ECLI:NL:RBROE:2012:BV7674

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
W 2/2012
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • L.J.A. Crompvoets
  • R. Kluin
  • M.B.T.G. Steeghs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure tegen het UWV

In deze zaak heeft verzoeker, een eiser in een bestuursrechtelijke procedure tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter mr. [de rechter]. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat het te lang had geduurd voordat zijn zaak op de zitting werd behandeld en dat er geen medische deskundige was benoemd voor de behandeling. Verzoeker was van mening dat de rechter partijdig was en dat het UWV de zaak al had gewonnen. De wrakingskamer van de rechtbank Roermond heeft de zaak behandeld en op 24 februari 2012 uitspraak gedaan.

De wrakingskamer oordeelde dat het enkele feit dat de behandeling van de zaak langer duurde dan gewenst, op zichzelf geen grond voor vrees voor partijdigheid opleverde. De beslissing van de rechter om een deskundige pas na de zitting te benoemen, werd als een normale procesorde beschouwd. De wens van verzoeker dat het bestuur van de rechtbank op zijn brieven had moeten reageren voordat de zitting plaatsvond, werd niet als relevant voor de onpartijdigheid van de rechter gezien. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief konden rechtvaardigen.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek ongegrond verklaard en afgewezen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden kunnen weerleggen. De procedure en de beoordeling van het wrakingsverzoek zijn zorgvuldig uitgevoerd, waarbij de rechten van verzoeker in acht zijn genomen.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK ROERMOND
Wrakingskamer
Nummer: W 2/2012
Beslissing op het verzoek tot wraking van de rechter mr. [de rechter], welk verzoek is ingediend door de heer [verzoeker] (verder aangeduid als verzoeker).
1. De procedure
1.1. In de bestuursrechtelijke zaak van [verzoeker] als eiser tegen de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verder aangeduid als het UWV) als verweerder (procedurenummer AWB 10/1748 WIA K1) heeft verzoeker bij brieven van 10, 11, 13 en 16 januari 2012 de rechtbank verzocht om mr. [de rechter] genoemde zaak niet te laten behandelen. Dit verzoek is aangemerkt als een verzoek tot wraking van de rechter mr. [de rechter] (verder aangeduid als mr. [de rechter]).
1.2. Een kopie van voormelde brieven is op 20 januari 2012 gezonden aan mr. [de rechter] en aan de raad van bestuur van het UWV.
1.3. Mr. [de rechter] heeft op 30 januari 2012 schriftelijk op het verzoek gereageerd. Van deze reactie is op 31 januari 2012 een kopie gezonden aan verzoeker en aan de raad van bestuur voornoemd.
1.4. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 14 februari 2012. Bij deze behandeling is verzoeker verschenen. Zoals door haar aangekondigd, is mr. [de rechter] niet bij de mondelinge behandeling verschenen.
2. De feiten
2.1. De zaak met procedurenummer AWB 10/1748 WIA K1 stond geagendeerd op de openbare zitting van de rechtbank Roermond, sector bestuursrecht, van 13 januari 2012. Mr. [de rechter] (verder ook aangeduid als de rechter) was met de behandeling van deze zaak belast.
2.2. In zijn brieven van 10 en 11 januari 2012 heeft verzoeker de rechtbank verzocht om zijn zaak door een andere rechter dan mr. [de rechter] te laten behandelen. Beide verzoeken zijn afgewezen en verzoeker is daarvan op de hoogte gesteld. Op
13 januari 2012 heeft de rechter de zaak behandeld. In zijn brieven van 13 en 16 januari 2012 heeft verzoeker zijn verzoek om zijn zaak door een andere rechter te laten behandelen herhaald.
3. De gronden van het wrakingsverzoek
3.1. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de volgende gronden. Verzoeker is van mening dat het veel te lang heeft geduurd voordat zijn zaak op de zitting werd behandeld dan wel voordat er uitspraak in zijn zaak wordt gedaan. Voorts is voor de behandeling op de zitting ten onrechte geen medische deskundige benoemd. Tenslotte had het bestuur van de rechtbank op zijn klachtbrieven had moeten antwoorden voordat zijn zaak op de zitting werd behandeld en is het “misdadig” dat niet voor de zitting een antwoord is gegeven. Verzoeker is van mening dat de rechter partijdig is, aan de kant van het UWV staat en dat hij het gevoel heeft dat het UWV de zaak nu al heeft gewonnen.
4. Het standpunt van de rechter
4.1. De rechter heeft op het wrakingsverzoek als volgt gereageerd.
4.1.1. Het streven van de rechtbank om in een zaak uitspraak te doen binnen negen maanden tot een jaar na ontvangst van het beroep, is niet gehaald. Dit is veroorzaakt door een drietal uitstelverzoeken van verzoeker en zijn voormalige raadsman. De rechter heeft op de zitting van 13 januari 2012 met partijen afgesproken dat zij - in afwijking van de wettelijke termijn van zes weken - binnen twee weken uitspraak zou doen om de zaak nog enigszins te bespoedigen, zodat verzoeker op korte termijn duidelijkheid zou krijgen over zijn beroep.
4.1.2. Uitgangspunt is dat zaken in aanwezigheid van partijen op de zitting worden besproken, zo ook een verzoek van één van partijen om een deskundige te benoemen en dat na de zitting een beslissing wordt genomen. Dit is vóór - en ook nog eens op - de zitting aan verzoeker meegedeeld. Er was in de zaak van verzoeker geen reden om van het uitgangspunt af te wijken.
4.1.3. De brieven van verzoeker van vóór de zitting van 13 januari 2012 zijn aangemerkt als herhaalde verzoeken om uitstel van de behandeling en om toewijzing van de zaak van verzoeker aan een andere rechter. Deze verzoeken zijn door de sectorvoorzitter vóór de zitting afgewezen en dit is aan verzoeker meegedeeld. In deze zin was op het moment van de zitting wel een antwoord op de verzoeken gegeven.
4.1.4. Volgens de rechter heeft verzoeker geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht, waaruit blijkt dat zij niet onafhankelijk of onpartijdig zou zijn.
5. De beoordeling van het verzoek
5.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (objectieve partijdigheid). Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
5.2. Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - partijdig was. Ook overigens heeft de wrakingskamer voor zodanig oordeel bij het onderzoek op de terechtzitting geen houvast gevonden. Aan de orde is dan ook slechts de vraag of sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker een objectief te rechtvaardigen grond geven voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken. De wrakingskamer oordeelt hierover als volgt.
5.3. Het enkele feit dat het (te) lang heeft geduurd voordat de zaak van verzoeker op de zitting werd behandeld en/of voordat er een uitspraak in zijn zaak wordt gedaan, is op zichzelf geen feit of omstandigheid, waaraan vrees voor partijdigheid van de rechter ontleend kan worden. De beslissing van de rechter om niet vóór de behandeling van de zaak op de zitting op verzoek van een partij een deskundige te benoemen, zoals verzoeker verlangt, maar pas na afloop van de zitting nadat de rechter het betreffende verzoek met partijen op de zitting heeft besproken, is een beslissing die genomen is in het kader van de normale procesorde. Volgens vaste jurisprudentie kan een dergelijke processuele beslissing in beginsel geen grond voor wraking opleveren. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd, die tot een andersluidende opvatting aanleiding zouden kunnen geven. De wens van verzoeker dat het bestuur van de rechtbank had moeten antwoorden op zijn aan het bestuur gerichte brieven voordat zijn zaak op de zitting werd behandeld, betreft een aangelegenheid die deze rechter niet regardeert. Uit het feit dat het bestuur aan de wens van verzoeker niet tegemoet is gekomen, kan geen vooringenomenheid van deze rechter worden ontleend.
5.4. Op grond van voorgaande overwegingen is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek als ongegrond afgewezen dient te worden.
6. Beslissing
De wrakingskamer van de rechtbank:
6.1. wijst af het verzoek tot wraking van mr. [de rechter].
Deze beslissing is gegeven door mrs. L.J.A. Crompvoets, R. Kluin en M.B.T.G. Steeghs, bijgestaan door mr. L.G.H. Cox als griffier en in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2012.