ECLI:NL:RBROE:2012:BV2186
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.H.M. Druijf
- V.P. van Deventer
- W.A.H.J. Poppeliers
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in strafzaak wegens onduidelijke tenlastelegging
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Roermond, stond de verdachte terecht voor het ten laste leggen van opzettelijke mishandeling en poging tot zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident dat zich op 3 februari 2006 zou hebben voorgedaan, waarbij de verdachte met een personenauto met aanmerkelijke snelheid tegen het linkerbeen van het slachtoffer is gereden. De verdediging betoogde dat de dagvaarding nietig verklaard diende te worden, omdat er op dezelfde datum twee incidenten hadden plaatsgevonden en het onduidelijk was tegen welk incident de verdachte zich moest verdedigen. De officier van justitie was van mening dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was en dat het ging om het tweede incident.
De rechtbank overwoog dat de dagvaarding volgens artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering een duidelijke opgave van het feit moet bevatten, inclusief tijd en plaats van het gepleegde feit. De rechtbank concludeerde dat de tenlastelegging niet voldeed aan deze eisen, omdat het niet duidelijk was op welk van de twee incidenten de tenlastelegging betrekking had. Hierdoor was de verdediging in haar belangen geschaad, aangezien niet duidelijk was waartegen zij zich moest verantwoorden. De rechtbank verklaarde de dagvaarding in zijn geheel nietig, wat betekent dat de zaak niet verder kon worden behandeld.
Dit vonnis werd uitgesproken op 31 januari 2012 door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. V.P. van Deventer, en met de medewerking van de andere rechters. Mr. W.A.H.J. Poppeliers was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.