ECLI:NL:RBROE:2012:BV9243

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
112576 / FA RK 11-1821
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderbijdrage na uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond op 21 maart 2012, is een verzoek tot wijziging van de kinderbijdrage aan de orde. De man, vertegenwoordigd door mr. K. Steenbergen-van Straten, heeft verzocht om de eerder opgelegde kinderbijdrage te verlagen, omdat de minderjarige, geboren in 1995, uithuisgeplaatst is. De man stelt dat zijn financiële situatie is verslechterd door het ontvangen van een WW-uitkering en dat hij ook onderhoudsplichtig is voor twee kinderen uit een nieuwe relatie. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. M.A.P. Peeters, heeft verweer gevoerd en stelt dat zij zelf geen draagkracht heeft om bij te dragen aan de kosten van de minderjarige.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een draagkracht heeft van EUR 191,= per maand, die hij over drie kinderen moet verdelen. De vrouw ontvangt een arbeidsongeschiktheidsuitkering en kan geen bijdrage leveren. De rechtbank heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op EUR 24,= per maand in 2011 en EUR 27,= per maand in 2012, rekening houdend met de kosten die de verzorgende ouder maakt. De rechtbank heeft besloten de kinderbijdrage te wijzigen, waarbij de man met ingang van 1 december 2011 EUR 24,= per maand en met ingang van 1 januari 2012 EUR 27,= per maand aan de vrouw moet betalen.

De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen. Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer : 112576 / FA RK 11-1821
Beschikking van 21 maart 2012 betreffende alimentatie
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. K. Steenbergen-van Straten;
tegen:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. M.A.P. Peeters.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 17 november 2011;
- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 6 januari 2012;
- nadere bescheiden zijdens de vrouw bij brief van 7 februari 2012;
- nadere bescheiden zijdens de man bij brief van 9 februari 2012;
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 23 februari 2012 en waarbij zijn verschenen:
- partijen, bijgestaan door hun advocaten.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op grond van de overgelegde - niet weersproken - producties gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.
2.2. De rechtbank Breda heeft op 8 oktober 1999 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Die uitspraak is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3. Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk is geboren de thans nog minderjarige:
- [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995.
2.4. Bij uitspraak van 1 mei 2001 heeft de rechtbank Breda aan de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, verder te noemen de kinderbijdrage, opgelegd van f. 600,= per maand.
Ingevolge wettelijke indexering bedraagt die bijdrage per 1 januari 2011 EUR 351,22 per maand.
3. Het verzoek
3.1. Het verzoekschrift houdt in dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de kinderbijdrage zal wijzigen en met ingang van 10 mei 2011, danwel 20 september 2011 danwel met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift (17 november 2011) zal bepalen op nihil, kosten rechtens.
3.2. De man stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de eerdere rechterlijke uitspraak niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet en voert daartoe het volgende aan.
De minderjarige is uithuisgeplaatst waarmee de kosten van de vrouw voor de minderjarige zijn afgenomen tot de ouderbijdrage ad EUR 120,33 per maand.
De draagkracht van de man is voorts afgenomen, aangezien hij per 20 september 2011 een WW-uitkering ontvangt. De man heeft voorts twee kinderen met zijn nieuwe partner voor wie hij eveneens onderhoudsplichtig is. Hij becijfert nog EUR 13,= draagkracht.
De man stelt voorts dat de vrouw mogelijk ook kan bijdragen in de kosten van de minderjarige.
4. Het verweer
4.1. De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in het verzoek, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens, en voert daartoe het volgende aan. De vrouw stelt dat zij naast de ouderbijdrage van EUR 122,25 per maand, EUR 5,= per maand reiskosten heeft om de minderjarige te bezoeken. Als de minderjarige weer bij de vrouw gaat wonen, herleeft de oude behoefte. De vrouw stelt het inkomen van de man en een aantal lasten ter discussie.
Zij heeft zelf een arbeidsongeschiktheidsuitkering en geen draagkracht om een aandeel in de kosten van de minderjarige te leveren.
5. De beoordeling
5.1. Het verzoek
De vrouw heeft haar verzoek ter zitting verminderd tot de ouderbijdrage ad EUR 122,25 per maand in 2011 en EUR 125,43 per maand in 2012.
5.2. Het horen van de minderjarige
Nu de minderjarige uithuis is geplaatst en het geschil enkel (nog) betrekking heeft op de vraag wie van de ouders de ouderbijdrage voor zijn rekening dient te nemen, heeft de rechtbank afgezien van de mogelijkheid de minderjarige in de gelegenheid te stellen zijn mening kenbaar te maken.
5.3. De behoefte
5.3.1. Bij minderjarigen die uit huis geplaatst zijn, wordt de behoefte begrensd door de kosten die de verzorgende ouder daadwerkelijk maakt. Tot die kosten behoren ook de ouderbijdragen als bedoeld in artikel 72 van de Wet op de jeugdzorg. Bij het vaststellen van de ouderbijdrage is er rekening mee gehouden dat de ouders nog andere kosten voor het kind maken, zoals bezoekkosten, schoolgeld, verzekeringen of verblijfkosten in het weekend of tijdens vakanties. Voor vaststelling van de omvang van de behoefte van de minderjarige kan van de verzorgende ouder worden gevergd dat hij of zij alle kosten aannemelijk maakt die uitgegeven worden voor de minderjarige.
In dit geval heeft de vrouw de kosten gelijkgesteld aan de ouderbijdrage.
5.3.2. Op de ouderbijdrage komt de kinderbijslag ad afgerond EUR 90,= per maand in mindering en het kennelijk voor dit kind (te) ontvangen kindgebonden budget van
EUR 108,= per maand. Aldus resteert er een behoefte van afgerond EUR 24,= per maand in 2011 en afgerond EUR 27,= per maand in 2012.
5.4. De draagkracht van de vrouw
De vrouw geniet een arbeidsongeschiktheidsuitkering van EUR 865,70 netto per maand en vermeerderd met vakantietoeslag EUR 909,= netto per maand. Dat bedrag is lager dan de WWB-norm voor een alleenstaande waarmee voldoende vaststaat dat de vrouw geen relevant aandeel in de kosten van de minderjarige kan leveren. Die stelling van de man passeert de rechtbank dan ook.
5.5. De draagkracht van de man
5.5.1. Blijkens de door man overgelegde financiële gegevens bedraagt zijn WW-uitkering per 20 november 2011 EUR 1.921,73 bruto per vier weken. Tevens houdt de rechtbank rekening met 8% vakantietoeslag.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met een door de vrouw becijferd en door de man niet weersproken kindgebonden budget van EUR 277,50 netto per jaar (EUR 555,= per jaar gedeeld door twee omdat de rechtbank het redelijk acht de helft van dit budget aan de partner van de man toe te rekenen).
5.5.2. De rechtbank houdt voorts op jaarbasis rekening met:
- EUR 1.916,= fiscale bijtelling inkomensafhankelijke bijdrage uitkeringsinstantie Zorgverzekeringswet
- EUR 1.095,= bijtelling helft eigen-woningforfait
- EUR 7.350,= helft van de fiscaal aftrekbare hypotheekrente.
5.5.3. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de algemene heffingskorting.
5.5.4. Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen, na aftrek van de ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, van de man op EUR 1.789,= per maand.
5.5.5. De rechtbank houdt rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent en een draagkrachtpercentage van 70.
5.5.6. De rechtbank neemt de volgende niet of niet langer bestreden maandelijkse lasten van de man in aanmerking:
- EUR 612,= de helft van de hypotheekrente
- EUR 81,= de helft van de aan de hypotheek gekoppelde aflossing/premie levensverzekering
- EUR 48,= de helft van het forfait overige eigenaarslasten
- EUR 53,= premie Zorgverzekeringswet, inclusief premie aanvullende verzekering, ad EUR 117,= en na aftrek van de zorgtoeslag ad EUR 15,= en na aftrek van het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel van de premie Zorgverzekeringswet ad EUR 49,=.
5.5.7. Op grond van voormelde financiële gegevens becijfert de rechtbank draagkracht bij de man tot betaling van een kinderbijdrage van EUR 191,= per maand. Deze draagkracht dient de man over drie kinderen te verdelen. Hij is dan ook in staat de onder 5.3.2. becijferde bijdragen te betalen.
De man heeft deze draagkracht ook over de periode dat hij nog omgangskosten had van
EUR 22,= per maand (tot november 2011) en kosten voor kinderopvang van EUR 63,= per maand (tot januari 2012).
De rechtbank zal de geldende bijdrage met ingang van 1 december 2011 wijzigen. De man heeft de bijdrage tot die datum betaald en de rechtbank acht het niet redelijk de vrouw, die een forse schuldenlast heeft, een terugbetalingsverplichting op te leggen.
5.6. De proceskosten
5.6.1. De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren, zodanig dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. wijzigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 1 mei 2011 in die zin dat de man ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige:
- [de minderjarige], te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995
voor wat betreft de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw zal hebben te betalen:
- met ingang van 1 december 2011 een bedrag van EUR 24,= per maand;
- met ingang van 1 januari 2012 een bedrag van EUR 27,= per maand;
6.2. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;
6.3. verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
6.4. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Oelmeijer en ter openbare civiele terechtzitting van 21 maart 2012 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
tn
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.