RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/990010-06
Datum uitspraak: 27 juni 2012
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[naam verdachte]
geboren te [geboortedatum]
wonende te [adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 13 juni 2012.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.[bedrijfsnaam verdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 19 augustus 2004 tot en met 21 januari 2007 te Weert en/of te Roermond en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over het/de jaar/jaren 2004 en/of 2005 en/of 2006 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft voornoemde v.o.f. (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Roermond ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) feitelijke leiding heeft/hebben gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.[bedrijfsnaam verdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 19 april 2005 tot en met 18 januari 2007 te Weert en/of te Roermond en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen over het/de jaar/jaren 2005 en/of 2006 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft voornoemde v.o.f. (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Roermond ingeleverde aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) feitelijke leiding heeft/hebben gegeven;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 19 december 2006 te Weert en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,(telkens) een (of meer) factu(u)r(en)/rekening(en) en/of (bijbehorende) vrachtbrief/vrachtbrieven waaronder:
-rekening/factuur met als (opmaak)datum 5 juli 2004 (D/088/092/01, pagina 2411) blijkens het opschrift afkomstig van [bedrijfsnaam verdachte], en/of
-vrachtbrief met als (opmaak)datum 5 juli 2004 (D/088/092/02, pagina 2412)
-rekening/factuur met als (opmaak)datum 2 mei 2005 (D/088/037/001, pagina 2849) blijkens het opschrift afkomstig van [bedrijfsnaam verdachte], en/of
-vrachtbrief met als(opmaak)datum 2 mei 2005 (D/088/037/017, pagina 2865),
-rekening/factuur met als (opmaak)datum 4 juli 2005 (D/088/039/002, pagina 2949) blijkens het opschrift afkomstig van [bedrijfsnaam verdachte], en/of
-vrachtbrief met als (opmaak)datum 4 juli 2005 (D/088/039/017, pagina 2964),
-rekening/factuur met als (opmaak)datum 9 september 2005 (D/088/041/001, pagina 3036) blijkens het opschrift afkomstig van [bedrijfsnaam verdachte], en/of
-vrachtbrief met als (opmaak)datum 9 september 2005 (D/088/041/025, pagina 3060)
-rekening/factuur met als (opmaak)datum 12 december 2005 (D/088/044/002, pagina 3186) blijkens het opschrift afkomstig van [bedrijfsnaam verdachte], en/of
-vrachtbrief met als (opmaak)datum 12 december 2005 (D/088/044/018, pagina 3203)
-rekening/factuur met als (opmaak)datum 27 januari 2006 (D/088/99/01, pagina 2432) blijkens het opschrift afkomstig van [bedrijfsnaam verdachte], en/of
-vrachtbrief met als (opmaak)datum 27 januari 2006 (D/088/99/02, pagina 2433)
-rekening/factuur met als (opmaak)datum 5 juni 2006 (D/088/045/001, pagina 3234) blijkens het opschrift afkomstig van [bedrijfsnaam verdachte], en/of
-vrachtbrief met als (opmaak)datum 5 juni 2006 (D/088/045/018, pagina 3251)
-rekening/factuur met als (opmaak)datum 11 september 2006 (D/088/048/001, pagina 3383) blijkens het opschrift afkomstig van [bedrijfsnaam verdachte], en/of
-vrachtbrief met als (opmaak)datum 11 september 2006 (D/088/048/015, pagina 3396)
-rekening/factuur met als (opmaak)datum 19 december 2006 (D/088/051/001, pagina 3504) blijkens het opschrift afkomstig van [bedrijfsnaam verdachte], en/of
-vrachtbrief met als (opmaak)datum 19 december 2006 (D/088/051/013, pagina 3516)
-een (grote) hoeveelheid (andere) rekeningen/facturen en/of vrachtbrieven (blijkens het opschrift) afkomstig van [bedrijfsnaam verdachte],
(elk) zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid ondermeer hierin dat (telkens):
-wordt gesuggereerd dat de in de factu(u)r(en)/rekening(en) en/of vrachtbrief/vrachtbrieven vermelde (hoeveelheid) producten/artikelen/goederen overeenstemt met de daadwerkelijk geleverde hoeveelheid producten/artikelen/goederen, en/of
-wordt gesuggereerd dat de in de factu(u)r(en)/rekening(en) en/of vrachtbrief/vrachtbrieven vermelde (geld)bedragen overeenstemt met de in werkelijkheid ontvangen (geld)bedragen.
Artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 13 juni 2012 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het onder 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
In het bijzonder heeft zij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er weliswaar onverklaarde verschillen en afwijkingen in de administratie zijn aangetroffen, maar dat niet wettig en overtuigend te bewijzen is dat verdachte de opzet had hiermee valsheid in geschrifte te plegen en een onjuiste aangifte omzetbelasting te doen. Daarentegen kan op basis van diverse verklaringen en de aangetroffen agenda’s wel aangetoond worden dat in totaal 14 personen werkzaamheden voor het bedrijf hebben uitgevoerd, waarvoor zij loon ontvingen en over welke lonen geen belasting is afgedragen. Hiermee heeft het bedrijf zich schuldig gemaakt aan het doen van onjuiste aangiften loonbelasting. Voorts is gebleken dat verdachte samen met zijn medeverdachten de leiding had in het bedrijf. Nu zij tevens vennoten, en derhalve formeel aansprakelijk zijn, acht de officier van justitie te bewijzen dat verdachte leiding heeft gegeven aan het doen van onjuiste aangiften.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
In het bijzonder heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat, gelet op de ter terechtzitting afgelegde verklaring van getuige [getuige 1], niet duidelijk is gebleken dat te weinig omzetbelasting is afgedragen en dat het beeld veel genuanceerder is dan uit het dossier zou blijken. Voorts is gelet op de ter terechtzitting afgelegde verklaring van getuige [accountant] gebleken dat alle bedragen die genoemd zijn in de boekhouding ook daadwerkelijk zijn opgegeven, maar dat de kwalificatie van de betaalde bedragen verschillend was. Derhalve is er geen sprake van een onjuiste aangifte loonbelasting, althans ontbrak het opzet daartoe dan wel strekte dit niet tot betaling van te weinig belasting. De verschillen tussen de hoge vrachtbrieven en lage vrachtbrieven met facturen waren ten slotte verklaarbaar door de splitsing in zakelijke en particuliere leveringen, waarbij verdachten in de veronderstelling waren dat een factuur niet nodig was bij een particuliere levering. Ook hier ontbreekt derhalve het opzet op het voeren van een onjuiste administratie en overigens is niet gebleken van leveringen die niet zijn opgenomen in de administratie.
7.2.Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd. De verdachte zal van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Tijdens de doorzoeking bij [bedrijfsnaam verdachte] alsmede bij de uitlevering van administratieve bescheiden bij accountant [accountant], werden onder andere facturen en vrachtbrieven aangetroffen, betrekking hebbend op leveringen van goederen door de v.o.f. aan haar afnemers. Bij de v.o.f. werden ordners aangetroffen met als inhoud aan afnemers gerichte vrachtbrieven, genoemd vrachtbrieven hoog. Bij de accountant werden facturen en vrachtbrieven aangetroffen, genoemd vrachtbrieven laag. Na onderzoek bleek dat de vrachtbrieven hoog qua datum, rekeningnummer, klantnummer en overige klantgegevens, overeenkwamen met de bij de accountant aangetroffen facturen en vrachtbrieven laag. Op de vrachtbrieven hoog waren echter meer goederen vermeld en ook het daarop vermelde totaalbedrag was hoger dan op de facturen en vrachtbrieven laag. In de meeste gevallen vonden de afleveringen plaats op basis van een vrachtbrief hoog, waarop alle geleverde goederen stonden vermeld en het hiervoor te betalen bedrag. Op basis van de vrachtbrief hoog moesten de afnemers in de meeste gevallen contant betalen. De afnemer ontving echter een rekening en een lage vrachtbrief, die qua aantallen en het te betalen bedrag, beduidend lager waren dan de aantallen en het bedrag van de feitelijke levering volgens de vrachtbrief hoog. Deze lagere factuur en vrachtbrief laag, die de werkelijke leveringen niet weergaven, werden door de v.o.f. in haar financiële administratie opgenomen en verwerkt. Een deel van het verschil tussen de facturen en vrachtbrieven laag en de vrachtbrieven hoog, werd aan de hand van de goederenlijsten door de v.o.f. verantwoord op de rekening met de vermelding “Particulier” en klantnummer 18. Een percentage van ongeveer 9% van dit totale verschil werd door de v.o.f. niet verantwoord, waardoor de verdenking ontstond dat te weinig omzetbelasting zou zijn geheven.
De rechtbank heeft ter terechtzitting [getuige 1] controlerend ambtenaar bij de Belastingdienst/Limburg, als getuige gehoord, naar aanleiding van een memo d.d. 10 november 2011 dat hij naar aanleiding van vragen van de verdediging heeft opgesteld met betrekking tot de berekening van het fiscale nadeel voor de omzetbelasting. De getuige heeft verklaard dat de in de boekhouding verantwoorde omzet het totaal is van de op de facturen laag vermelde omzet en het totaal van de (grootboek-) rekening particulieren. De totaaltelling van de bedragen op de vrachtbrieven hoog is een hoger bedrag. De belastingdienst is er evenwel niet in geslaagd aannemelijk te maken dat dit verschil bestaat uit met omzetbelasting belaste ontvangsten. Volgens de getuige kan het bevonden verschil bestaan uit niet belaste omzet, aflossingen van leningen, ontvangen huren, dan wel leveringen van goederen. Volgens de getuige heeft de Belastingdienst derhalve niet kunnen vaststellen of de v.o.f. over dit verschil te weinig omzetbelasting heeft voldaan.
Op basis van vorenstaande concludeert de rechtbank dat niet vastgesteld kan worden of de geconstateerde verschillen tussen enerzijds de vrachtbrieven hoog en anderzijds de facturen en vrachtbrieven laag bestaan uit met omzet belaste leveringen. Dientengevolge kan niet vastgesteld worden dat er sprake is van te lage en dus onjuiste aangiften. Gelet hierop acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
[bedrijfsnaam verdachte] zou te weinig loonbelasting hebben afgedragen door het doen van valse aangiften loonbelasting.
De rechtbank heeft zich de vraag gesteld of verdachte tot de strafbare gedragingen opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 5 juli 2007 blijkt dat verdachte op 5 juli 2007 medevennoot was van de [bedrijfsnaam verdachte]. Verdachte was vennoot sinds 1 januari 2002. Uit het onderzoek blijkt niet dat verdachte een feitelijk leidinggevende rol binnen de v.o.f. had. Daar waar de medeverdachten belast waren met de in- en verkoop, facturering, belastingaangiften en het beheer van de kasgelden, was verdachte kennelijk hoofdzakelijk belast met het verzorgen van de leveringen van vlees en aanverwante goederen aan de diverse afnemers van de v.o.f.. Geen van de, in dit onderzoek, ondervraagden heeft anderszins verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat verdachte vennoot was van de v.o.f. onvoldoende is om te komen tot het bewijs dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.
Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat verdachte opdracht heeft gegeven tot de strafbare gedragingen, immers is niet gebleken dat in de onderhavige zaak door verdachte een uitdrukkelijke last is gegeven tot het doen van de onderhavige valse aangiften loonbelasting.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Onder 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging – kort gezegd – diverse facturen en vrachtbrieven vervalst heeft om deze als echte facturen en vrachtbrieven te gebruiken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het hier gaat om de facturen en vrachtbrieven laag zoals hiervoor vermeld. Gebleken is dat er een verschil qua gefactureerd bedrag en goederen bestaat tussen de vrachtbrieven laag en de facturen enerzijds en de vrachtbrieven hoog anderzijds. Volgens verdachten wordt dit verschil verklaard aan de hand van de (grootboek-) rekening ‘Particulieren’ met klantnummer 18. De goederen die niet op de vrachtbrief laag en de bijbehorende factuur stonden zouden namelijk aan de afnemer als particulier geleverd zijn. Verdachten waren in de veronderstelling dat daarvoor geen factuur verplicht was.
De rechtbank overweegt dat indien aangetoond zou kunnen worden dat het verschil, in leveringen en betalingen tussen de vrachtbrieven hoog en de vrachtbrieven laag met bijbehorende factuur, in de praktijk niet als particulier, maar als zakelijk aangeduid kan worden, daarmee bewezen zou kunnen worden dat de vrachtbrieven laag en facturen vals waren. De rechtbank is echter van oordeel dat er onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om de verklaringen van verdachten te kunnen weerleggen. Immers blijkt niet uit het dossier dat de leveringen die op de grootboekrekening particulieren worden verantwoord in werkelijkheid toch leveringen aan ondernemers waren. Daarnaast blijkt niet uit het dossier dat de v.o.f. de facturen en lagere vrachtbrieven heeft opgemaakt teneinde het plegen van belastingfraude door afnemers te faciliteren. Gelet hierop kan ook niet bewezen worden dat betreffende vrachtbrieven en facturen vals waren. De rechtbank acht derhalve het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, V.P. van Deventer en W. Brouwer, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mrs. N. Geene en O.A.G. Corten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 juni 2012.
Mr. W. Brouwer en griffier mr. O.A.G. Corten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.