uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juli 2012 in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: M.R. Geissler),
het college en burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder
(gemachtigde: B.G. Diepeveen).
Bij besluit van [datum] (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om hem een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) toe te kennen afgewezen.
Bij brief van [datum] heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In diezelfde brief is verzocht om een voorlopige voorziening. Het onderzoek ter zitting bij de voorzieningenrechter heeft plaatsgevonden op [datum].
Bij besluit van [datum] (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van [datum] heeft de voorzieningenrechter bepaald dat verweerder aan eiser vanaf [datum] een voorschot toekent en uitbetaalt op een uitkering ingevolge de Ioaz totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. Daartoe is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op [datum].
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
1. Eiser is geboren in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit.
Op [datum] heeft hij zijn eenmanszaak [naam zaak] ingeschreven in Mönchengladbach (Duitsland) alwaar de onderneming eveneens was gevestigd. Eiser is sinds die datum werkzaam geweest in zijn onderneming. Nadat hij zijn ondernemersactiviteiten had gestaakt is de eenmanszaak op [datum] uitgeschreven uit het Duitse (handels)register. Uit hetgeen eiser ter zitting van de rechtbank heeft verklaard, leidt de rechtbank af dat eiser in elk geval sinds 2003, toen hij gescheiden is gaan leven van zijn toenmalige echtgenote, niet in Nederland heeft gewoond. Ook is daaruit op te maken dat eiser na beëindiging van zijn werkzaamheden als ondernemer in Duitsland is teruggekeerd naar Nederland en sinds [datum] weer is ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) van de gemeente Peel en Maas.
2. Op 3 november 2011 heeft eiser een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Ioaz. Als reden voor de beëindiging van zijn bedrijf heeft eiser verwezen naar zijn leeftijd, zijn slechte gezondheid en de algemene financiële situatie van de Duitse bedrijven. Tijdens de behandeling ter zitting van de rechtbank heeft eiser verklaard dat hij zijn beroepswerkzaamheden definitief heeft beëindigd.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op de grond dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarde voor het recht op uitkering die is neergelegd in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder ten eerste, van de Ioaz, aangezien verzoekers bedrijf was gevestigd, en zijn werkzaamheden ook heeft uitgeoefend, buiten Nederland.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder zich in navolging van de commissie bezwaarschriften op het standpunt gesteld dat verzoeker ten tijde van het afwijzen van de aanvraag noch daarna voldeed aan de in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder ten eerste, van de Ioaz opgenomen eis dat “de gewezen zelfstandige (…) gedurende drie jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken rechtmatig een bedrijf of beroep in Nederland (heeft) uitgeoefend (….)”
5. Eiser heeft als beroepsgrond aangevoerd dat geen burger van een lidstaat van de Europese Unie, die in een andere lidstaat heeft gewerkt, slechter mag worden behandeld dan de burgers in zijn woonland. Dit gebeurt volgens eiser in zijn geval wel. Eiser beroept zich op de beschermende werking van de regels van de Europese Unie waaraan ook Nederland zich moet houden.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Allereerst moet worden vastgesteld dat niet tussen partijen in geschil is dat eiser niet voldoet aan de nationaalrechtelijke voorwaarde die in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder ten eerste, van de Ioaz wordt gesteld. Eiser heeft de vraag opgeworpen of de weigering van een Ioaz-uitkering in zijn geval in overeenstemming is met bepalingen van het recht van de Europese Unie.
8. Nu eiser aanspraak maakt op een uitkering in het kader van de Nederlandse socialezekerheidswetgeving is allereerst aan de orde de Europeesrechtelijke coördinatieregels op het terrein van de sociale zekerheid in de weg staan aan toepassing van voormelde nationaalrechtelijke voorwaarde voor het recht op uitkering in het voorliggende geval. Het sociale zekerheidsrecht is per Europese lidstaat verschillend geregeld, omdat de inrichting van de sociale zekerheid binnen de Europese Unie een exclusieve bevoegdheid is van de lidstaten. Teneinde ervoor zorg te dragen dat deze bevoegdheid van de lidstaten niet belemmerend werkt voor het vrije verkeer van personen, zijn vanaf 1 mei 2010 de Verordening (EG) 883/2004 en Verordening (EG) 987/2009 van kracht, welke in de plaats zijn gekomen van de voordien geldende Verordening (EEG) 1408/71 respectievelijk Verordening 574/72. Die verordeningen dien(d)en, globaal weergegeven, tot afstemming van de stelsels van sociale zekerheid van de lidstaten in grensoverschrijdende situaties. De IOAZ behoort op zichzelf tot een tak van sociale zekerheid waarop genoemde coördinatieverondeningen betrekking hebben, maar dat wil nog niet zeggen dat eiser daaraan verdergaande rechten kan ontlenen dan uit de IOAZ voortvloeien.
9. Op grond van de voorhanden gegevens neemt de rechtbank als vaststaand aan dat eiser in elk geval sinds 2003 gedurende zijn werkzaamheden als zelfstandige zowel werkte als woonde in Duitsland, aldaar werkloos is geworden, vervolgens zijn werkzaamheden voorgoed heeft gestaakt en pas daarna in Nederland is komen wonen. Uitgaande van die feiten is de rechtbank van oordeel dat, voor zover eiser niet reeds als zogenoemde post-actieve buiten de werkingssfeer van eerdergenoemde verordeningen valt, er in dit geval geen sprake is van een grensoverschrijdende situatie waarop de bepalingen over werkloosheid van die verordeningen betrekking hebben. Eiser heeft immers in Duitsland gewoond en gewerkt en is aldaar werkloos geworden. Dat eiser nadien naar Nederland is geremigreerd, maakt niet dat niet anders.
10. Uit voormeld feitencomplex vloeit tevens voort dat de in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gegarandeerde vrijheden van vestiging, personenverkeer en diensten door eiser niet met vrucht kunnen worden ingeroepen, nu niet is in te zien dat in zijn geval de voorwaarde van de IOAZ die hem is tegengeworpen aan die vrijheden in de weg staat. Evenmin is er grond om een met die vrijheden samenhangend discriminatieverbod geschonden te achten.
11. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep ongegrond is.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, voorzitter, en mr. A.W.P. Letschert en mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier - Dassen, leden, in aanwezigheid van
mr. G.L.M. Verstegen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2012.
w.g. mr. G.L.M. Verstegen
griffier
w.g. mr. T.M. Schelfhout,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 6 juli 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.