht door de groep personen waarvan ik deel uitmaakte gescholden en gedreigd naar de beveiligers. Er is toen gezegd geworden “Ik schiet je kapot, ik maak je dood, ik schiet jullie dood en “kom buiten het bereik van de camera’s, dan schiet ik jullie.”
Feit 3:
-de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting ;
-proces-verbaal Opiumwet d.d. 11 mei 2012 ;.
Feit 4:
-de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting ;
-proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2012 ;
-een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 juni 2012 .
7.3.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 april 2012 in de gemeente Roermond, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je kapot, ik maak je dood, je weet niet wie ik ben." en "Ik brand jullie auto's, kom buiten het bereik van de camera's, dan schiet ik jullie. Ik schiet jullie dood. Jullie weten niet wie ik ben."
2.
hij op 28 april 2012 in de gemeente Roermond opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 28 april 2012 in de gemeente Roermond aanwezig heeft gehad 22,44 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op 28 april 2012 in de gemeente Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 25 milliliter van een vloeistof bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
8.2.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Mishandeling.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet, gegeven verbod.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde onder 3 levert op de navolgende strafbare overtreding:
handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod.
De overtreding is strafbaar gesteld bij artikel 11, eerste lid, van de Opiumwet.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd deze veel te zwaar te vinden. De raadsman is van mening dat indien verdachte voor alle vier de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld hij daarvoor veel te lang in voorarrest heeft gezeten. Voor de straftoemeting moet aansluiting gezocht worden bij de LOVS richtlijnen. Voor een verbale bedreiging en de mishandeling zou een geldboete van respectievelijk € 250,00 en € 500,00 veel meer passend zijn. De geringe inbeslaggenomen drugs betreffen enkel gebruikershoeveelheden en zouden eveneens met een geringe geldboete bestraft kunnen worden.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen en een mishandeling van een beveiliger in de horeca. Daarnaast heeft verdachte een (geringe) hoeveelheid soft- en harddrug aanwezig gehad. De rechtbank acht met name het onder 1 bewezen verklaarde feit een ernstig feit. Verdachte heeft zonder enige aanleiding de beveiligers in kwestie meermalen met de dood bedreigd. De bedreigingen hebben een behoorlijke impact gehad op de beveiligers heeft gehad. Hetzelfde geldt voor de trap die verdachte één van de beveiligers heeft gegeven.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de persoon van verdachte en de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte zich eerder heeft schuldig gemaakt aan (bedreiging met) geweld.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 3 maanden met aftrek. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal, anders dan de raadsman, de oriëntatiepunten (slechts geldboete) niet als vertrekpunt nemen gelet op de ernst en de duur van de bedreigingen in combinatie met de trap als ook de justitiële documentatie van verdachte. De rechtbank vindt - gelet op soortgelijke zaken - een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand meer passend voor de ten laste gelegde misdrijven. Gelet op de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de vordering voorwaardelijke invrijheidstelling, zal de rechtbank nietemin een gevangenisstraf opleggen gelijk aan het voorarrest. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank ten aanzien van de onder feit 3 bewezenverklaarde overtreding van de Opiumwet volstaan met een rechterlijk pardon.
10.4.Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten:
2012040200 1 1.00 STK Verdovende Middelen Kl:blauw FLESJE MDMA een flesje met blauwe vloeistof
dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Genoemd voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien met betrekking tot dat voorwerp het feit is begaan, terwijl dat voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht; 9a, 10, 27, 36b, 36c, 57, 62, 91, 285 en 300; Opiumwet: 2, 3, 10, 11.
12.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI-zaaknummer: 99-000061-49)
De officier van justitie heeft de toewijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling weliswaar formeel kan worden toegewezen, maar veroordeelde onevenredig zwaar zou treffen, temeer nu hij al veel te lang in voorarrest heeft gezeten in de strafzaak onder parketnummer 04/850131-12 en een hernieuwde vrijheidsbeneming de positieve ontwikkeling van veroordeelde alleen maar zou tenietdoen. De raadsman heeft primair een afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bepleit. Subsidiair heeft de raadsman een taakstraf in plaats van de toewijzing van de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 117 dagen bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat - nu gebleken is dat veroordeelde zich niet aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde heeft gehouden door het plegen van nieuwe strafbare feiten - de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in beginsel voor toewijzing vatbaar is. De consequentie van een dergelijke beslissing zou met zich brengen dat veroordeelde alsnog een gevangenisstraf van 117 dagen zou moeten ondergaan. De rechtbank zag zich geplaatst voor de vraag of veroordeelde (een deel van) deze restdetentie van 117 dagen nog zou moeten ondergaan ofschoon veroordeelde in de strafzaak onder parketnummer 04/850131-12, zoals hiervoor reeds onder 10.3 is overwogen, 72 dagen in voorarrest heeft gezeten terwijl de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand passend acht. Gelet op de gevangenisstraf van 72 dagen die de rechtbank voor de bewezenverklaarde feiten heeft opgelegd en gelet op het feit dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde zijn leven inmiddels een positieve wending heeft weten te geven, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De rechtbank zal mitsdien de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.
13.Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4:
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 72 dagen;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
ten aanzien van feit 3:
bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd;
verklaart onttrokken aan het verkeer:
2012040200 1 1.00 STK Verdovende Middelen Kl:blauw FLESJE MDMA een flesje met blauwe vloeistof,
heft op het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis met ingang van de dag van het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Beslissing op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, P.M.S. Dijks en L.J.A. Crompvoets, rechters, van wie mr. P.M.S. Dijks voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 augustus 2012. Mr. L.J.A. Crompvoets is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.