ECLI:NL:RBROE:2012:BV6161

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
10 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860148-11
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag en bewezenverklaring poging zware mishandeling met mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 10 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat het zwaaien met een mes onder de gegeven omstandigheden niet als zodanig kon worden gekwalificeerd. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 6 maart 2011 in Baarlo, waar de verdachte met een mes in de richting van het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gezwaaid, maar niet daadwerkelijk heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat het letsel dat [slachtoffer 2] opliep, veroorzaakt door een schop tegen het hoofd, wel degelijk als poging tot zware mishandeling kon worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte impulsief en agressief reageert, wat blijkt uit eerdere reclasseringsrapportages. De verdachte is eerder met justitie in aanraking gekomen voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan [slachtoffer 2] gelast.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860148-11
Datum uitspraak : 10 februari 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats]
wonende te [adres en woonplaats]
thans gedetineerd
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2012.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 6 maart 2011 te Baarlo, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes in de richting van het lichaam van genoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 6 maart 2011 te Baarlo, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes in de richting van het lichaam van genoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake al het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 6 maart 2011 te Baarlo, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, opzettelijk dreigend met een mes een stekende beweging gemaakt in de richting van het lichaam van genoemde [slachtoffer 1];
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 6 maart 2011 te Baarlo, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met dat oogmerk het hoofd van genoemde [slachtoffer 2] aan de haren naar achteren heeft getrokken, vervolgens een mes op de keel van genoemde [slachtoffer 2]
heeft gezet en/of genoemde [slachtoffer 2] (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd dat hij geld wilde hebben, dat hij genoemde [slachtoffer 2] de nek af zal snijden en/of dat hij, indien hij het geld niet zou krijgen, benzine zou pakken en daarmee de auto en het chalet in de fik zou steken, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 juncto 45 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij op of omstreeks 6 maart 2011 te Baarlo, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer 2] met geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake het vorenstaande onder 3 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 6 maart 2011 te Baarlo, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 2] met geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake al het vorenstaande onder 3 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 6 maart 2011 te Baarlo, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht);
4.
hij op of omstreeks 22 februari 2010 in de gemeente Venlo [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
"Wie ben jij om mij te vertellen dat ik dit pand moet verlaten, ik zal je laten zien hoe wij kampers dit oplossen, jouw mooie gezicht is dadelijk niet zo mooi meer" en/of
"Kom nu maar naar buiten, dan zal ik je gezicht verbouwen, ik maak je tot de straatstenen kapot, als dit nu niet is dan is het morgen, volgende week, volgende maand, ik pak je wel en weet je te vinden" en/of
"Ik steek je kapot" en/of
"Heb ik niets mee te maken, ik zal je eens laten zien hoe kampers dat doen, en het pand ga ik ook niet verlaten, ik verbouw dadelijk je gezicht",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 27 januari 2012 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld – zoals is weergegeven in haar pleitnota – dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 1, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat zij zich voor wat betreft de bewezenverklaring wenst te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
(Samenvatting van de) bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 27 januari 2012 – zakelijk weergegeven – verklaard : “U houdt mij de stukken voor van de feiten op 6 maart 2011 te Baarlo. Ik wilde die dag naar mijn moeder [adres]. Zij was er niet. Toen ben ik bij [slachtoffer 2] en zijn vrouw terechtgekomen. Ik ben daar naar binnen gegaan. Ik was verkleed.”
Feit 1
[slachtoffer 1] verklaart op 6 maart 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 6 maart 2011 was ik buiten bij mijn chalet [adres] te Baarlo. Ik zag dat een man verkleed in een piratenpak met een mes stond te zwaaien. Ik hoorde dat hij aan het schelden en schreeuwen was. Ik ben vervolgens naar binnen gegaan. De vrouw van [slachtoffer 2] kwam bij mij de woning in lopen. Zij vroeg of ik naar [slachtoffer 2] wilde gaan. Ik ben naar de woning van [slachtoffer 2] gegaan. Ik ben naar binnen gegaan. Ik zag dat de man in het piratenpak ook in de woning was. Ik zag dat de man met het mes in mijn richting zwaaide. Ik zag dat de man het mes in zijn rechterhand had. Ik zag dat de man zijn rechterarm naar achteren bewoog en vervolgens de arm in voorwaartse richting omhoog zwaaide. Ik zag dat het mes in het plafond terechtkwam. Ik zag dat de man dit minimaal twee keer gedaan heeft. Ik voelde mij erg bedreigd.”
[getuige 1] verklaart op 7 maart 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 6 maart 2011 was ene [naam] in ons chalet [adres] te Baarlo. Mijn man zei tegen mij dat ik weg moest gaan omdat hij bang was dat het zou gaan escaleren. Ik ben vervolgens naar [slachtoffer 1] gegaan en heb hem verteld wat er aan de hand was. [slachtoffer 1] is naar ons chalet gegaan en kwam even later terug. [slachtoffer 1] vertelde mij toen dat hij twee keer met een mes bedreigd was.”
[slachtoffer 2] verklaart op 7 maart 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 6 maart 2011 is meneer [slachtoffer 1] is bij mij in het chalet gekomen. [verdachte] was er ook. Toen meneer [slachtoffer 1] in het chalet kwam zag ik dat [verdachte] zich omdraaide in de richting van meneer [slachtoffer 1]. [verdachte] heeft vervolgens met een mes stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 1] gemaakt.”
De rechtbank is van oordeel dat voornoemd handelen van verdachte niet te kwalificeren is als een poging doodslag dan wel poging zware mishandeling.
Aangever verklaart dat het hem duidelijk was dat verdachte hem probeerde weg te jagen, hetgeen bevestiging vindt in de verklaring van [getuige 1] dat [slachtoffer 1] vertelde dat hij twee keer met een mes bedreigd was.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij acht de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 en 3
[slachtoffer 2] doet op 6 maart 2011 aangifte. Hij verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 6 maart 2011 was ik samen met mijn vrouw in mijn vakantiewoning [adres] te Baarlo. Er stond een manspersoon gekleed in een piratenpak voor de voordeur. Hij is genaamd [verdachte] en volgens mij heet hij [naam] met de achternaam. [verdachte] kwam binnen. Ik heb tegen mijn vrouw gezegd dat ze weg moest gaan. Ik zag dat ze vervolgens naar buiten liep. [verdachte] was enorm agressief. Ik was bang en wilde hem uit de woning. [verdachte] riep dat hij geld wilde hebben. Hij schreeuwde van alles en ik zag dat hij onder invloed was van iets. Ik zag dat hij naar de televisie liep in de woonkamer en dat hij met een fles lampenolie de televisie vernielde. Hij sloeg de televisie van de tafel af. Ik zag dat deze total loss was. Vervolgens rukte hij de gordijnen en rails van de muur af. Ik ben vervolgens op een stoel gaan zitten. Toen ik mijn schoenen aan wilde trekken zag en voelde ik dat [verdachte] mij met zijn geschoeide voet tegen mijn hoofd schopte. Dit deed pijn. Ik voel ook pijn in mijn rechteroogkas en het is blauw. Ik voelde mij ernstig bedreigd door [verdachte]. Ik pieste bijna in mijn broek. [verdachte] was zeer agressief en ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had. Ik dacht ik ga eraan. Ik was ook erg bang.”
[getuige 1] verklaart op 7 maart 2011– zakelijk weergegeven – als volgt: “Gisterenmorgen bevonden mijn man [slachtoffer 2] en ik ons in ons chalet [adres] te Baarlo. Toen ik in de kamer kwam zag ik mijn man en een andere man. Van deze andere man ken ik alleen de voornaam [verdachte]. Hij was verkleed als piraat. Toen ik binnenkwam zag ik dat die man aan de tafel zat. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij 1500 euro moest hebben. Hij vertelde verder dat wanneer hij dat niet zou krijgen hij de hele inboedel van het chalet zou vernielen en benzine zou pakken en daarmee onze auto en het chalet in de fik zou steken. [verdachte] sloeg hierbij op tafel en bleef dreigende taal uitspreken. Ik werd door zijn gedrag bang. Mijn man zei tegen mij dat ik weg moest gaan omdat hij bang was dat het zou gaan escaleren. Vervolgens heb ik het chalet verlaten. Nadat [verdachte] weg was ben ik weer teruggegaan naar ons chalet. Ik zag toen dat mijn man verwondingen had aan zijn gezicht.”
Verbalisanten [1] en [2] relateren op 6 maart 2011 dat zij in de woning van [slachtoffer 2] zagen dat de gordijnen en het beeldscherm van de televisie in de woonkamer vernield waren.
Verbalisant [3] relateert op 6 maart 2011 dat de aangever een verdikking en blauwe bloeduitstortingen bij zijn rechteroogkas had.
Het dossier bevat een fotoblad van het letsel van aangever [slachtoffer 2].
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank als volgt.
Zowel [slachtoffer 2] als [getuige 1] hebben verklaard dat verdachte agressief en dreigend was en dat hij geld moest hebben. Voorts vindt de verklaring van [getuige 1] dat verdachte dreigde de inboedel te vernielen bevestiging in het gegeven dat hij daadwerkelijk de televisie en de gordijnen vernield heeft.
De rechtbank acht de ten laste gelegde poging afpersing dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank als volgt.
Op basis van voorgenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] met geschoeide voet tegen zijn gezicht heeft geschopt en dat [slachtoffer 2] dientengevolge een verdikking en blauwe bloeduitstortingen bij zijn rechteroogkas heeft opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit niet zonder meer de opzet op de dood van het slachtoffer is af te leiden. Ook waren de verwondingen van het slachtoffer niet zodanig dat daaruit afgeleid zou kunnen worden dat er uitzonderlijk krachtig geschopt is, zodat er ook geen sprake is van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging doodslag.
Door het met geschoeide voet trappen in het gezicht van aangever heeft verdachte wel de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Nu het veroorzaakte letsel zich rond het rechteroog bevindt, was de kans op oogletsel dan wel oogkasbreuken en dergelijke aanmerkelijk.
Ten aanzien van feit 4
[slachtoffer 3] doet op 11 maart 2010 aangifte. Zij verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 22 februari 2010, omstreeks 12.00 uur, was ik doende met een cliënt genaamd [naam] op de [adres]. De vader van [naam] was ook in de woning aanwezig. Tevens was er een man aanwezig die zich voorstelde als zijnde [verdachte]. [naam] vroeg of ik [verdachte] weg wilde sturen. Ik vroeg [verdachte] te vertrekken. Dit deed hij niet. Ik hoorde dat [verdachte] op een agressieve en luide toon zei: “Wie ben jij om mij te vertellen dat ik dit pand moet verlaten, ik zal je laten zien hoe wij kampers dit oplossen, jouw mooie gezichtje is dadelijk niet zo mooi meer.” Ik zei dat hij niet zo agressief moest reageren en dat hij het pand moest verlaten. Hierop stapte [verdachte] het appartement uit en riep vanaf de voordeur: “Kom nu maar naar buiten, dan zal ik je gezicht verbouwen, ik maak je tot de straatstenen kapot, als dit nu niet is dan is het morgen, volgende week, volgende maand, ik pak je wel en weet je te vinden.” Ik voelde mij hierdoor bedreigd.”
[getuige 2] verklaart op 6 juli 2010 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ik was op 22 februari 2010, omstreeks 12.00 uur, in de woning van mijn zoon [naam] op de [adres]. In de woning zat een onbekende jongen. Tevens was aanwezig de begeleidster van mijn zoon, genaamd [slachtoffer 3]. Toen ik, mijn zoon [naam] en [slachtoffer 3] in de kamer waren begon die jongen te schreeuwen. Ik zag dat hij zich wendde tot [slachtoffer 3]. Ik hoorde dat die jongen met luidde stem naar [slachtoffer 3] riep: “Ik steek je kapot.” [naam] zei dat hij rustig aan moest doen. De jongen begon weer te schreeuwen en riep: “Heb ik niets mee te maken, ik zal je eens laten zien hoe kampers dat doen. En het pand ga ik ook niet verlaten, ik verbouw dadelijk je gezicht.” Al deze bedreigingen waren tegen [slachtoffer 3] gericht.”
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 27 januari 2012 – zakelijk weergegeven – verklaard : “U houdt mij de stukken van het feit gepleegd op 22 februari 2010 voor. Ik kan mij dat nog wel een beetje herinneren. Ik was toen bij [naam]. Ik kan wel wat hebben gezegd toen ik het pand moest verlaten.”
7.3. Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 maart 2011 te Baarlo [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte meermalen, opzettelijk dreigend met een mes een stekende beweging gemaakt in de richting van het lichaam van genoemde [slachtoffer 1];
2.
hij op 6 maart 2011 te Baarlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan genoemde [slachtoffer 2], met dat oogmerk genoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd dat hij geld wilde hebben en dat hij, indien hij het geld niet zou krijgen, benzine zou pakken en daarmee de auto en het chalet in de fik zou steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 6 maart 2011 te Baarlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 2] met geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 22 februari 2010 in de gemeente Venlo [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
"Wie ben jij om mij te vertellen dat ik dit pand moet verlaten, ik zal je laten zien hoe wij kampers dit oplossen, jouw mooie gezicht is dadelijk niet zo mooi meer" en
"Kom nu maar naar buiten, dan zal ik je gezicht verbouwen, ik maak je tot de straatstenen kapot, als dit nu niet is dan is het morgen, volgende week, volgende maand, ik pak je wel en weet je te vinden" en
"Ik steek je kapot" en
"Heb ik niets mee te maken, ik zal je eens laten zien hoe kampers dat doen, en het pand ga ik ook niet verlaten, ik verbouw dadelijk je gezicht".
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 2:
poging tot afpersing;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
De misdrijven onder 1 meer subsidiair en 4 zijn strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 2 is strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 3 subsidiair is strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 27 januari 2012 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld – zoals is weergegeven in haar pleitnota – dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van een of meerdere feiten, er geen plaats meer is voor een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf langer dan de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit de bewezen verklaarde feiten komt naar voren dat verdachte licht ontvlambaar is en al snel dreigend en agressief reageert als de zaken niet gaan zoals hij wil.
Dit spoort geheel met de indruk die opdoemt uit de diverse reclasseringsrapportages, namelijk dat verdachte impulsief, dwingend en dominant is.
Diverse ambulante begeleidingstrajecten zijn dan ook onvoldoende gebleken. Verdachte komt keer op keer weer met justitie in aanraking voor soortgelijke delicten.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan geëist, nu zij minder bewezen acht.
10.4. Teruggave
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn:
1 1.00 STK mes kl: zwart
Keuken broodmes, 26cm, SIN: AADH9901NL
2 1.00 STK mes kl: zwart
Keuken kartelmes, 21cm, SIN: AACM0285NL
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degene aan wie deze toebehoren, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: 10, 27, 45, 57, 285, 302, 317 Wetboek van Strafrecht
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de teruggave aan [slachtoffer 2] van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 1.00 STK mes kl: zwart
Keuken broodmes, 26cm, SIN: AADH9901NL;
2 1.00 STK mes kl: zwart
Keuken kartelmes, 21cm, SIN: AACM0285NL.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, A.K. Kleine en C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 februari 2012.
Mr. C.C.W.M. Aretz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.