ECLI:NL:RBROE:2012:BW1010

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/800286-11
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jarenlange handel in harddrugs door verdachte ten behoeve van zijn zoon en derden

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 20 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meermalen opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, die jarenlang heroïne heeft verhandeld, deed dit ten behoeve van zijn zoon en anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2007 tot en met 25 november 2011 in de gemeente [stad 1] opzettelijk heroïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. Op 25 november 2011 werd de verdachte aangehouden, waarbij ongeveer 149,78 gram heroïne werd aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij heroïne voor zijn zoon [getuige 1] en een derde persoon heeft gekocht en vervoerd. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen in overweging genomen, waaronder die van [getuige 2], die bevestigde dat de verdachte heroïne aan zijn zoon leverde. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn zoon, wat juridisch gekwalificeerd kan worden als medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens zijn er verbeurdverklaringen gedaan van in beslag genomen voorwerpen die gebruikt zijn bij de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/800286-11
Datum uitspraak : 20 maart 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende [adres en woonplaats].
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 6 maart 2012.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij meermalen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 25 november 2011 in de gemeente [stad 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a, van die wet;
(artikel 2 Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 25 november 2011 in de gemeente [stad 1] opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 149,78 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a, van die wet;
(artikel 2 Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 25 november 2011 in de gemeente [stad 1] (in een woning gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10,42 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a, van die wet.
(artikel 2 Opiumwet)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 6 maart 2012 gevorderd dat
het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat wat betreft feit 1 de verklaringen met betrekking tot verkoop van heroïne, met name die van [getuige 2], kritisch dienen te worden bekeken, nu verdachte de verkoop van heroïne ontkent. Wel erkent verdachte de levering van heroïne aan zijn zoon [getuige 1] en een hem bekende persoon in [stad 1].
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
- De politie heeft op 25 november 2011 te [stad 1] verdachte staande gehouden. De politie voelde in de jas van verdachte een brok en haalde dat uit een binnenzak van de jas.
- De politie heeft de bij verdachte in beslag genomen brok onderzocht en bevonden dat de partij bestond uit 149,78 gram bruine samengeperste brokken. Twee monsters zijn ten behoeve van nadere analyse verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut onder kenmerk [nummer 1] en [nummer 2].
- Blijkens het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut bevatten de onder
verdachte in beslaggenomen monsters met de kenmerken [nummer 1] en [nummer 2] heroïne.
- Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het navolgende verklaard.
In de periode van eind 2009, begin 2010 tot en met 25 november 2011 heeft hij diverse malen ten behoeve van zijn zoon [getuige 1] en soms ook voor een derde in [stad 2] heroïne gekocht en deze vervoerd naar [stad 1]. In [stad 1] bewaarde hij de gekochte heroïne en hij verstrekte daarvan aan zijn zoon [getuige 1]. De voor de derde meegenomen heroïne werd in [stad 1] aan die derde verkocht en afgeleverd.
De op 25 november 2011 in [stad 1] onder hem aangetroffen 149,78 gram heroïne had hij kort tevoren in [stad 2] gekocht en deze was deels bestemd voor zijn zoon [getuige 1] en deels voor die derde.
- [getuige 3] verklaarde op 19 november 2010 dat hij enkele minuten geleden heroïne heeft gekocht bij een dealer, genaamd [getuige 1] (de rechtbank begrijpt [getuige 1]) en dat deze [getuige 1] bij [getuige 2] aan [adres] te [stad 1] zit. [getuige 3] verklaarde verder dat hij weet dat als [getuige 1] nieuwe pakketjes heroïne bestelt, hij 20 pakketjes krijgt van zijn vader [verdachte]. [verdachte] gaat elke keer in [stad 2] 1 ons heroïne halen. [getuige 1] krijgt twee of drie keer per dag nieuwe pakketjes van [verdachte]. Dit gebeurde vaak aan de achterzijde van de woning (de rechtbank begrijpt de woning aan [adres] te [stad 1]). [getuige 3] heeft zelf wel eens gezien dat [getuige 1] drugs van [verdachte] kreeg. [getuige 1] gaf geld en hij kreeg daarna de drugs. Verder verklaarde [getuige 3] nog dat [verdachte] al 10 of 12 jaar in drugs dealde.
- [getuige 2] heeft op 20 november 2010 een verklaring afgelegd waarin zij onder meer heeft verklaard dat zij in het pand [adres] te [stad 1] woonde. De afgelopen 2 weken is er drugs verkocht vanuit haar woning door haar vriend [getuige 1]. [getuige 1] verkocht heroïne. Hij verkocht de ene dag tussen de 30 en 60 pakjes heroïne, en de andere dag soms 100 pakketjes. Zijn vader, [verdachte] leverde de pakketjes aan hem. Zijn vader maakte de pakketjes. Vrijdag is zijn vader nog naar [stad 2] geweest om heroïne te kopen. Als de voorraad pakketjes van 20 stuks op was, moest [getuige 1] zijn vader betalen en dan kreeg hij weer een nieuwe voorraad van 20 stuks. De laatste tijd kwam zijn vader de pakketjes brengen.
- [getuige 2] heeft op 30 november 2011 tegenover de volgende verklaringen afgelegd. [getuige 1] was begonnen met drugs dealen toen hij nog in dagdetentie zat en dat was ongeveer 6 weken vóór half september. [getuige 1] verkocht heroïne vanuit de woning op de [adres] te [stad 1] en hij verkocht rond de 40 pakjes heroïne per dag. [getuige 1] kreeg de heroïne van [verdachte] geleverd in sealtjes. Zij weet dat [getuige 1] [verdachte] voor de heroïne betaalde en dat [verdachte] de heroïne al 6 jaar in [stad 2] koopt. [getuige 1] moest eerst [verdachte] betalen voordat hij nieuwe pakketjes heroïne kreeg.
De klantenkring van [getuige 1] zijn veelal de vaste heroïne gebruikers van [stad 1] zoals [getuige 4], bijnaam [bijnaam], die eveneens heroïne verkoopt voor [verdachte]. De heroïne die [bijnaam] verkocht was van dezelfde kwaliteit als de sealtjes van [verdachte]. Sinds een paar maanden koopt zij heroïne van [getuige 1]. Voordat [getuige 1] vrijkwam, heeft zij de heroïne bij [bijnaam] gekocht.
- [getuige 2] heeft op 10 december 2011 verklaard dat zij 6 jaar met [getuige 1] omgaat en dat zij weet dat hij de opbrengst van de verkochte heroïne aan [verdachte] moest afdragen. [verdachte] en [getuige 1] hebben altijd samengewerkt. Verder verklaart zij dat [verdachte] [getuige 1], [betrokkene 1] en [getuige 4] voorziet van heroïne en dat deze 3 personen voor [verdachte] verkopen. In de tijd dat [getuige 1] in detentie zat, verkochten [getuige 4] en [betrokkene 1] heroïne voor [verdachte]. [getuige 1] is weer gaan dealen toen [getuige 4] omstreeks augustus 2011 aangehouden werd.
- [getuige 5] verklaarde op 29 augustus 2007 met betrekking tot drugs die verhandeld worden door [getuige 1] en [verdachte]. [verdachte] is een oom van hem en [verdachte] verkoopt drugs aan de hele familie van [getuige 5]. [getuige 5] heeft zijn oom het telefoonnummer van zijn dealer in [stad 2] gegeven. [verdachte] gaat eens in de paar maanden een halve kilo heroïne bij die dealer in [stad 2] halen. [verdachte] dealt al circa 5 jaar in heroïne. Eerst verkocht [getuige 1] de heroïne, later heeft [verdachte] het dealen overgenomen. [getuige 5] liet andere personen ook wel eens heroïne voor hem halen bij [verdachte]. Hij zag dan dat [verdachte] de drugs aan een van die personen gaf. [verdachte] verkocht aan meerdere personen.
- [getuige 4] heeft tegenover de politie verklaard dat hij zijn drugs kocht bij [getuige 1], zijn neef, doch dat toen deze vastzat, hij bij diens vader [verda[verdachte] kocht, meestal 5 of 6 pakjes. Verder verklaarde hij dat hij al 20 jaar verslaafd is en dat de heroïne van [getuige 1] van goede kwaliteit was.
- [getuige 1] heeft op 30 december 2011 tegenover de politie verklaard dat zijn vader [verdachte] de afgelopen 2 tot 3 jaar, vanaf oktober/november 2009 naar [stad 2] is gegaan om heroïne te kopen. Eerst ging [getuige 1] zelf halen in [stad 2]. Later ging zijn vader mee en daarna ging vader alleen, achter zijn rug om. Verder heeft hij verklaard dat hij dagelijks 5 tot 7 pakjes heroïne van zijn vader kreeg.
- [getuige 6] heeft op 8 augustus 2007 tegenover de politie verklaard dat hij sinds 1992 heroïne gebruikt, vanaf 1994 tot en met februari 2007 niets meer heeft gebruikt en in februari 2007 weer is teruggevallen. Hij is toen weer voor € 10,00 per dag gaan kopen bij [getuige 1] te [stad 1]. Als [getuige 1] niet thuis was, dan liet hij [betrokkene 1] of [betrokkene 2] heroïne kopen bij [verdachte], de vader van [getuige 1]. [verdachte] woont [woonwijk]. (de rechtbank begrijpt een woonwijk in de gemeente [stad 1]). Hij heeft vaker gezien dat [verdachte] in een steegje drugs kwam leveren aan [betrokkene 1] of [betrokkene 2]. [verdachte] kwam dagelijks in de woning van [getuige 1] aan de Nieuwstraat te [stad 1] om drugs te leveren die worden verkocht aan diverse personen onder wie [betrokkene 3] en [betrokkene 1].
De raadsman heeft het volgende verweer gevoerd.
De verklaringen van [getuige 2] zijn onbetrouwbaar. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat mevrouw [getuige 2] al jaren verslaafd is aan heroïne en cocaïne en dat zij daarnaast ook borderline-patiënt is. Als gevolg van het gebruik van die drugs en haar psychische gesteldheid, kan zij bepaalde situaties mogelijk niet goed inschatten en gaat zij haar verklaringen tijdens verhoren bijstellen.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Ten aanzien van de vraag of een bepaalde verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt, is het onder andere van belang te onderzoeken of (onderdelen van) die verklaring (worden) wordt bevestigd door andere feiten of omstandigheden of andere verklaringen.
[getuige 2] relateert in haar verklaringen dat zij zelf al vele jaren gebruikster van harddrugs is en dat [getuige 1] tijdens zijn dagdetentie is begonnen met dealen. Verder verklaart zij op 30 november 2011 dat verdachte sinds enige tijd een nieuwe klant heeft, een [nationaliteit], genaamd [getuige 7].
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [getuige 2] op dit punt wordt bevestigd door de verklaring van [getuige 7] die verklaart dat ze van [getuige 1] heeft gekocht, alsmede door de verklaring van deze [getuige 1] zelf die verklaart aan haar te hebben verkocht. Dit vormt evenwel niet de enige bevestiging van de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 2].
Zij heeft op 20 november 2010 ook een verklaring afgelegd waarin zij onder meer heeft verklaard dat [getuige 1], als de voorraad pakketjes van 20 stuks op was, verdachte moest betalen en dat hij dan weer een nieuwe voorraad van 20 stuks kreeg.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt dit bevestigd door [getuige 3] die heeft verklaard dat als [getuige 1] nieuwe pakketjes heroïne bestelt, hij 20 pakketjes krijgt van verdachte.
Ook is dit naar het oordeel van de rechtbank af te leiden uit het op 24 november 2011 te 19.37 uur gehouden telefoongesprek tussen verdachte en zijn zoon waarin wordt gezegd dat [getuige 1] er 2 over heeft en dat [verdachte] er daarom geen 20 maar 2 minder behoeft te brengen.
Tevens heeft [getuige 2] op 30 november 2011 verklaard dat zij sinds [getuige 1] weer heroïne is gaan verkopen, dagelijks bij hem heroïne kocht en dat zij voordat hij weer vrijkwam de heroïne bij [bijnaam] (= [getuige 4]) kocht.
Dit strookt met het proces-verbaal bevindingen waarin de verbalisant [1] heeft gerelateerd dat hij op 21 september 2011 omstreeks 15.30 uur een gesprek had met de hem ambtshalve bekende heroïne gebruiker [betrokkene 4] die hem vertelde dat zijn dealer net was opgepakt en waarin wordt vermeld dat die dag [getuige 4], geboren op 3 juni 1970 te [stad 1], was aangehouden met 18 sealtjes heroïne op zak.
Uit genoemde verklaringen en het telefoongesprek leidt de rechtbank af dat [getuige 2] haar verklaring in de juiste tijd weet te plaatsen en dat, nu haar verklaring met betrekking tot [getuige 7] en de levering van de nieuwe voorraad aan [getuige 1] door verdachte, door anderen wordt bevestigd, haar verklaring als betrouwbaar kan worden betiteld en derhalve als bewijsmiddel is te gebruiken, hetgeen de rechtbank ook heeft gedaan.
Voorgaande overwegingen, in onderling verband beschouwd, alsmede de vaststelling dat [getuige 2] het tijdpad van de gebeurtenissen koppelt aan de dagdetentie van [getuige 1], concreet verklaart over de wijze van dealen, de hoeveelheid en de periode en tenslotte zichzelf in haar verklaringen niet ontziet, leidt de rechtbank tot de conclusie dat haar verklaringen als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en in deze zaak tot bewijs kunnen dienen.
Ten aanzien van feit 3:
- Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat op 25 november 2011 in zijn woning [adres] te [stad 1] een hoeveelheid heroïne aanwezig was, dat deze heroïne voor zijn zoon [getuige 1] bestemd was en dat hij die heroïne voor [getuige 1] beheerde.
- Verdachte heeft tegenover de politie op 27 november 2011 verklaard dat de tijdens de doorzoeking in zijn woning aangetroffen paar kleine zakjes met witte pakjes door [getuige 1] zelf zijn klaargemaakt, want dit was niet zijn methode.
- [getuige 1] heeft op 27 november 2011 tegenover de politie verklaard dat zijn vader zijn drugs beheert, dat hij de drugs koopt en aan zijn vader geeft en dat de drugs die op de Hortensiastraat lagen van hem zijn.
- Op 25 november 2011 is de politie de woning [adres] te [stad 1] binnengetreden en heeft daar, na aankomst van de tot doorzoeking bevoegde autoriteit, een doorzoeking gehouden. Tijdens deze doorzoeking zijn onder meer 4 boterhamzakjes met in ieder zakje 12 sealtjes met mogelijk verdovende middelen, witte vellen met restafval en een beursje met papieren sealtjes aangetroffen.
- De politie heeft de in de woning aangetroffen goederen/stoffen, waaronder de 4 boterhamzakjes met in ieder zakje 12 sealtjes met bruine poeder, de papieren sealtjes uit de beurs en witte vellen, onderzocht. Het resultaat van het gedane onderzoek /NIT test was dat de geteste stoffen in totaal 10,41 gram heroïne bevatten.
- De door de politie onderzochte en als heroïne geteste stoffen zijn naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gezonden. Blijkens het rapport van het NFI bevatten deze stoffen heroïne.
De raadsman heeft als verweer gevoerd dat ter zake feit 3 geen sprake is van medeplegen nu medeverdachte [getuige 1] niet vrijelijk over de in de woning van zijn vader aanwezige heroïne kon beschikken.
De rechtbank overweegt daaromtrent dat zowel uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting als tegenover de politie afgelegd als uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat beiden wisten dat er in de woning van verdachte heroïne aanwezig was en dat deze heroïne voor [getuige 1] bestemd was. Verdachte heeft verder nog verklaard dat een deel van de zakjes met daarin pakjes die in zijn woning zijn aangetroffen, door [getuige 1] zelf zijn klaargemaakt.
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat er een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn zoon bestond welke juridisch kan worden gekwalificeerd als medeplegen.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
7.3. Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij meermalen in de periode van 01 januari 2007 tot en met 25 november 2011 in de gemeente [stad 1] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 25 november 2011 in de gemeente [stad 1] opzettelijk heeft vervoerd 149,78 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 25 november 2011 in de gemeente [stad 1] (in een woning gelegen aan de [adres]) tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 10,41 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1. De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar
8.2. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
De misdrijven sub 1 en sub 3 zijn tevens strafbaar gesteld bij artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen
10.1. De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Als bijkomende straf heeft de officier van justitie gevorderd de verbeurdverklaring van het reisdocument en de weegapparatuur.
10.2. Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze veel te hoog is. De raadsman heeft voorgesteld verdachte op te leggen een onvoorwaardelijk gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard het vervoeren en voorhanden hebben van harddrugs en het gedurende meerdere jaren samen met anderen handelen in harddrugs.
Door het handelen in heroïne heeft verdachte bijna 5 jaren de verslaving van diverse drugsverslaafden in stand gehouden. Welke gevolgen een verslaving voor drugsgebruikers heeft dan wel kan hebben, weet verdachte maar al te goed, immers zijn zoon [getuige 1] is al vele jaren aan harddrugs verslaafd. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat harddrugs naast de grote gevaren die deze opleveren voor de gezondheid van gebruikers ook vaak tot gevolg heeft dat die gebruikers hun verslaving door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten ernstige feiten zijn die, in het bijzonder gelet op het feit dat de handel in harddrugs gedurende een langere periode heeft plaatsgevonden en de straffen die voor soortgelijke delicten in het algemeen worden opgelegd, een gevangenisstraf van enkele jaren rechtvaardigen.
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank echter ook rekening gehouden met de leeftijd van verdachte en het gegeven dat hij nog niet eerder justitie in aanraking is gekomen. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze met betrekking tot de verkoop aan zijn zoon en één andere persoon en het feit dat hij heeft aangegeven niet meer te zullen recidiveren.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving, gezien de omvang en de ernst van de bewezen verklaarde feiten niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf met een onvoorwaardelijk deel. Met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het verzoek van de verdediging om verdachte een onvoorwaardelijk vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest alsmede een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen wijst de rechtbank af, gelet op het hierboven overwogene.
10.4. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen het reisdocument (NS dagkaart) en de weegapparatuur dienen te worden verbeurdverklaard.
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met behulp van de weegapparatuur het sub 3 bewezen verklaarde misdrijf is begaan en wat het reisdocument betreft, dit tot het begaan van het sub 2 bewezen verklaarde misdrijf is bestemd.
10.5. Teruggave
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer in beslaggenomen zijn:
- 1 mobiele telefoon, SAMSUNG SGH-E530
- 2 bierviltjes en 2 briefjes met tekst
- 1 zak met boterhamzakjes
- briefjes met telefoonnummers
- briefjes met routebeschrijvingen
- 1 brief, met naam [naam] en datums en bedragen
- 1 brief
- 3 potjes
- 1 mobiele telefoon, SAMSUNG SGH-G600
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degenen onder wie deze zijn in beslaggenomen, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a, 57 en 91
Opiumwet: 2 en 10
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van dertig maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf tien maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart verbeurd het reisdocument (NS dagkaart) en de weegapparatuur;
gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 mobiele telefoon, SAMSUNG SGH-E530
- 2 bierviltjes en 2 briefjes met tekst
- 1 zak met boterhamzakjes
- briefjes met telefoonnummers
- briefjes met routebeschrijvingen
- 1 brief, met naam [naam] en datums en bedragen
- 1 brief
- 3 potjes
- 1 mobiele telefoon, SAMSUNG SGH-G600.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, A.K. Kleine en P.M.S. Dijks, rechters,
van wie mr. E.H.M. Druijf voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 maart 2012.
Typ: Jb