ECLI:NL:RBROE:2012:BV9581

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/650256-09, ontneming
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 20 maart 2012 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de verdachte, die werd verdacht van het illegaal kweken van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2004 tot en met 22 juli 2010 een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, waarbij hij in totaal drie oogsten heeft gerealiseerd. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 496.911,- als wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op de opbrengsten van deze oogsten. De verdediging voerde aan dat de opbrengst lager was door een gebrek aan optimale belichting in de kwekerij, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank baseerde haar oordeel op een rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM), dat een standaardnorm voor de opbrengst per plant hanteert. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een voordeel van € 353.121,- had verkregen door middel van zijn strafbare feiten. Dit bedrag is vastgesteld door de opbrengst per oogst te berekenen en de kosten in mindering te brengen. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/650256-09
Datum uitspraak : 20 maart 2012
Tegenspraak
Uitspraak ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres en woonplaats]
1. Onderzoek van de zaak
De rechtbank heeft op 19 oktober 2010 gehoord:
- de officier van justitie, die alstoen de vordering heeft gewijzigd in dier voege dat het gevorderde bedrag van het wederrechtelijk voordeel thans wordt gesteld op € 496.911,-, en
- [verdachte], voornoemd, bijgestaan door mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo.
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Roermond d.d. 20 maart 2012 in de zaak met parketnummer 04/650256-09, waarbij [verdachte] voornoemd is veroordeeld wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
2. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Ter terechtzitting van 19 oktober 2010 heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd en gesteld dat er aanwijzingen zijn dat er vóór de oogst in de periode juli 2009 tot juli 2010 nog twee keer is geoogst. Uit anonieme brieven blijkt dat zulks in 2004 en 2005 is geweest en dat [verdachte] in die periode ook op de [adres] woonde en over de ondergrondse ruimte beschikte. Daarom gaat het openbaar ministerie ervan uit dat [verdachte] minimaal 3 oogsten heeft gehad op grond waarvan thans een bedrag van 3 x € 156.911,- = € 496.911,- wordt gevorderd.
Door de raadsman is ter terechtzitting van 19 oktober 2010 gesteld dat in het proces-verbaal van 27 september 2010 (pagina 606 ev) een theoretische berekening is gemaakt van de opbrengst die in de verborgen kelder met de teelt van hennep zou zijn gerealiseerd, waarbij de standaardnormen uit het rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) van april 2005 zijn gehanteerd. In de hennepkwekerij zijn in totaal 17 assimilatielampen, verdeeld over 3 ruimtes, van ieder (maximaal) 1.000 Watt aangetroffen. Na kennisname van de bevindingen van de verbalisanten moet gesteld worden dat in de aangetroffen kelder geen sprake is geweest van een optimale belichting en dat om die reden het voorspellingsmodel uit het rapport BOOM niet kan worden overgenomen.
Door de raadsman is een herberekening gemaakt op basis van maximaal aanwezige belichtingscapaciteit, waarbij hij komt tot een totale opbrengst in grammen van 19.166.
Tevens bepleit de raadsman uit te gaan van de in het BOOM-rapport vermelde verkoopprijs van € 2.370,- per kilo en dienen in de visie van de raadsman de investeringskosten geheel in aftrek te worden genomen.
De raadsman heeft een pleitnota overgelegd; de rechtbank verwijst daarnaar.
3. Bewijsmiddelen
Het dossier bevat een proces-verbaal van berekening wederrechtelijk verkregen voordeel , waarin het volgende staat weergegeven:
Het onderzoek heeft zich gericht op het wederrechtelijk verkregen voordeel afkomstig uit de opbrengst van de kweek van hennepplanten in de periode van 1 januari 2004 tot en met de datum van het aantreffen van de kwekerij op 22 juli 2010.
De verdachte [verdachte] wordt er van verdacht gedurende genoemde onderzoeksperiode illegaal hennep te hebben gekweekt. De volgende bevindingen zijn bij proces-verbaal gerelateerd:
- In de onderzochte hennepkwekerij werd hennep geteeld.
- De kwekerij was duidelijk gericht op het kweken van hennep.
- In de kwekerij zijn geen hennepplanten meer aangetroffen, echter wel nog restanten van een eerdere oogst.
- De kwekerij was qua professionaliteit hoog.
- De technische kennis van de kweker was gezien de toegepaste materialen en technieken goed te noemen.
- De gehele kwekerij was erop gericht om zowel kwalitatief als kwantitatief een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren.
- De oppervlakte van de ruimtes van de kwekerij was ongeveer 20 x 8 meter is in totaal ongeveer 160 m².
- De kweekcapaciteit was 25 planten per m2.
- De hennepkwekerij was ingericht in een ondergrondse (betonnen bunkerachtige) ruimte. Deze ruimte was ingedeeld in vier afzonderlijke ruimten.
Door ons, verbalisanten, is ten tijde van het ontmantelen van de hennepkwekerij getracht vast te stellen of er aanwijzingen waren die er op duidden dat er één of meerdere oogsten is/zijn geweest in de ontmantelde hennepkwekerij. Daarbij is het navolgende gebleken:
- Er zat kalkaanslag op het materiaal van het irrigatiesysteem.
- Er was afval aanwezig:
- hennepafval op de grond;
- hennepafval in zakken;
- hennepaanslag op de aangetroffen schaartjes;
- er werden gebruikte lege potten aangetroffen;
- er waren lege voedingsflessen aanwezig;
- Er is gedroogde hennep aangetroffen.
- Anders: op de vloer in de ruimten 1, 2 en 3 waren duidelijk zichtbaar afdrukken van potten aanwezig. In verschillende ruimten in de woning alsmede in de bij de woning behorende garage werd een zeer grote hoeveelheid goederen aangetroffen, welke goederen allen duidden of in verband stonden met het kweken van hennep op een professionele wijze en op extreem grote schaal.
- Ten tijde van de doorzoeking zijn in de opslagruimte van de woning zeer vele hennepstekken in beslag genomen en vernietigd. Ook werd in de woning een plastic zak met hennepresten aangetroffen. Bovendien stonden in de tuin van de woning een aantal hennepplanten en werd een grote hoeveelheid gebruikte potgrond met daarin nog de resten van steenwolpluggen en hennepresten aangetroffen.
4. Motivering van de maatregel
Op grond van vorenstaand proces-verbaal ontneming is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] voornoemd voordeel heeft gekregen door middel van het strafbare feit onder 1 waarvoor hij bij eerder genoemd vonnis d.d. 20 maart 2012 is veroordeeld alsmede door middel van soortgelijke feiten.
Door de raadsman is gesteld dat in de hennepkwekerij maar 17 assimilatielampen zijn gebruikt, waarbij hij heeft verwezen naar de situatieschets waarop zulks waar te nemen zou zijn, waardoor bij gebrek aan een optimale belichting de opbrengst veel lager is geweest.
De rechtbank gaat er op basis van de foto’s in het dossier en de situatieschets van de ruimten (pagina 660) inderdaad van uit dat er 17 assimilatielampen zijn gebruikt. Op foto 264 (pagina 754) is te zien dat er in kweekruimte 1 in ieder geval vier kachels aan de muur en zes lampen aan het plafond hangen. Volgens de situatieschets zouden er in ruimte 1 in totaal acht lampen en vijf gevelkachels hangen, waarbij de eerste twee lampen zich op dezelfde hoogte bevinden als de eerste gevelkachel. Het verschil van die ene kachel/twee lampen kan worden verklaard door de positie van waaruit de foto is genomen. Op foto 268 (pagina 755) is te zien dat er in kweekruimte 2 zeven lampen hangen. Dit komt exact overeen met de situatieschets van ruimte 2. Op basis van deze foto’s en de situatieschets is de rechtbank van oordeel dat in de ruimten 1, 2 en 3 in totaal 17 assimilatielampen van ieder 1.000 Watt hebben gehangen, dit in afwijking van de 23 assimilatielampen waarvan de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgaat.
Het verweer van de raadsman dat hierdoor een lagere opbrengst is geweest, wordt door de rechtbank echter verworpen nu het BOOM rapport uitgaat van een opbrengst per plant met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Het BOOM rapport relateert daarover als volgt:
‘Uit de tabel blijkt dat de voorspelde opbrengst per plant met eenzijdig 95% betrouwbaarheidsinterval telkens lager ligt dan de voorspelde opbrengst per plant. Het verschil varieert van 5,5 gram bij onder meer 15 planten per m² tot 7,4 gram bij 40 planten per m². In het opbrengstmodel wordt de variabele ‘Vermogen assimilatiebelichting per m²’ vermenigvuldigd met de factor 0,01242. Dit houdt in dat een afwijking van 100 Watt ten opzichte van de mediaan van 510 Watt een verschil van 1,24 gram (100 x 0,01242) opbrengst per plant geeft. In het zeldzaam voorkomende geval dat slechts 100 Watt assimilatieverlichting per m² is gebruikt, geeft dit een voorspelde opbrengst van 5,09 gram (410 x 0,01242) per plant minder. Deze vermindering is nog steeds kleiner dan de minimale vermindering in de voorspelde opbrengst bij de keuze voor de lagere voorspelde opbrengst met een eenzijdig betrouwbaarheidsinterval (5,5 gram). Door nu te kiezen voor de (lagere) opbrengst met de eenzijdig 95% betrouwbaarheidsinterval, wordt bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve voldoende rekening gehouden met eventuele lagere opbrengsten als gevolg van minder assimilatiebelichting.’
In onderhavige zaak was in ruimte 1 sprake van 192,3 Watt per m² en uitgaande van hetgeen hiervoor is weergegeven is sprake van 3,94 gram per plant minder opbrengst. In ruimte 2 was er 168,3 Watt per m² en is sprake van 4,24 gram per plant minder opbrengst. In ruimte 3 was er 126,2 Watt per m² en is sprake van 4,77 gram per plant minder opbrengst. Voor alle ruimten geldt dat het verschil in opbrengst per plant kleiner blijft dan de minimale vermindering in de voorspelde opbrengst bij de keuze voor de lagere voorspelde opbrengst met een eenzijdig betrouwbaarheidsinterval. De rechtbank is derhalve van oordeel dat kan worden uitgegaan van de opbrengst per plant zoals die conform het BOOM rapport in de berekening wederrechtelijk verkregen voordeel is gehanteerd.
Uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat in opdracht van [verdachte] in november/december 2003 een aanvang is gemaakt met de op 22 juli 2010 onder het zwembad aangetroffen ondergrondse ruimte. De rechtbank acht, op basis van de anonieme brieven van 26 januari 2004 en 17 mei 2005, aannemelijk dat [verdachte] in 2004 en 2005 twee eerdere oogsten heeft gehad en zal evenals de officier van justitie bij de berekening van het wederrechtelijk voordeel uitgaan van in totaal 3 oogsten.
De rechtbank bepaalt het voordeel per oogst als volgt:
Bij de inschatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de eerdere oogst gaat de rechtbank uit van 2.476 hennepplanten.
Uit onderzoek is gebleken dat de aangetroffen kwekerij een oppervlakte had van ongeveer 160 m². Het aantal aangetroffen planten per m² is 25. Dit levert op een gemiddelde opbrengst van 23 gram hennep per plant.
Wat betreft de opbrengst per plant gaat de rechtbank uit van een opbrengst van € 2.370,- per kilogram hennep. Dit levert de navolgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel op:
2.476 hennepplanten x 23 gram per plant = 56,9 kilogram.
56,9 kilogram x € 2.370,- = € 134.853,- opbrengst per oogst.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de gehele investeringskosten dienen te worden afgetrokken waarvoor de raadsman verwijst naar een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, nu uit een arrest van de Hoge Raad blijkt dat niet de totale investeringskosten doch alleen de aan één oogst toe te rekenen afschrijvingskosten kunnen worden aangemerkt als kosten die in directe relatie staan tot het delict *. De rechtbank zoekt voor de hoogte van de afschrijvingskosten aansluiting bij de BOOM rapportage en gaat derhalve uit van € 1.300,- afschrijvingskosten per oogst.
De rechtbank houdt voorts rekening met de directe variabele kosten van € 4,40 per plant, derhalve: 2.476 planten x € 4,40 = € 10.894,- en de personeelskosten (de knipkosten, zijnde € 2,- per plant), in totaal 2.476 planten x € 2,- = € 4.952,-.
De kosten voor het energieverbruik zullen niet worden meegenomen in de berekening, nu veroordeelde de stroom wederrechtelijk heeft weggenomen en nu niet uit het dossier blijkt dat [verdachte] achteraf de afgenomen elektriciteit heeft betaald noch dat er door [verdachte] voornoemd een terugbetalingsregeling met Enexis is getroffen.
De kosten voor één oogst bedragen derhalve:
€ 1.300,- + € 10.894,- + € 4.952,- = € 17.146,-.
De rechtbank zal het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel (per oogst) wordt geschat, vaststellen op: opbrengst € 134.853,- minus de kosten € 17.146,- =
€ 117.707,-.
Uitgaande van 3 oogsten zal de rechtbank het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vaststellen op 3 x € 117.707,- = € 353.121,-.
5. Toegepaste wetsartikelen
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
6. Beslissing
De rechtbank stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 353.121,-;
De rechtbank legt [verdachte] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 353.121,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij door middel van het strafbare feit onder 1 en soortgelijke feiten heeft verkregen.
Deze uitspraak is gegeven door mrs. E.H.M. Druijf, M.B.T.G. Steeghs en A.K. Kleine, rechters, van wie M.B.T.G. Steeghs voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.W.G. Roebroek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2012.
* HR 31 mei 2011, LJN BQ1967