ECLI:NL:RBROE:2012:BV9783

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
23 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-860250-11
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontploffing veroorzaken in flatgebouw met gevaar voor goederen en personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 23 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 19 april 2011 opzettelijk een ontploffing heeft veroorzaakt in een flatgebouw. De verdachte heeft de gastoevoer naar een gasfornuis doorgesneden, waardoor gas in de woning ontsnapte. Vervolgens heeft hij open vuur in de nabijheid van het ontsnapte gas gebracht, wat leidde tot een explosie. De rechtbank oordeelde dat deze handeling gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zelfmoord wilde plegen en dat hij in slaap was gevallen, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en verbalisanten, die de ernst van de situatie bevestigden. De verdachte werd ook beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een deur in een andere woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn geestelijke toestand, en legde hem een gevangenisstraf van 24 maanden op, alsook terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde en dat behandeling noodzakelijk was. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860250-11
Datum uitspraak : 23 maart 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
thans gedetineerd
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2012.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij, verdachte, op of omstreeks 19 april 2011 in de [gemeente], opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, althans brand heeft gesticht in een woning, gelegen aan de [adres 1], door opzettelijk een slang van de gastoevoer naar een gasfornuis door te snijden, in elk geval door opzettelijk gas in de woning [adres 1] te doen/laten ontsnappen en/of vervolgens in voornoemde woning een sigaret aan te steken, in elk geval open vuur in aanraking te brengen met het zich in voornoemde woning bevindende gas, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
voornoemde woning en/of de zich daarin bevindende goederen en/of voor belendende woningen in het flatgebouw waarvan verdachtes, woning deel uitmaakte en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(e) perso(o)n(en) die zich in (een) belendende woning(en) in het flatgebouw waarvan, verdachtes, woning deel uitmaakte bevond(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht
2.
hij, op of omstreeks 27 december 2010 te [plaats], in elk geval in de [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur van een aan de [adres 2] gelegen woning, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 9 maart 2012 gevorderd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen verklaard.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de hieronder vermelde bewijsmiddelen .
Deze worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
In het proces-verbaal bevindingen d.d. 19 april 2011 relateert verbalisant [verbalisant 1] onder meer:
“Op 19 april 2011 omstreeks 02.00 uur was ik samen met collega [verbalisant 2] belast met de noodhulp in het district [gemeente]. Wij kregen de melding te rijden naar de [adres 1] alwaar een brand en een ontploffing was gehoord. Ter plaatste zag ik de voor mij van naam en aanzien bekende [verdachte] de centrale toegangsdeur van de flat uitlopen. Ik zag dat één van zijn handen was verbrand en dat het vel langs zijn hand hing. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij het gas open gedraaid had en in slaap was gevallen. Toen de rook uit pand was verdwenen, zag ik dat de gasslang van het gasfornuis doormidden was. Tevens zag ik dat de gehele achterpui van het pand ontzet was.”
In het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 19 april 2011 relateren verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] onder meer: “Op 19 april 2011 werd door ons onderzoek verricht aan een flatwoning bij [verdachte] te de [adres]. Nadat wij de toegang hadden verkregen tot de woning, zagen wij dat de pui van de achtergevel geheel naar buiten gedrukt was. In de woonkamer troffen wij drie separate brandhaarden aan, die zeer lokaal ingebrand waren op de vloer. Wij zagen dat de rubberen gasslang, tussen de gaskraan en aansluiting op het fornuis, halverwege was doorgesneden. De brand in de galerijflat werd gemeld op 19 april 2011 om 02.00 uur. Het betreft een tijdstip dat mensen normaliter gebruik maken van hun nachtrust. Bij de brand was gemeengevaar voor personen en/of goederen aanwezig. Gesteld kan worden dat de brand een gevolg is van het opzettelijk meerdere afzonderlijke plaatsen in de woning initiëren van brand. Op alle aangemerkte separate ontstaanplaatsen van brand was een elektrische/technische oorzaak uitgesloten.”
Voorts relateren verbalisant [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2011 onder meer: “Op 19 april 2011 kwam om 02.00 uur een melding binnen aangaande een brand/explosie op de [adres 1]. Ten gevolge van een doorgesneden gasslang van het gasfornuis stroomde het aardgas vrijelijk de ruimte in. Daar aardgas lichter is dan lucht zal het zich in de bovenste luchtlaag tegen het plafond hebben bevonden. Bij de ontbranding van dit gasmengsel zal van bovenaf hittewerking hebben plaatsgevonden naar de in de ruimte aanwezige voorwerpen. Tijdens het onderzoek werden een drietal separate brandhaarden aangetroffen. Alle brandhaarden waren op vloerniveau. Boven deze brandhaarden hingen geen voorwerpen aan het plafond welke mogelijk de brand zouden kunnen veroorzaken direct na de explosie. Op de aanwezige zitbank lag een kussen en dekbed. Beide waren zwart verkleurd door hittewerking door gasontbranding van bovenaf. Beide voorwerpen waren niet tot ontbranding gekomen. Gezien het hoogteverschil tussen de drie brandhaarden en de op de bank aangetroffen voorwerpen is het zeer onaannemelijk dat de aangetroffen brandhaarden zijn ontstaan ten gevolge van de explosie. De voorzijde van de tegen de muur geplaatste kast was geheel zwart ingebrand vanaf vloerniveau. Gezien het tijdstip van de melding (ongeveer tijdstip gasexplosie = 02.00 uur) en de vrij snel ter plaatse zijnde brandweer (02.09 uur) heeft deze brand maar beperkte tijd gehad. Derhalve is het aannemelijk dat deze brandhaard reeds aanwezig was voor het moment van de explosie.”
Getuige [getuige 1] verklaart onder meer: “Op 19 april 2011 omstreeks 02.00 uur zat ik in mijn woning aan de [adres] tv te kijken. Ik hoorde een harde knal, een ontploffing. Direct werd er bij mij aangebeld en op de ramen gebonkt. Ik opende de voordeur en zag de buurman van huisnummer [nummer] voor mijn woning staan. Hij schreeuwde dat er brand bij hem was.”
Verdachte verklaart ter terechtzitting onder meer: “Op 19 april 2011 wilde ik zelfmoord plegen en ik heb de gasslang met een stanleymes doorgesneden. Ik was op het moment van de ontploffing alleen in mijn woning aan de [adres 1].”
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt naar oordeel van de rechtbank dat verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door de gasslang van het gasfornuis door te snijden en het daaruit ontsnapte gas in aanraking te brengen met open vuur. Daarbij acht de rechtbank de verklaring van verdachte, inhoudende dat de ontploffing is ontstaan, omdat hij in slaap was gevallen en na het ontwaken was vergeten dat hij de gasslang had doorgesneden en een sigaret aanstak, ongeloofwaardig. Immers uit het proces-verbaal van sporenonderzoek en het aanvullende proces-verbaal van bevindingen blijkt van brandhaarden op meerdere afzonderlijke plaatsen in de woning, van welke brandhaarden een technische/elektrische oorzaak is uitgesloten, terwijl ook weer onaannemelijk is dat de brandhaarden het gevolg zijn van de ontploffing. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat verdachte op verschillende plaatsen vuur heeft gemaakt, dat bij het contact met het vrijgekomen gas een ontploffing heeft veroorzaakt. Nu de woning van verdachte deel uitmaakte van een flatgebouw en de ontploffing plaatsvond op een tijdstip dat mensen normaliter gebruik maken van hun nachtrust alsmede nu uit de getuigenverklaring van [getuige 1] zijnde de buurman van verdachte, blijkt dat deze op het moment van de ontploffing in zijn woning aanwezig was, is de rechtbank voorts van oordeel door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, aanwezig is geweest.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 9 maart 2012 , de aangifte van [slachtoffer] , en de verklaring van getuige [getuige 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
7.3. Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 april 2011 in de [gemeente], opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning, gelegen aan de [adres 1], door opzettelijk een slang van de gastoevoer naar een gasfornuis door te snijden en vervolgens in voornoemde woning open vuur in aanraking te brengen met het zich in voornoemde woning bevindende gas, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor andere personen die zich in belendende woningen in het flatgebouw waarvan, verdachtes, woning deel uitmaakte bevond(en) te duchten was;
2.
hij op 27 december 2010 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur van een aan de
[adres 2] gelegen woning toebehorende aan [slachtoffer] heeft vernield.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
Door de psychiater [naam] is omtrent de geestvermogens van verdachte op 28 juli 2011 een rapportage uitgebracht. De deskundige geeft aan dat er bij verdachte sprake is een antisociale persoonlijkheidsstoornis en ADHD. Voorts is verdachte zwakbegaafd en is sprake van afhankelijk-heid van cannabis en cocaïne. De deskundige komt tot de conclusie dat deze gebrekkige ontwikkeling evenzo bestond ten tijde van het ten laste gelegde en van dusdanige invloed was dat het ten laste gelegde, indien bewezen, daaruit deels verklaard zou kunnen worden.
Door de psycholoog [naam] is omtrent de geestvermogens van verdachte op 20 juli 2011 gerapporteerd. De deskundige geeft aan dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verder is er sprake van langdurige afhankelijkheid van cocaïne en cannabis en is bij verdachte ADHD vastgesteld. Deze gebrekkige ontwikkeling bestond evenzo ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde het gedrag en de gedragskeuzen van verdachte.
De deskundigen adviseren om het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en psycholoog omtrent de toerekenings-vatbaarheid van verdachte over. De rechtbank stelt derhalve vast dat verdachte strafbaar is, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 9 maart 2012 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft zij oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gevorderd. Daartoe heeft zij verwezen naar de aanvullende rapportages van de psycholoog en psychiater, waaruit blijkt dat terbeschikkingstelling noodzakelijk is. Voorts heeft zij aangevoerd dat in het verleden is gebleken dat verdachte moeilijk te motiveren is tot hulpverlening, mede gelet op zijn problematiek. Voorts is onduidelijk wat de benodigde termijn van geadviseerde klinische behandeling bij Trajectum is, waardoor het niet mogelijk is om deze behandeling als bijzondere voorwaarde op te nemen. Gelet op deze omstandigheden is de officier van justitie van mening dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk is.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf en maatregel aangevoerd dat zowel de psychiater als de psycholoog en de Reclassering adviseren tot terbeschikkingstelling met voorwaarden. Ook verdachte en zijn ouders kunnen zich hierin vinden. Wanneer overgegaan wordt tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging, zal er onzekerheid omtrent behandeling ontstaan, waardoor de motivatie van verdachte en de steun van zijn ouders waarschijnlijk wegvalt. Dat is niet wenselijk. Voorts kan overplaatsing naar Trajectum in het kader van het PI-traject worden gerealiseerd. Bovendien bestaat er voor de rechtbank de mogelijkheid om op basis van artikel 11 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelde bij vonnis Trajectum te verplichten om verdachte op te nemen, zoals ook de rechtbank Assen in haar vonnis van 27 januari 2011 (LJN: BP2245) heeft gedaan.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Het is aan de schuld van verdachte te wijten dat in zijn woning een ontploffing is ontstaan, nu hij zijn woning vol heeft laten lopen met gas teneinde zelfmoord te plegen en dit in contact heeft gebracht met open vuur. Als gevolg van deze ontploffing is er veel schade in en rondom zijn woning ontstaan. Zowel de voor- als de achterpui van zijn woning werden totaal vernield en ook het verwarmings-systeem was ernstig beschadigd, waardoor er lekkages zijn ontstaan. Door deze lekkages is schade ontstaan in de onderliggende woningen.
De rechtbank neemt verdachte dit bijzonder kwalijk. Te meer nu verdachte deze ontploffing doordeweeks ‘s nachts in een flatgebouw heeft doen ontstaan. Dit betreft een tijdstip waarop veel mensen thuis zijn en gebruik maken van hun nachtrust. Als gevolg van deze ontploffing heeft verdachte schade aan zijn en andermans woningen en een groot gevaar voor de in die woningen verblijvende personen, veroorzaakt. Het komt de rechtbank voor dat verdachte bij zijn handelwijze geen oog heeft gehad voor het gevaar dat hij daarmee voor de goederen, belendende woningen en personen in de directe omgeving van zijn flatwoning realiseerde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van ondoordacht en onverantwoordelijk gedrag van verdachte en rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft door zo te handelen veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en (financiële) schade veroorzaakt.
Voorts heeft verdachte zich zonder enige aanleiding schuldig gemaakt aan vernieling van en voordeur.
Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de conclusies van de deskundigen [naam] en [naam], hiervoor onder 9 besproken, om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten, welke conclusies de rechtbank tot de hare heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in het kader van terbeschikkingstelling (TBS) behandeld moet worden en legt aan dat oordeel het volgende ten grondslag.
Uit de over verdachte uitgebrachte rapporten van de deskundigen [naam] en [naam] komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verder is er sprake van langdurige afhankelijkheid van cocaïne en cannabis en is bij verdachte ADHD vastgesteld. Voorts blijkt uit deze rapporten dat gezien het verhoogde recidiverisico klinische behandeling van de problematiek van verdachte noodzakelijk is. Verdachte dient behandeld te worden voor zijn ADHD en middelenafhankelijkheid. Daarnaast dient de agressieregulatie en zijn sociale vaardigheden versterkt te worden. Bovendien dient hij ondersteund te worden bij het verwerven van meer zelfinzicht en inzicht in zijn beperkingen als gevolg van zijn zwakbegaafdheid. Daarbij adviseren de deskundigen een instelling voor verstandelijk beperkte mensen met een forensische specialisatie.
De GGZ reclassering VvG adviseert in het rapport d.d. 23 augustus 2011, opgemaakt door
[naam], reclasseringsmedewerker, om een TBS met voorwaarden aan verdachte op te leggen, gelet op de in het verleden telkens mislukte pogingen om ambulante hulpverlening op gang te brengen. Reclasseringstoezicht in het kader van een bijzondere voorwaarde biedt bij oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf onvoldoende garanties om recidive te voorkomen.
Naar aanleiding van dit reclasseringsadvies zijn door psycholoog [naam] op 9 januari 2012 en door psychiater [naam] op 10 januari 2012 aanvullende rapporten uitgebracht in opdracht van de rechtbank over de mogelijke behandeling van verdachte binnen het juridische kader van TBS met voorwaarden. Beiden deskundigen komen tot de conclusie dat een vrijwillige behandeling weinig kans van slagen heeft gezien het gebrekkige probleembesef en ziekte-inzicht alsmede een afwezige intrinsieke motivatie voor behandeling. Verdachte heeft in het verleden bij herhaling geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot behandeling en mede gelet op het hoge recidiverisico op een ernstig delict is TBS zowel vanuit het oogpunt van beveiliging van de samenleving als vanuit de noodzaak tot behandeling noodzakelijk. Verdachte zal echter niet in staat zijn om te gestelde voorwaarden na te komen wanneer hij over te veel vrijheden beschikt, waardoor de gestelde voorwaarden een klinische behandeling in een gesloten setting dienen te bevatten. Andere maatregelen zullen niet effectief zijn.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies van de deskundigenrapportages over, maakt deze tot de hare en volgt de adviezen.
Verdachte dient op grond van vorenstaande ter beschikking te worden gesteld, nu bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, de door verdachte begane feiten een misdrijf (feit 1) betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaren of meer is gesteld en omdat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist.
Oplegging van dwangverpleging is naar oordeel van de rechtbank thans niet nodig. Aan de TBS zullen de hierna onder beslissing vermelden voorwaarden worden verbonden, zoals door de reclassering opgenomen in het Maatregelenrapport d.d. 29 februari 2012.
Ter terechtzitting van 9 maart 2012 heeft verdachte zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
Naast het opleggen van een TBS met voorwaarden aan verdachte acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 24 maanden noodzakelijk, gelet op de ernst van de feiten terwijl daarmee de mogelijkheid van aansluitende plaatsing in behandelcentrum ’t Wold onderdeel van Trajectum de Boschoord wordt gecreëerd. Ter terechtzitting is immers door de getuige-deskundige [naam] aangegeven dat verdachte op de wachtlijst is geplaatst en hij in de tweede helft van 2012 bij Trajectum terecht kan. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat het openbaar ministerie bij de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf indien enigszins mogelijk aansluitende behandeling van verdachte bij voorkeur in genoemde instelling zal bevorderen en faciliteren.
10.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde partij], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegd feit geleden materiële schade.
[benadeelde partij] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 32.584,99 gesteld, welk bedrag hij ter zitting heeft bijgesteld naar een bedrag van € 7.832,70. [benadeelde partij] wil die schade vergoedt krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegd feit (artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat uit de door de ter terechtzitting overlegde toelichting van de benadeelde partij blijkt dat de totale materiële kosten € 29.157,20 bedragen waarvan € 26.114,- door de verzekering is vergoed. Naar het oordeel van de rechtank is het resterende bedrag dat niet door de verzekering is vergoed voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van
€ 3.043,20.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Aangezien de vordering voor het overige naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zal de benadeelde partij voor dat deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van
€ 3.043,20, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 1 dag, te betalen ten behoeve van [benadeelde partij] voornoemd, zoals hierna in de beslissing genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37, 38, 38a, 57, 157, 350.
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte;
verbindt aan de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden:
? verdachte maakt zich niet schuldig aan het plegen van strafbare feiten en/of begeeft niet in situaties die zijn resocialisatie in gevaar brengen. Hij komt niet in aanraking met de politie;
? verdachte houdt zich aan de aanwijzingen en richtlijnen die hem zullen worden gegeven door of namens de GGZ reclassering VvG (hierna: VvG);
? verdachte meldt zich binnen 5 dagen volgend op de definitieve uitspraak telefonisch bij VvG op het telefoonnummer: [telefoonnummer] (optie 2). Hierna meldt hij zich gedurende door de VvG te bepalen perioden zo frequent als de VvG dit nodig acht op een door de VvG aan te wijzen spreeklocatie. Ten tijde van opname bij Trajectum zal het meldingsgebod worden uitgevoerd door Verslavingszorg Noord Nederland;
? verdachte laat zich klinisch behandelen in een intramurale inrichting voor (forensische) gehandicaptenzorg, namelijk de Trajectum te Zwolle, en houdt zich aan de daar geldende regels;
? indien na de behandeling door behandelaars van Trajectum wordt geadviseerd dat verdachte gaat wonen in een andere groep of instelling, werkt verdachte ook daar aan mee;
? verdachte onthoudt zich van drugs- en alcoholgebruik en hij werkt mee aan middelencontroles;
? verdachte conformeert zich aan het medicatiebeleid van de behandelaars van Trajectum en neemt zijn medicatie zoals voorgeschreven in;
? verdachte geeft toestemming aan de GGZ reclassering en/of Verslavingszorg Noord Nederland om contact te houden en informatie uit te wisselen met voor hem relevante personen en instellingen;
ten aanzien van feit 1:
wijst gedeeltelijk toe de vordering benadeelde partij [benadeelde partij];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van € 3.043,20;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 3.043,20 subsidiair 1 dag hechtenis ten behoeve van voornoemde benadeelde van de feiten 1 (artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht ) met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van de benadeelde niet opheft
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.043,20 ten behoeve van voornoemde benadeelde daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering voor het overige en bepaalt dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vonnis gewezen door mrs. M.B.T.G Steeghs, V.P. van Deventer en S.G.M. Schellekens, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 23 maart 2012.
Mr. S.G.M. Schellekens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.