ECLI:NL:RBROE:2012:BV1948

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850368-11
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken met schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan verdachte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond op 18 januari 2012, stond de verdachte terecht voor meerdere woninginbraken die plaatsvonden tussen juli en september 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data inbraken heeft gepleegd in woningen in de gemeenten Leudal en Maasgouw, waarbij hij goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan verschillende slachtoffers. De verdachte heeft tijdens de zitting op 4 januari 2012 een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft op basis van deze verklaring, samen met de aangiften van de slachtoffers, de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte de diefstal met geweld en andere inbraken wel bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft hem de verplichting opgelegd om aan de benadeelde partijen een schadevergoeding van € 200,00 per slachtoffer te betalen. Deze schadevergoedingsmaatregel is opgelegd als gevolg van de emotionele en materiële schade die de slachtoffers hebben geleden door de inbraken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de houding van de verdachte tijdens de zitting. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van recidive in overweging genomen, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850368-11
Datum uitspraak : 18 januari 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 4 januari 2012.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 26 september 2011 te Horn, gemeente Leudal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen horloges en/of diverse sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of voornoemde goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het trekken aan en/of duwen tegen die [slachtoffer 1];
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 26 september 2011 te Beegden, gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan het [adres 2] heeft weggenomen een laptop en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(artikel 311 jo 310 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 26 september 2011 in de gemeente Maasgouw en/of de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, diverse sieraden heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van sieraden wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te Kelpen-Oler, gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] weg te nemen een hoeveelheid goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, het raam behorende bij de kelder van die woning heeft ingeslagen, althans, heeft vernield en/of (vervolgens) via dat raam de woning binnen is getreden en/of (vervolgens) heeft getracht de kelderdeur te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 jo 310 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 30 juli 2011 te Linne, gemeente Maasgouw, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen 2 harde schijven, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(artikel 311 jo 310 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 05 september 2011 te Linne, gemeente Maasgouw, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 5] heeft weggenomen 2 laptops en/of 3 camera's en/of een hoeveelheid sierraden en/of een geldbedrag van 550 EURO en/of 2 I-pods, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(artikel 311 jo 310 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op of omstreeks 24 september 2011 te Horn, gemeente Leudal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 6] heeft weggenomen sieraden en/of een verzilverde sigarendoos en/of bestek en/of servetringen en/of audioapparatuur en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(artikel 311 jo 310 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 6 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 24 september 2011 in Roermond, in elk geval in Nederland, een verzilverde sigarendoos en/of een gouden kruisje heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die doos en/of dat kruisje wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op of omstreeks 25 augustus 2011 te Sint Joost, gemeente Echt-Susteren, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 7] heeft weggenomen
- sieraden en/of
- een laptop en/of
- een fototoestel en/of
- een navigatiesysteem en/of
- spelcomputers en/of
- een hoeveelheid geld
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
(artikel 311 jo 310 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 4 januari 2012 gevorderd dat het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 primair en 7 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De officier van justitie acht met betrekking tot de onder 1 tenlastegelegde diefstal met geweld, de diefstal wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Voor bewezenverklaring van het geweld baseert de officier van justitie zich op de aangifte, omdat naar de mening van de officier van justitie niet valt in te zien waarom de aangever hierover zou liegen en daarentegen het verhaal van verdachte op onderdelen niet klopt.
De feiten 2 primair, 3, 4 en 7 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen op grond van de verschillende aangiften en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ook feit 5 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij in die woning is geweest om te overnachten.
Voor een bewezenverklaring van feit 6 primair baseert de officier van justitie zich op de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte en het feit dat de diefstal past binnen het delict verleden van verdachte en zijn modus operandi. Naar de mening van de officier van justitie is de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de spullen op 23 september 2011 van een Roemeen had gekocht leugenachtig, nu de inbraak pas op 24 september 2011 heeft plaatsgevonden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde geweld, nu de verklaring van de aangever haaks staat op de verklaring van verdachte en er geen getuigen aanwezig waren die het verhaal van de een of de ander zou kunnen bevestigen. Verder dient naar de mening van de raadsman vrijspraak te volgen van het onder 5 tenlastegelegde. Verdachte heeft weliswaar bekend dat hij in de woning is geweest, maar hij heeft ontkend spullen te hebben meegenomen. Bovendien zijn de gestolen spullen niet bij verdachte aangetroffen. Tot slot dient verdacht ook van de onder 6 primair tenlastegelegde diefstal te worden vrijgesproken. In de eerste plaats ontkent verdachte deze diefstal te hebben gepleegd. In de tweede plaats ontbreekt het technisch bewijs. In de derde en laatste plaats is het niet mogelijk om, zoals de officier van justitie heeft gedaan, steekhoudend te concluderen dat verdachte deze inbraak moet hebben gepleegd omdat de modus operandi gelijk is aan zijn modus operandi.
Met betrekking tot de onder 6 subsidiair impliciet opgenomen schuldheling merkt de raadsman op dat verdachte voor 50 euro verschillende spullen heeft gekocht, die hij op een later moment voor ruim 200 euro in een pandjeshuis heeft verkocht. Hoewel verdachte niet wist dat het gestolen goederen betrof, had hij dit wel moeten weten. Hierdoor kan de schuldheling wettig en overtuigend worden bewezen.
Aangezien verdachte de feiten 1 (eenvoudige diefstal), 2 primair, 3, 4 en 7 ter terechtzitting heeft bekend, kunnen deze feiten naar de mening van de raadsman eveneens wettig en overtuigend worden bewezen.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 6 primair (inbraak) is ten laste gelegd. De verklaring van verdachte dat hij de uit de woning van [slachtoffer 6] gestolen spullen in de avond van 23 september 2011 heeft gekocht van een Roemeen, is feitelijk onmogelijk nu de inbraak pas op 24 september 2011 heeft plaatsgevonden. Desalniettemin is dit voor de rechtbank niet het bewijs dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. Allereerst komt de in de aangifte opgenomen datum en tijdstip van de inbraak, zijnde 24 september 2011 ná 14.00 uur (hetgeen ondersteund wordt door de waarneming van verbalisant dat een tijdschakelaar uit het stopcontact was getrokken waardoor de tijd op 23.00 uur was blijven stilstaan), niet overeen met het register en de verklaring van getuige [getuige 1], werkzaam bij [afnemer]. Uit diens verklaring komt immers naar voren dat de uit de woning van [slachtoffer 6] gestolen goederen al in de ochtend van 24 september 2011 aan [afnemer] zijn aangeboden. Nu datum en tijd vermeld in de aangifte al niet overeenkomt met de datum en tijd van aankoop door [afnemer] kan daarmee de onjuistheid van de verklaring van verdachte omtrent aankoop- en verkoopdatum niet worden vastgesteld en hem daarom ook niet worden tegengeworpen. Daarnaast verschilt de modus operandi van de inbraak in de woning van [slachtoffer 6] van de andere inbraken die aan verdachte zijn tenlastegelegd. In deze zaak is de ruit in zijn geheel uit de sponning gehaald, terwijl in de andere zaken de ruit (met een voorwerp) is vernield/ingegooid.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank, met de raadsman van de verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 6 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
7.3. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 subsidiair en 7 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 1], gepleegd op 26 september 2011. In de aangifte staat – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen. Aangever kwam om ongeveer 14.00 uur thuis en hij zag dat in de woonkamer allemaal glas op de grond lag en dat een raam aan de achterzijde kapot was. Vervolgens is hij naar de badkamer gelopen. Hij zag dat er goederen op de grond lagen en dat kastjes en laatjes openstonden. Aangever maakte de slaapkamerdeur open en hij zag dat een jongen gehurkt zat voor de kast en achter het bed. De jongen schrok toen aangever binnenkwam en aangever zag dat hij beide handen omhoog deed en een beweging maakte van “doe maar eens rustig”. Aangever zag dat de jongen meteen langs hem heen probeerde te komen. Hij heeft hem vastgegrepen maar de jongen kwam weer los. Hij heeft de jongen nogmaals kunnen grijpen in de woonkamer maar de jongen kwam weer los. Zij hebben even geworsteld. Het lukte de jongen om weg te komen, waarna aangever hem op de marmeren trap weer kon vastgrijpen. Daarna heeft de jongen zich weer weten los te rukken en aangever zag dat hij door het kapotte raam naar buiten vluchtte.
Het enige wat in de woning van waarde was, zat in een plastic trommeltje zonder deksel dat tussen de kleding was verstopt. Hierin zaten twee gouden heren horloges. Beide horloges hadden bruine leren polsbandjes. In de trommel zaten ook twee wit-gouden trouwringen, heren model. In de ringen staan de inscripties: [naam] en [naam].
In een aanvullende verklaring heeft aangever [slachtoffer 1] nog tegenover de politie verklaard dat hij na de inbraak tijdens het opruimen in de badkamer een doosje zag liggen waar bloed aan zat. Hij heeft dit doosje aan de politie overhandigd.
In het proces-verbaal sporenonderzoek is door verbalisant [1] gerelateerd dat het spoor dat op het doosje, zijnde een speeldoos, werd aangetroffen onder nummer AACL9770NL is veiliggesteld.
In het proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA sporen is opgenomen dat het spoor AACL9770NL (bloed op wit doosje) bleek te matchen met verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 september 2011 in Horn in de woning van [slachtoffer 1] heeft ingebroken. Met medeneming van horloges en sieraden is hij door het raam naar buiten gevlucht waarbij hij gewond is geraakt aan zijn vinger.
Overweging
Anders dan de raadsman, maar met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet alleen de diefstal maar ook het geweld kan worden bewezen verklaard. In de eerste plaats is de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring op onderdelen aantoonbaar onjuist. Verdachte heeft verklaard dat hij in de vensterbank van de woonkamer stond toen de aangever binnenkwam. Zonder dat zij elkaar zouden hebben aangeraakt, is verdachte vervolgens naar buiten gesprongen waarbij hij aan zijn vinger gewond zou zijn geraakt. Dit kan echter niet kloppen met het feit dat aangever in de badkamer van zijn woning een speeldoos met bloed heeft aangetroffen dat overeenkomt met het bloed van verdachte. Anders dan aan de verklaring van verdachte ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever over hetgeen op 26 september 2011 is voorgevallen. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal heeft doen volgen van geweld met het oogmerk om bij de betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2012 en
- de aangifte van [slachtoffer 2] ,
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 3:
Gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2012 en
- de aangifte van [slachtoffer 3] ,
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4:
Gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2012 en
- de aangifte van [slachtoffer 4] ,
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5:
[slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres 5] in Linne, gemeente Maasgouw, gepleegd op 5 september 2011. In de aangifte staat – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen. Aangeefster heeft verklaard dat haar dochter op 5 september 2011, omstreeks 15.00 uur, thuiskwam en zag dat aan de achterkant van de woning het keukenraam kapot was geslagen. Verbalisant [2] die de aangifte in de woning opnam, merkt op dat NN aan de achterzijde van de woning een raam heeft ingeslagen en dat het glas van het raam tot ver in de keuken lag. NN is door het kapotgeslagen raam naar binnen geklommen. NN heeft in de woonkamer en slaapkamers kasten doorzocht. Verbalisant zag dat de kasten openstonden en hij zag dat de laatjes van de kasten op de grond lagen voor de kasten. NN heeft via het kapotgeslagen raam de woning weer verlaten.
In een opgave van gestolen goederen is opgenomen dat is weggenomen twee laptops, 3 camera’s, een hoeveelheid sieraden, een geldbedrag van € 550,00 en twee i-pods.
Op 31 juli 2011 werd door verbalisant [3] een onderzoek naar sporen verricht in de woning aan de [adres 5]. In het proces-verbaal sporenonderzoek heeft hij hierover het volgende gerelateerd. In de woning zijn sporen veiliggesteld. Op een slaapkamer op de bovenverdieping trof verbalisant meerdere bloedsporen aan, te weten op een lade (AADC6416NL), op een spuitbus deodorant (AADC6415NL) en op een plastic zakje (AADC6417NL). Deze sporen zijn veiliggesteld.
In het proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA sporen is opgenomen dat de sporen AADC6416NL (bloed op lade slaapkamer), AADC6415NL (bloed op deo spuitbus) en AADC6417NL (bloed op plastic zakje) bleken te matchen met verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 5 september 2011 in Linne in de woning van [slachtoffer 5] is geweest.
Overweging
Anders dan de raadsman, maar met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de inbraak in de woning van [slachtoffer 5] kan worden bewezen. Hiertoe overweegt zij het volgende. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de woning is geweest om daar op de bank te overnachten. Geconfronteerd met het bewijs dat in de slaapkamer goederen zijn gevonden waarop zijn bloed is aangetroffen, kan verdachte niet uitleggen hoe dat mogelijk is. Uit het aantreffen van de bloedsporen in de slaapkamer leidt de rechtbank af dat verdachte niet enkel op de bank beneden heeft gezeten, maar ook in de rest van de woning is geweest. Tezamen met de aangifte, met dien verstande dat de rechtbank geen aanleiding heeft om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen, en de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de woning heeft ingebroken en de aangegeven spullen heeft meegenomen.
Ten aanzien van feit 6 subsidiair:
[slachtoffer 8] heeft aangifte gedaan van inbraak in de woning aan de [adres 6], gemeente Leudal, gepleegd tussen 24 september 2011 en 25 september 2011. Volgens de aangifte zijn in ieder geval zilveren servetringen en een twaalfdelig bestek van het merk Gero weggenomen.
Verbalisant [4] heeft in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat hij bij [afnemer] is langsgegaan. Hij zag in de lijst met spullen dat verdachte op 24 september 2011 aan [afnemer] verschillende zilveren servetringen en een verzilverd kistje had aangeboden en dat verdachte hiervoor 60 euro had ontvangen.
[getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – tegenover de politie het volgende verklaard . Toen [verdachte] de tweede keer bij hem in de winkel kwam, had hij verzilverd bestek, een verzilverd sigarendoosje en zilveren servetringen in zijn bezit. Getuige heeft de servetringen en het sigarendoosje gekocht voor ongeveer 50 euro. Het verzilverde bestek heeft hij niet ingekocht, waarna [verdachte] zich vervelend gedroeg. Hij heeft hem toen de deur gewezen. Getuige weet nog dat dit op een zaterdag in de ochtenduren was.
In een proces-verbaal van bevindingen relateert verbalisant [5] dat [slachtoffer 8], het zilveren sigarendoosje herkent als zijnde van haar vader en dat dit doosje afkomstig is uit de woning van haar moeder.
In een proces-verbaal van bevindingen relateert verbalisant [5] dat [slachtoffer 6] het gouden kruisje herkent als zijnde haar eigendom. Abusievelijk was zij vergeten om dit gouden hangertje als vermist op te geven.
De verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven - verklaard dat een onbekende Roemeen hem op straat een tas met spullen had aangeboden die hij kon kopen voor € 50,00. Het betrof in ieder geval zilveren servetringen, een verzilverd bestek, een verzilverd sigarendoosje en enkele goudkleurige sieraden, waaronder een gouden kruisje. Hij heeft deze spullen op 24 september 2011 aangeboden aan [afnemer] en hiervoor ongeveer € 230,00 voor ontvangen.
Overweging
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van opzetheling. Verdachte heeft op straat van een onbekende Roemeen in geldnood voor € 50,00 een tas met spullen gekocht. Vervolgens heeft verdachte deze spullen aan [afnemer] aangeboden. [afnemer] heeft de servetringen en het sigarendoosje gekocht, maar afgezien van het bestek. Toen verdachte dit hoorde, werd hij vervelend en is hij uit de winkel gezet, aldus [getuige 1] werkzaam bij [afnemer]. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte bij de aankoop van de spullen van de Roemeen had ingeschat dat het bestek bij verkoop een aardig bedrag zou opleveren. Naar eigen zeggen heeft verdachte voor de overige spullen ongeveer € 230,00 ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank staat gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden vast dat verdachte ten tijde van het kopen en verkopen van de spullen wist dat het ging om door misdrijf verkregen goederen.
Ten aanzien van feit 7:
Gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2012 en
- de aangifte van [slachtoffer 7] ,
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
7.4. Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 subsidiair en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 september 2011 te Horn, gemeente Leudal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen horloges en diverse sieraden toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld bestond uit het trekken aan en/of duwen tegen die [slachtoffer 1];
2.
hij op 26 september 2011 te Beegden, gemeente Maasgouw met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan het [adres 2] heeft weggenomen een laptop en een horloge toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij in de periode van 10 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te Kelpen-Oler, gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 3] weg te nemen een hoeveelheid goederen, toebehorende aan [slachtoffer 3], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, het raam behorende bij de kelder van die woning heeft ingeslagen en vervolgens via dat raam de woning binnen is getreden en vervolgens heeft getracht de kelderdeur te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 30 juli 2011 te Linne, gemeente Maasgouw, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen 2 harde schijven toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
5.
hij op 05 september 2011 te Linne, gemeente Maasgouw, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 5] heeft weggenomen 2 laptops en 3 camera's en een hoeveelheid sierraden en een geldbedrag van 550 EURO en 2 I-pods toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
6.
hij omstreeks 24 september 2011 in Roermond een verzilverde sigarendoos en een gouden kruisje heeft verworven en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving van die doos en dat kruisje wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
7.
hij op 25 augustus 2011 te Sint Joost, gemeente Echt-Susteren, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 7] heeft weggenomen
- sieraden en
- een laptop en
- een fototoestel en
- een navigatiesysteem en
- spelcomputers en
- een hoeveelheid geld
toebehorende aan [slachtoffer 7], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2 primair, 4, 5 en 7, telkens:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 3:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 6 subsidiair:
opzetheling.
Het misdrijf onder 1 is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De misdrijven 2 primair, 4, 5 en 7 zijn telkens strafbaar gesteld bij artikel 311 jo 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 3 is strafbaar gesteld bij de artikelen 311 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 6 subsidiair is strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 4 januari 2012 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 primair en 7 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 22 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bij de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat verdachte tenminste drie feiten heeft gepleegd in zijn proeftijd en met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Nu de officier van justitie er niet van overtuigd is dat verdachte daadwerkelijk zal terugkeren naar Hongarije, heeft hij gevorderd een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat moet worden voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan diefstal. De maatregel om dit te voorkomen is om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een aanzienlijke voorwaardelijke straf op te leggen. Hij bepleit om aan verdachte de maximale voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van drie jaar zodat verdachte weet wat hem te wachten staat als hij in Nederland weer in de fout gaat. Hiermee wordt er in ieder geval maximaal voor gezorgd dat verdachte niet in herhaling valt en dat verdachte wellicht de komende tijd het Nederlandse grondgebied mijdt.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in twee maanden tijd schuldig gemaakt aan vijf woninginbraken, waarvan één met geweld tegen een persoon, één poging tot woninginbraak en één opzetheling. Verdachte is de woningen binnengekomen door een ruit in te gooien, waarna hij de woningen op grove wijze heeft doorzocht. De wijze waarop de inbraken zijn gepleegd getuigen van een brutaliteit, maar ook van een wijze die respectloosheid ten aanzien van andermans bezit uitstraalt. Verdachte heeft verschillende spullen uit de woningen meegenomen, maar vooral sieraden. Sieraden zijn vaak zaken met een emotionele waarde die niet in een geldbedrag zijn uit te drukken. Naast de materiële schade en de overlast is ook de wetenschap dat jouw woning door een dief is binnengedrongen en jouw spullen zijn doorzocht zeer verontrustend voor de bewoners. De woning is juist de plaats waar mensen zich veilig moeten en kunnen voelen. Een woninginbraak neemt dat gevoel van veiligheid bij mensen weg. Dat is ook weer gebleken uit de toelichtingen van de slachtoffers ter zitting.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat verdachte nog in september 2011 door de politierechter voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij ten tijde van het plegen van drie van de thans bewezenverklaarde feiten in de proeftijd liep.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank de houding van verdachte ter zitting in aanmerking genomen. Hij heeft ter terechtzitting grotendeels openheid van zaken gegeven, zijn excuses aangeboden aan de in de zittingszaal aanwezige benadeelde partijen en hen een (symbolische) schadevergoeding aangeboden van € 200,00 per benadeelde partij. Vooral voor dit laatste gebaar heeft de rechtbank waardering, nu hij deze schadevergoeding wil betalen met het geld dat hij in de penitentiaire inrichting met werken verdient. Onder punt 10.4 zal hierop nader worden ingegaan.
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 22 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk geëist. Echter, nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie en mede gelet op de houding van verdachte ter zitting en zijn aanbod tot schadevergoeding zal de rechtbank een groter deel van de gevorderde gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen zoals hierna in het dictum is vermeld.
10.4. De schadevergoedingsmaatregel
De raadsman heeft namens verdachte het volgende aangevoerd. Verdachte heeft spijt van de gebeurtenissen. Hij heeft medelijden met de slachtoffers bij wie een inbreuk is gemaakt op de privacy en het veiligheidsgevoel. Hoewel benadeelde partijen geen vorderingen hebben ingediend, heeft verdachte aangeboden om per benadeelde partij € 200,00 te vergoeden, mits hij dat feit heeft bekend. Hij wil de schadevergoeding betalen met het geld dat hij met werken in de penitentiaire inrichting verdient.
De rechtbank zal mede indachtig het aanbod van verdachte beslissen tot het opleggen van de schademaatregel en wel ten behoeve van alle aangevers, zijnde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 7], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]. De rechtbank overweegt daartoe dat vaststaat dat alle aangevers als gevolg van de bewezenverklaarde feiten in ieder geval ieder € 200,00 schade hebben geleden.
De rechtbank zal dan ook ambtshalve aan verdachte de verplichting opleggen telkens aan de Staat een bedrag van € 200,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 2 dagen, te betalen ten behoeve van ieder van de zeven benadeelde partijen voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 57, 63, 310, 311,
312, 416
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 6 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 subsidiair en 7 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 22 (zegge: tweeëntwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (zegge: acht) maanden, niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen telkens een som geld ten bedrage van € 200,00 subsidiair 2 dagen hechtenis
- met betrekking tot feit 1 ten behoeve van [slachtoffer 1], [adres 1]
- met betrekking tot feit 2 primair ten behoeve van [slachtoffer 2], [adres 2];
- met betrekking tot feit 3 ten behoeve van [slachtoffer 3], [adres 3]
- met betrekking tot feit 4 ten behoeve van [slachtoffer 4], [adres 4]
- met betrekking tot feit 5 ten behoeve van [slachtoffer 5], [adres 5]
- met betrekking tot feit 6 subsidiair ten behoeve van [slachtoffer 6], [adres 6];
- met betrekking tot feit 7 ten behoeve van [slachtoffer 7], [adres 7]
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vonnis gewezen door mrs. M.B.T.G. Steeghs, A.K. Kleine en P.M.S. Dijks, rechters, van wie mr. M.B.T.G. Steeghs voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. de Geus-Grob als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 januari 2012.
Mr. P.M.S. Dijks is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.