RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850435-10
Datum uitspraak : 21 februari 2012
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres]
thans gedetineerd
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 12 oktober 2011 en 7 februari 2012.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 28 oktober 2010, te Thorn, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
b.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid geld en/althans een mobiele telefoon en/althans een autosleutel en/althans een sporttas, inhoudende onder meer voetbalkleren en schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het duwen tegen die [slachtoffer 1] en/althans uit het tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en het (daarbij) zeggen: "Je geld of ik steek je dood" en/althans "Pinnen" en/althans "Ik wil geld", althans woorden van gelijke aard of strekking;
artikel 317/312 Wetboek van Strafrecht;
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2010 te Kelpen, in elk geval in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende onder meer een sleutel, een hoeveelheid geld, (een) tankpas(sen), een rijbewijs, een bankpas en een halsketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het trekken aan en/althans duwen tegen die [slachtoffer 2] en/althans uit het op het lichaam van die [slachtoffer 2] zitten en/althans welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het houden van een mes tegen de nek van die [slachtoffer 2] en/althans uit het tonen van een mes aan die [slachtoffer 2] en het daarbij zeggen: "Ik wil je steken, ik wil je steken" en/althans "Ik heb een mes hier, voel je het?", althans woorden van gelijke aard of strekking, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, de Ellerweg;
artikel 312 Wetboek van Strafrecht;
3.
hij op of omstreeks 28 oktober 2010 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Ford Escort, gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
artikel 311 Wetboek van Strafrecht.
4.
hij op of omstreeks 12 september 2010 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
art. 311 Wetboek van Strafrecht;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 12 oktober 2011 gevorderd dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde had er sporenonderzoek moeten plaatsvinden. Nu dit niet is gebeurd kan niet alleen op grond van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] worden vastgesteld dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zijn de verklaringen afgelegd door [medeverdachte] onbetrouwbaar omdat zijn verklaringen ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet overeenkomen met de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en aangeefster [slachtoffer 2].
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte verklaard dat hij, gelijktijdig met de door de rechter-commissaris gehoorde getuige [getuige 1], naar Roermond is gereden op een tijdstip dat was gelegen voordat medeverdachte [medeverdachte] samen met een andere persoon de gewelddadige overval in Kelpen heeft gepleegd. Op grond hiervan concludeert de raadsvrouw dat verdachte niet aanwezig is geweest bij de gewelddadige overval in Kelpen. Volgens de raadsvrouw mogen de verklaringen afgelegd door medeverdachte [medeverdachte] niet als bewijs worden gebezigd.
Subsidiair is er, gelet op de beperkte rol van verdachte tijdens de gewelddadigheden, geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking waardoor verdachte niet voor medeplegen van het onder 1 en 2 tenlastegelegde kan worden veroordeeld.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Het strafdossier bevat de aangifte van [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]), waarin staat weergegeven dat hij op 28 oktober 2010 omstreeks 21.20 uur bij de geldautomaat van de Rabobank gelegen aan de Wijngaard te Thorn, zijn saldo was gaan opvragen. Hij stopte zijn portemonnee terug in de linkerbinnenzak van zijn jas en tegelijkertijd draaide hij zich om richting de uitgang. Op dat moment zag hij dat er twee personen de Rabobank binnenkwamen. Één van deze personen had een mes in zijn rechterhand. Deze persoon stond heel dicht tegen hem aan. Één van de daders zei tegen [slachtoffer 1]: “Je geld of ik steek je dood”. [slachtoffer 1] zei dat hij geen geld had en de man zei: “Pinnen”, waarbij hij dreigend met een mes in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] wees. [slachtoffer 1] werd vervolgens onder bedreiging van het mes door de dader gedwongen om te pinnen, waarna bleek dat er een negatief saldo op de rekening van [slachtoffer 1] stond. De andere persoon stond inmiddels bij de ingang. De man zei wederom: “Ik wil geld”. [slachtoffer 1] vroeg om hem niet neer te steken en hij zei dat hij geld had, waarbij hij naar zijn linkerborstzak wees. [slachtoffer 1] gaf vervolgens onder bedreiging het geld uit zijn linkerborstzakje van zijn blouse. De man wilde ook nog zijn mobiele telefoon hebben, maar [slachtoffer 1] zei dat deze nog in de auto lag. Hij moest de telefoon van deze persoon uit de auto pakken, maar hij kon deze niet vinden. De tweede persoon die bij de auto stond zei dat hij hem had. De daders renden vervolgens naar een personenauto, kleur groen van het merk Ford, type Escort, waarmee ze vervolgens wegreden.
[slachtoffer 1] heeft aanvullend verklaard dat hij een geldbedrag van dertig euro dat hij in zijn linkerborstzak had zitten, heeft gepakt. In de spanning heeft hij het biljet van twintig euro laten vallen. De man pakte het biljet van tien euro uit de handen van [slachtoffer 1] en zei dat hij het biljet van twintig euro moest oprapen. Dat heeft [slachtoffer 1] gedaan en vervolgens pakte de man ook dit biljet uit zijn handen. De man met het mes zei tegen [slachtoffer 1] dat hij en die andere dader samen weg zouden gaan en dat [slachtoffer 1] dan rustig weg mocht rijden. Ook zei hij dat [slachtoffer 1] zijn telefoon uit zijn auto moest halen. Toen [slachtoffer 1] en de man buiten kwamen, bleek zijn telefoon al uit de auto te zijn en ook de contactsleutel was weggenomen. Die telefoon had de tweede dader al in zijn handen. Uiteindelijk zijn uit zijn auto zijn gsm, autosleutel en sporttas weggenomen.
Het strafdossier bevat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte]), waarin staat weergegeven dat hij de overval op de man in Thorn samen met verdachte heeft gepleegd. Nadat ze de auto (onder 3 tenlastegelegd) hadden gestolen kwam bij verdachte het idee boven om mensen van geld te gaan beroven. Verdachte zou pinautomaten weten die afgeschermd lagen. Verdachte en [medeverdachte] zijn toen samen naar Thorn gereden. Verdachte wees [medeverdachte] de weg naar Thorn. Toen ze bij de pinautomaat aankwamen was het pikdonker. Ze zagen dat er toevallig op dat moment een man naar binnen ging. Verdachte en [medeverdachte] zijn uit de auto gestapt en naar de pinautomaat gelopen. [medeverdachte] is toen de ruimte waar de pinautomaat is binnen gelopen en bemerkte dat hij alleen stond met die man. Hij zag dat verdachte bij de auto van de man stond. Hij zag dat verdachte om de auto heenliep en aan de bijrijderkant in de auto van die man stapte. [medeverdachte] had een mes in zijn hand. [medeverdachte] zei tegen het slachtoffer dat hij geld wilde. [medeverdachte] merkte aan de man dat hij heel erg bang was. Het slachtoffer had net gepind en zei tegen [medeverdachte] dat er geen geld op zijn rekening stond. [medeverdachte] zag dat het slachtoffer geld in zijn handen had en heeft dat geld uit zijn handen gepakt. [medeverdachte] is toen uit die ruimte gestapt en naar de Ford Escort gelopen. Hij is in de auto gestapt en zag dat verdachte ook naar de Ford toe kwam gelopen en instapte. [medeverdachte] heeft toen het geld aan verdachte gegeven en ze zijn toen samen richting Ittervoort gereden. Het geldbedrag dat ze hadden weggenomen betrof 35 of 30 euro. Verdachte had de contactsleutel van de auto van het slachtoffer gestolen, zodat de man hen niet achterna kon komen. [medeverdachte] verklaart dat hij niet gezien heeft dat er een telefoon was weggenomen. Ten aanzien van de rol van verdachte tijdens het plegen van het delict verklaart [medeverdachte] dat verdachte buiten is gebleven. Toen [medeverdachte] aan verdachte vroeg waarom hij niet is komen helpen zei verdachte daarover dat hij buiten was gebleven omdat hij zag dat [medeverdachte] die man meteen onder controle had voorts was hij buiten gebleven om te kijken of er iemand aankwam en om de auto van de man te doorzoeken. Ten aanzien van de buit verklaart [medeverdachte] dat hij daar 10 euro van heeft gekregen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Het strafdossier bevat de aangifte van [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2]), waarin staat weergegeven dat zij op 31 oktober 2010 tweehonderd euro heeft gepind bij de geldautomaat bij de Rabobank in Ell om een openstaande rekening te gaan betalen in Kelpen. [slachtoffer 2] is vervolgens alleen op haar fiets richting Kelpen gefietst. In de nabijheid van de Ellerbrug werd zij ingehaald door een personenauto. Nadat zij het viaduct van de Ellerweg was gepasseerd, werd zij op de Ellerweg aangesproken door twee mannen. [slachtoffer 2] is niet gestopt. Zij heeft wel vaart geminderd en de mannen antwoord gegeven. Eén van de mannen zei: “Sorry, nog een keer”. Zij zag dat de voorste man in haar richting begon te rennen en zij werd ingehaald. De grotere van deze mannen trok haar van de fiets. [slachtoffer 2] heeft in het duwen en trekken voordat zij op de grond viel de man met haar vuist aan de linkerzijkant ter hoogte van zijn oogkast geslagen. Op een gegeven moment voelde zij dat zij op de grond lag. De grotere man ging kruislings bovenop haar zitten en zij hoorde één van de mannen zeggen: ”Pak dat geld. Waar is die tas.” [slachtoffer 2] zag kans om haar mobiele telefoon te pakken, maar blijkbaar had die man dit gezien. De telefoon is uit haar handen geslagen of gevallen. Op een gegeven moment zag zij dat de man die op haar zat een mes in zijn handen had. Hij zei: “Ik wil je steken, ik wil je steken” en: “Ik heb een mes hier, voel je het?” [slachtoffer 2] voelde iets bij de rechterkant van haar nek. Zij zag ook dat hij een soort zakmes in zijn linkerhand hield. De andere man heeft tijdens de worsteling op ongeveer een meter van hen vandaag gestaan. Hij heeft zich niet met de worsteling bemoeid, maar zei: “Pak dat geld”. Op enig moment zei [slachtoffer 2] dat de man van haar af moest gaan, zodat zij haar portemonnee uit haar tas, welke onder haar lag, kon pakken. De man had kennelijk door dat zij op de tas lag en ging van haar af. Hij trok aan de schouderband van haar tas en deze ging kapot. Toen de man de tas eenmaal had, rende hij weg richting de Ellerweg en de andere man rende al een stuk voor hem uit. De twee mannen zijn in een in de nabijheid geparkeerde Ford Escort met het kenteken [kenteken], gestapt en weggereden. In de tas zaten onder andere: 230 euro aan briefgeld, ongeveer 5 euro kleingeld, een tankpas van Avia, een tankpas van Freebees, een airmilespas, haar rijbewijs, haar pinpas van de Rabobank en een halsketting.
Het strafdossier bevat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , waarin het volgende staat weergegeven. Op de zondag na het in Thorn (onder 1 tenlastegelegde) gepleegde delict kwam [medeverdachte] verdachte tegen op de Schipperswal in Roermond. Verdachte vroeg toen aan [medeverdachte] of hij nog een keer mee ging voor een overval. Verdachte en [medeverdachte] besloten om een beroving te gaan plegen. Verdachte wist een locatie waar dat kon. Ze kwamen bij een pinautomaat en zagen dat er iemand aan het pinnen was. Ze zagen dat die persoon bij de pinautomaat wegreed op de fiets. Die persoon reed een weg in waarvan verdachte wist dat het een hele lange donkere weg was. Ze besloten toen om die persoon achterna te rijden. Ze hebben gewacht tot die persoon een stuk weggefietst was en zijn die toen voorbij gereden. Ze hebben langs de kant van de weg gewacht. Toen die persoon langskwam vroeg [medeverdachte] de weg. Hij hoorde aan haar stem dat het een meisje was. [medeverdachte] pakte de fiets vast en hoorde het meisje schreeuwen. [medeverdachte] had het meisje vast en viel samen met haar op de grond. [medeverdachte] dacht dat verdachte de voeten van het meisje vasthad. Toen het meisje zich los wurmde heeft hij nog naar verdachte geroepen maar verdachte ging er al weer vandoor. [medeverdachte] heeft toen het knipmes, dat hij bij zich had, gepakt en tegen dat meisje gezegd dat ze moest stoppen omdat hij een mes had. [medeverdachte] verklaart daarover dat hij ook met dat mes gedreigd heeft. [medeverdachte] heeft met dat mes de tas van het meisje losgesneden en meegenomen naar de auto. [medeverdachte] heeft zich toen in zijn vinger gesneden. Toen [medeverdachte] in de auto zat zag hij dat verdachte weer naast hem zat. [medeverdachte] heeft de auto gestart en ze zijn er met gedoofde lichten vandoor gegaan. Toen ze ver genoeg waren reed [medeverdachte] rustiger. Hij heeft toen de beurs uit de tas gepakt en het geld geteld. Er zat iets van 220 euro in die beurs. Verdachte zei dat hij 110 euro wilde hebben van die buit en de dat ze dan ieder hun weg zouden gaan. [medeverdachte] heeft toen tegen verdachte gezegd dat dit niet ging gebeuren omdat hij er bij de overval van het meisje vandoor was gegaan en hem liet barsten. [medeverdachte] is toen met verdachte naar [getuige 2] gereden. Hij heeft bij [getuige 2] voor de deur 40 euro aan verdachte gegeven.
Het strafdossier bevat de op 3 november 2010 afgelegde verklaring van getuige [getuige 2] , waarin het volgende staat weergegeven.
[medeverdachte] had een verwonding aan zijn middelvinger. Hij had er een snee in. Volgens mij heeft hij die verwonding eergisteren opgelopen.
Op 8 december 2010 verkaart [getuige 2] bij de politie, het volgende.
Toen [medeverdachte] samen met die [verdachte] bij mij aan de deur was geweest had [medeverdachte] zich in zijn vinger gesneden. [medeverdachte] stond toen bij mij aan de deur en die [verdachte], die kale, zo’n gabbertype, die was er bij. Ik heb die wond van [medeverdachte] bekeken en ik zag dat er groene sprieten in zaten. Dat waren grassprieten. Ik heb die sprieten uit die wond gehaald.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Het strafdossier bevat de aangifte van [slachtoffer 3] (hierna te noemen: [slachtoffer 3]), waarin staat weergegeven dat hij op 28 oktober 2010 omstreeks 10.00 uur zijn personenauto van het merk Ford, type escort 1.6, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] op de P&R parkeerplaats aan de Godsweerder-singel te Roermond parkeerde. Dit is de parkeerplaats nabij het bus/treinstation. Diezelfde dag omstreeks 21.00 uur zag [slachtoffer 3], dat zijn auto was weggenomen.
Het strafdossier bevat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , waarin staat weergegeven dat hij samen met verdachte naar het station in Roermond is gegaan. Daar hebben ze de blauwe Ford Escort gestolen. [medeverdachte] heeft het bijrijderportier van die auto opengebroken met een schaar. Daarna hebben ze samen het stuurslot van de auto verbroken. Daarna hebben ze het contactslot verbroken waarachter een soort tweede contactslot zat. Ze konden toen de auto starten en hebben de auto meegenomen.
Uit de beschrijving van de camerabeelden van de betreffende parkeerplaats blijkt dat op 28 oktober 2010 omstreeks 20.35 uur twee personen richting de slagboom van de uitrit lopen. De persoon met de donkerkleurige pet met daarop een Amerikaanse vlag duwt de slagboom open en dicht. De personen lopen vervolgens naar de ticketautomaat. Omstreeks 20.48 uur verschijnt een donkere Ford Escort voor de slagboom en de tweede persoon opent handmatig de slagboom. Nadat de auto van het parkeerterrein af is, wordt de slagboom weer gesloten en stapt deze persoon als bijrijder in de auto.
Bij de politie heeft [medeverdachte] – na confrontatie met de camerabeelden – verklaard dat hij zichzelf hierop herkent als de persoon met de pet met de Amerikaanse vlag. De andere persoon op de beelden is verdachte. Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat hij eerst heeft gekeken of de slagboom van de parkeerplaats omhoog geduwd kon worden. Hij en verdachte waren van plan om vanaf de parkeerplaats een auto weg te nemen. Verdachte zou op de uitkijk staan en [medeverdachte] zou de auto openmaken. [medeverdachte] heeft de schaar die hij bij zich had in het slot gestoken en na wat wrikken ging het portier open. Vervolgens heeft hij het contactslot geforceerd en de bovenste blok losgetrokken. Daaronder zit een stekker en door daarin met de schaar te steken kon hij de auto starten. [medeverdachte] heeft samen met verdachte het stuurslot kapot gebroken. Bij de slagboom heeft medeverdachte deze omhoog geduwd en weer naar beneden nadat [medeverdachte] daar onder door was gereden.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2011 en 7 februari 2012, de aangifte van [slachtoffer 4] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] onbetrouwbaar zijn omdat deze afwijken van de verklaringen van aangever (feit 1) en aangeefster (feit 2). Zo heeft onder andere medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat verdachte aangeefster bij de voeten heeft vastgepakt waar tegenover staat dat aangeefster daar zelf niets over heeft verklaard. Verder staat volgens de raadvrouw niet vast op welk tijdstip verdachte samen met medeverdachte bij [getuige 2] aan de deur heeft gestaan. Tenslotte stelt de raadsvrouw dat, uit de persoonsbeschrijving die door aangever van feit 1 is gegeven, niet is op te maken dat dit verdachte zou betreffen.
Ook verzocht de raadsvrouw verdachte vrij te spreken van feit 3, nu toen de auto werd aangehouden, daarin zich niet verdachte, maar [betrokkene] met medeverdachte [medeverdachte] bevond. De camerabeelden zijn te vaag om uit te maken wie bij de diefstal waren betrokken en de enkele verklaring van [medeverdachte] is onvoldoende om verdachte te veroordelen.
De stelling van de raadsvrouw vindt haar weerlegging in de inhoud van de verklaringen. Zo verklaart [medeverdachte] dat verdachte op het moment van de overval bezig was met de doorzoeking van de auto van aangever. Aangever verklaart hierover dat verdachte de telefoon al uit de auto had weggenomen tijdens het plegen van de overval. Ook komt de verklaring van aangever met betrekking tot het saldo op zijn rekening overeen met de verklaring daaromtrent van medeverdachte [medeverdachte]. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde verklaart [medeverdachte] dat verdachte niet deelnam aan de overval en er vandoor was gegaan. Aangeefster verklaart hierover dat de andere man tijdens de worsteling op ongeveer een meter afstand heeft gestaan.
Uit deze verklaringen blijkt immers dat [medeverdachte] de nodige nuanceringen in zijn verklaringen heeft aangebracht welke overeenkomen met de verklaringen van beide aangevers. Deze verklaringen zijn ten aanzien van de rol van verdachte tijdens het plegen van het delict overigens niet altijd extra belastend voor verdachte terwijl hij in zijn verklaringen niet heeft gepoogd zichzelf vrij te pleiten. Daarbij komt dat de verklaring van [medeverdachte] ten aanzien van de deelname door verdachte aan het onder 2 tenlastegelegde wordt ondersteund door de verklaring afgelegd door [getuige 2] (hierna te noemen: [getuige 2]). [getuige 2] verklaart dat er grassprieten in de wond aan de middelvinger van [medeverdachte] zaten toen deze samen met verdachte bij hem aan de deur stond. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte samen met medeverdachte kort na het plegen van het onder 2 tenlastegelegde bij [getuige 2] aan de deur heeft gestaan. De rechtbank verwerpt hiermee het ter terechtzitting ingenomen standpunt dat hij gelijktijdig met (de naderhand door de rechter-commissaris gehoorde) getuige [getuige 1] voorafgaande aan het onder 2 tenlastegelegde met de trein naar Roermond is gereden en niet met [medeverdachte] mee is gereden.
De rechtbank ziet, in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft betoogd daarom geen redenen om de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] onbetrouwbaar te achten. Dat aangever en aangeefster op enkele details anders verklaren als [medeverdachte] is gelet op de commotie waar dergelijke delicten mee gepaard gaat niet onbegrijpelijk. De verklaringen van [medeverdachte] zullen daarom voor het bewijs worden gebezigd.
Subsidiair bepleit de raadsvrouw dat er, gelet op de beperkte rol die verdachte heeft gehad tijdens het plegen van het onder 1 en 2 tenlastegelegde geen sprake kan zijn van medeplegen.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Voor beide delicten was er een vooropgezet plan om een overval te plegen waarbij het initiatief lag bij verdachte. Zo wist verdachte de weg in de plaatsen waar feit 1 en 2 zijn gepleegd en vroeg hij [medeverdachte] om de delicten mede te plegen. Tijdens het plegen van het onder 1 tenlastegelegde was het verdachte die bij de ingang bleef staan om te kijken of alles veilig was wat overeenkwam met de verklaring van aangever dat de tweede persoon buiten bleef staan. Medeverdachte [medeverdachte] heeft geweld gebruikt bij het afhandig maken van het geld, waarbij hij het geld heeft gepakt (weggenomen). Aldus is sprake van diefstal met geweld als tenlastegelegd onder 1 sub b. Van de afpersing onder 1 sub a tenlastegelegd zal verdachte worden vrijgesproken. Verdachte heeft ook nog de telefoon en de contactsleutels van de auto van het slachtoffer weggenomen om de vlucht mogelijk te maken waarbij overigens geen geweld is gebruikt hetgeen diefstal in vereniging oplevert. Het wegnemen van de sporttas door verdachte wordt door de rechtbank beschouwd als te ver verwijderd van het gezamenlijk plan om van iemand geld weg te nemen, zodat deze actie alleen aan verdachte zal worden toegerekend als een eenvoudige diefstal. Tijdens het plegen van het onder 2 tenlastegelegde was verdachte in de nabijheid van medeverdachte [medeverdachte] en heeft hij [medeverdachte] ook nog aangespoord met de woorden: “Pak het geld”. Daarbij heeft verdachte ten aanzien van beide overvallen meegedeeld in de buit. De rechtbank is van oordeel dat er op grond van vorengenoemde sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het onder 1 (met uitzondering van de sporttas) en 2 tenlastegelegde.
Gelet tevens op de samenhang van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde te weten de gestolen en tijdens de overige delicten gebruikte auto en de modus operandi van het onder 1 en 2 tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 sub b, 2, 3, en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 oktober 2010, te Thorn,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het duwen tegen die [slachtoffer 1] en/of uit het tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en het daarbij zeggen: "Je geld of ik steek je dood" en "Pinnen" en "Ik wil geld"
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een autosleutel toebehorende aan [slachtoffer 1]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sporttas toebehorende aan een ander;
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2010 te Kelpen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende onder meer een sleutel, een hoeveelheid geld, tankpassen, een rijbewijs, een bankpas en een halsketting toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het trekken aan en duwen tegen die [slachtoffer 2] en uit het op het lichaam van die [slachtoffer 2] zitten en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het houden van een mes tegen de nek van die [slachtoffer 2] en uit het tonen van een mes aan die [slachtoffer 2] en het daarbij zeggen: "Ik wil je steken, ik wil je steken" en "Ik heb een mes hier, voel je het, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, de Ellerweg;
3.
hij op 28 oktober 2010 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Ford Escort, gekentekend [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en een valse sleutel;
4.
hij op 12 september 2010 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende
aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
diefstal door twee of meer verenigde personen
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en een valse sleutel
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
Omtrent de geestesvermogens van verdachte zijn door GZ- psycholoog drs. A.J.M.. Zwegers om 12 juli 2011 en door de psychiater drs. J.L.M. Dinjens op 11 juli 2011 rapporten uitgebracht. De rechtbank zal bij de beoordeling van de zaak alleen uitgaan van de rapportage van drs. Dinjens nu drs. Zwegers zelf aangeeft dat zijn rapportage onvolledig is en het psychologisch testonderzoek, zoals drs. Zwegers stelt, verre van compleet is en tot stand is gekomen onder stressvolle omstandigheden.
De psychiater drs. J.L.M. Dinjens geeft in zijn rapportage aan dat er bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis NAO, een persoonlijkheidsstoornis NAO en afhankelijkheid van middelen. Deze stoornis bestond ten tijde van het ten laste gelegde en was van dusdanige invloed dat het ten laste gelegde, indien bewezen, daaruit mede verklaard zou kunnen worden. Het ten laste gelegde vond plaats doordat verdachte door zijn stoornis in gemiddelde mate sturing kon geven aan zijn willen en handelen (cognitieve functies). De deskundige komt derhalve niet tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Het advies van de deskundige is om het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 12 oktober 2011 en 7 februari 2012 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte, uitgaande van een verminderde toerekeningsvatbaarheid, ter zake van het onder 1, 2, 3, en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 48 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde straf verzocht om rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De raadvrouw verzoekt om een straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel overeenkomt met de thans door verdachte ondergane voorlopige hechtenis en bij het voorwaardelijke gedeelte van de straf reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde op te leggen.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Enkel uit eigen belang heeft verdachte zich samen met een ander in een korte periode schuldig gemaakt aan twee diefstalen met geweld waarvan een op de openbare weg. Ook heeft verdachte nog een keer diefstal met braak gepleegd. Eerstgenoemde twee feiten zijn gepleegd nadat de slachtoffers bij een pinautomaat waren geweest en in beide gevallen heeft de mededader zijn bewoordingen kracht bijgezet met een mes. Bovendien heeft de mededader bij de overvallen op zijn slachtoffers ook geweld gebruikt. Dit zijn zeer ernstige feiten, die kort na elkaar zijn gepleegd en welke feiten op initiatief van verdachte tot stand zijn gekomen door een vooraf gemaakte afspraak tussen verdachte en zijn mededader. Dergelijke feiten, ten aanzien van feit 2 gepleegd op de openbare weg, zijn zeer ernstig. Verdachte heeft door te handelen als bewezen verklaard, niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, maar heeft daardoor ook bijgedragen aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid. In het bijzonder heeft verdachte het gevoel van veiligheid van de slachtoffers aangetast. Verdachte en zijn mededader hebben met hun handelwijze op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die hun handelen voor de slachtoffers zou kunnen hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van delicten als de bewezen verklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd.
Met de deskundige is de rechtbank van oordeel dat verdachte klinische behandeling moet ondergaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting medegedeeld dat hij behandeld wil worden in dat in de penitentiaire inrichting reeds gesproken wordt over eventuele opname in de FPA Mondriaan in de laatste fase van zijn detentie.
De rechtbank is van oordeel dat het inderdaad een goede mogelijkheid is indien verdachte het laatste deel van zijn detentie in de kliniek zal ondergaan. In het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling kan dan de verdere nog noodzakelijke behandeling worden gereguleerd. Aldus zal op de kortst mogelijke termijn naadloos van detentie kunnen worden overgegaan naar behandeling, hetgeen bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met nog niet ingevulde bijzondere voorwaarden geen gegeven is. Anders dan geadviseerd en geëist zal de rechtbank, gelet op vorenstaande, overgaan tot oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte reeds vele malen eerder ter zake van gekwalificeerde diefstal tot gevangenisstraffen veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving en het hiervoor overwogene niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 278,42 en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (artikelen 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht) bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, waaronder ook de inhoud van de weggenomen sporttas, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 278,42.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade, met uitzondering van de schadepost “sporttas met inhoud” ten bedrage van € 103,95, hiervoor is enkel verdachte aansprakelijk.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van
€ 278,42 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 5 dagen te betalen ten behoeve van voornoemde benadeelde partij, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47, 57, 310, 311, 312.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 sub a ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 sub b, 2, 3, en 4 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 33 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
T.a.v. feit 1:
Toewijzing van de vordering benadeelde partij van € 278,42;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 278,42;
bepaalt ten aanzien van de schadeposten “contant geld, GSM en autosleutel” ten bedrage van € 174,47 dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan.
T.a.v. feit 1:
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 278,42 subsidiair 5 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer van feit 1 genaamd [naam en adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en zijn mededader ten aanzien van de schadeposten “contant geld, GSM en autosleutel” ten bedrage van € 174,47 heeft voldaan de
verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 174,47 ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
bepaalt dat indien verdachte ten aanzien van de schadepost “ sporttas met inhoud,” ten bedrage van € 103,95 heeft voldaan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 103,95 ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, M.B.T.G. Steeghs en A.K. Kleine, rechters, van wie mr. E.H.M. Druijf voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A.H. Peters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 februari 2012.
Mrs. E.H.M. Druijf en A.K. Kleine zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.