ECLI:NL:RBROE:2012:BV7158

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
21 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1312
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtsoordeel over illegale bewoning van een kampeermiddel

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 21 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die in een kampeermiddel woont, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roerdalen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een brief van de gemeente waarin werd aangekondigd dat handhavend zou worden opgetreden tegen de permanente bewoning van het kampeermiddel. De rechtbank oordeelde dat de brief van 28 februari 2011 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank volgde het standpunt van de gemeente dat de brief geen publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt, omdat er geen concrete herstelsanctie in de brief is opgenomen. Eiser had in zijn bezwaar betoogd dat de brief wel degelijk een besluit was, maar de rechtbank oordeelde dat de brief geen wijziging in de rechtspositie van eiser met zich meebracht. De rechtbank concludeerde dat het afwachten van een handhavingsbesluit niet onevenredig bezwarend is voor eiser, en dat hij de mogelijkheid heeft om de rechtmatigheid van het handhavingsbeleid aan de bestuursrechter voor te leggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11 / 1312
Uitspraak van de meervoudige/enkelvoudige kamer van 21 februari 2012 in de zaak tussen
[eiser], te Montfort, eiser
(gemachtigde: mr.drs. C.M.J.E.P. Meerts),
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roerdalen, verweerder
Procesverloop
Bij brief van 28 februari 2011, verzonden op 2 maart 2011, heeft verweerder aan eiser bericht voornemens te zijn om handhavend te gaan optreden tegen permanente bewoning van kampeermiddelen en eiser de in dat kader vastgestelde beleidsregels toegezonden.
Bij besluit van 9 augustus 2011, verzonden op 31 augustus 2011, (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2012, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door de vervanger van zijn gemachigde mr. F.L.M. Vossen, en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door K.J. Rouffa en E. Cuijpers.
Overwegingen
1. Eiser heeft zich enkele jaren geleden bij de gemeente Roerdalen laten inschrijven op het adres van een kampeermiddel (stacaravan) gelegen op de camping [naam camping] binnen de gemeente Roerdalen. Volgens eiser verblijft hij feitelijk gedurende maximaal drie dagen per week in dit kampeermiddel.
2. Bij brief van 28 februari 2011 heeft verweerder aan eiser bericht dat is vastgesteld dat eiser het kampeermiddel permanent bewoont, dat dit in strijd is met het bestemmingsplan, alsmede dat verweerder voornemens is om tegen die overtreding handhavend op te treden met een begunstigingstermijn van een half jaar. Voorts heeft verweerder gewezen op de in dat kader op 22 februari 2011 vastgestelde beleidsregels en de in deze beleidsregels opgenomen regeling om voor een begunstigingstermijn van twee jaar in aanmerking te komen. Daarvoor is vereist dat eiser vóór 1 mei 2011 schriftelijk verklaart dat het kampeermiddel permanent wordt bewoond. Tevens is eiser uitgenodigd voor een informatief gesprek met de wethouder.
3. Tegen deze brief heeft eiser op 29 maart 2011 bezwaar gemaakt. Het bezwaar is gericht tegen de vaststelling door verweerder dat eiser het kampeermiddel permanent bewoont. Bij aanvullende gronden heeft eiser zijn standpunt dat de brief van 28 februari 2011 een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) , nader onderbouwd.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet ontvankelijk verklaard en voor de motivering van dat besluit verwezen naar het advies van de commissie bezwaarschriften. In het advies wordt geconcludeerd dat de brief van 28 februari 2011 geen besluit is in de zin van de Awb, hetgeen dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het tegen die brief gemaakte bezwaar.
5. Het beroep wordt beheerst door de vraag of verweerder terecht en op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat de brief van 28 februari 2011 geen besluit is in de zin van de Awb en dat daarom tegen die brief geen bezwaar in de zin van de Awb openstaat. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
6. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid van de Awb, wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
7. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de brief van 28 februari 2011 geen besluit is in de zin van de Awb. In de brief staat weliswaar vermeld dat verweerder voornemens is om tegen permanente bewoning van kampeermiddelen op te treden en wordt meegedeeld dat is vastgesteld dat eiser permanent in een kampeermiddel woont, maar van een concrete herstelsanctie in de zin van artikel 5:2 van de Awb is in die brief geen sprake. Zo wordt er geen datum genoemd waarop de overtreding moet zijn beëindigd. Evenmin wordt aangegeven op welke wijze eiser de overtreding moet beëindigen en welke consequentie aan niet beëindigen daarvan is verbonden. De brief houdt zodoende geen wijziging in van de rechtspositie van eiser en de daarin opgenomen aankondiging van handhaving valt daarom niet aan te merken als een publiekrechtelijke rechtshandeling (zie hiervoor onder andere de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 april 2011, LJN: BQ1888 en van 21 juli 1997, LJN: ZF2808).
8. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2009 (LJN: BJ1862) overweegt de rechtbank dat ook een bestuurlijk rechtsoordeel, zoals in het onderhavige geval de vaststelling van verweerder dat eiser in strijd met het bestemmingsplan permanent woont in een kampeermiddel, op zichzelf geen rechtsgevolg in het leven roept en dus geen rechtshandeling inhoudt, maar in uitzonderingssituaties met een besluit gelijk kan worden gesteld. Hiervoor is in een geval als dit vereist dat het voor eiser onevenredig bezwarend is om het geschil over de al dan niet permanente bewoning van een kampeermiddel via een beroepsprocedure over het nog te nemen handhavingsbesluit, bij de bestuursrechter aan de orde te stellen. De rechtbank stelt vast dat de Afdeling daarover in de eerder genoemde uitspraak van 8 juli 2009 heeft overwogen dat de enkele onzekerheid of een bepaalde activiteit mag worden voortgezet (in casu het blijven bewonen van een kampeermiddel) het afwachten van het handhavingsbesluit nog niet tot een onevenredig bezwarende weg maakt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de omstandigheid dat verweerder in zijn beleidsregels de mogelijkheid heeft geschapen om een verruimde termijn te krijgen om de overtreding te beëindigen wanneer schriftelijk vóór 1 mei 2011 wordt verklaard dat sprake is van permanente bewoning in een kampeermiddel, het afwachten van het handhavingsbesluit evenmin onevenredig bezwarend maakt. De omstandigheid dat de termijn voor het verkrijgen van een ruimere begunstigingstermijn is verstreken voordat het handhavingsbesluit is genomen doet daar niet aan af. Eiser heeft immers de mogelijkheid om de rechtmatigheid van dit beleid in rechte aan de orde te stellen door een rechtsmiddel aan te wenden tegen het handhavingsbesluit. Daarbij kan hij onder meer de vraag opwerpen of dat beleid als redelijk is te beschouwen ten aanzien van het daarin gemaakte onderscheid in begunstigingstermijn naar gelang al dan niet vóór 1 mei 2011 permanente bewoning in een schriftelijke verklaring wordt erkend.
9. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de brief van 28 februari 2011, waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt niet valt aan te merken als een besluit en evenmin daarmee gelijk gesteld kan worden, zodat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding een van partijen te veroordelen in de kosten van de procedure.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H.M. Bartholomeus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2012.
w.g. mr. C.H.M. Bartholomeus,
griffier w.g. mr. T.M. Schelfhout,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 21 februari 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.