ECLI:NL:RBROE:2012:BV0639

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
318435 \ CV EXPL 11-3356
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • O.M. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering wegens niet voldoen aan stelplicht en bewijslevering door eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 11 januari 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap NCOI Opleidingsgroep B.V. (eiseres) en een gedaagde die zich had ingeschreven voor de MBO-opleiding Juridisch Medewerker. Eiseres vorderde betaling van een factuur van 13 september 2010 ter hoogte van EUR 2.118,23, maar de vordering is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om de verweren van gedaagde te vermelden en dat zij onvoldoende stelling heeft genomen tegen de door gedaagde aangevoerde bezwaren. Gedaagde had meerdere malen om opheldering gevraagd over de facturering en had aangegeven dat er meer betaald was dan gefactureerd. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in staat was om de rechtmatigheid van haar vordering aan te tonen, waardoor de vordering niet kon worden toegewezen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die zijn begroot op EUR 350,00. De uitspraak benadrukt het belang van de stelplicht en de verplichting om verweren adequaat te onderbouwen in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 318435 \ CV EXPL 11-3356
Vonnis van de kantonrechter te Venlo d.d. 11 januari 2012
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NCOI Opleidingsgroep B.V., gevestigd te Hilversum,
eiseres,
gemachtigde: Rosmalen Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde], wonende te [woonplaats] aan de [adres],
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.A.J. Schel.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
• Het exploot van dagvaarding met producties;
• De conclusie van antwoord met producties;
• De conclusie van repliek met producties;
• De conclusie van dupliek met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. Gedaagde heeft zich op 31 maart 2009 bij eiseres ingeschreven voor de dagvariant van de cursus “MBO juridisch medewerker WEB4”.
De facturen van 9 april 2009, 3 augustus 2009 en 30 november 2009 ad in totaal EUR 1.723,84 zijn door gedaagde voldaan. Bij factuur van 13 september 2010 is een bedrag van EUR 2.118,23 in rekening gebracht. Op 27 december 2010 heeft gedaagde een bedrag van EUR 1.695,00 betaald.
2.2. Tussen partijen is gecorrespondeerd, zowel per brief als ook per e-mail, en op 11 oktober 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden. Gedaagde heeft aangegeven dat zij een gedetailleerd kostenoverzicht wenst te ontvangen.
3. De vordering en stellingen van eiseres
3.1. Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van EUR 2.599,87, te vermeerderen met de contractuele rente over EUR 2.118,23 vanaf 1 juli 2011 tot de dag der algehele voldoening, hoofdsom en rente tezamen een bedrag van EUR 25.000,00 niet te boven gaande, alsmede veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3.2. Eiseres heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd:
Gedaagde heeft zich aangemeld voor de MBO Opleiding Juridisch Medewerker. De algemene voorwaarden maken deel uit van de overeenkomst.
Gedaagde heeft vrijstelling ontvangen voor drie modules en heeft hiervoor een korting van 75% ontvangen.
3.3. Gedaagde heeft de opleiding zelf omgezet naar de opleiding Juridisch Medewerker WEB 4. De daarmee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van gedaagde. De korting van 75% is verrekend met factuur 303112. Het door gedaagde betaalde bedrag is voor een derde op voornoemde factuur in mindering gebracht. Het restant is aangewend om de factuur 1-372147 d.d. 4 mei 2001 te voldoen en gereserveerd ter voldoening van de factuur die medio december 2011 aan gedaagde zal worden gezonden.
3.4. Gedaagde is gehouden de gevorderde buitengerechtelijke kosten ad EUR 300,00 en rente ad EUR 181,64 te voldoen.
4. Het verweer van gedaagde
4.1. Gedaagde heeft de vordering betwist en heeft daartoe allereerst een feitelijke weergave gegeven.
Na aanvang van de overeenkomst zijn bij gedaagde bezwaren gerezen ten aanzien van de opleiding als ook de wijze van factureren. Door gedaagde is aangegeven slechts dan tot betaling te zullen overgaan indien een specificatie gestuurd zou worden. De toegezonden kostenoverzichten zijn onjuist en onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd.
4.2. Met de stelling in de dagvaarding dat van geen enig bezwaar zijdens gedaagde is gebleken, miskent eiseres de feiten. Diverse malen is eiseres op de hoogte gesteld van de bezwaren.
4.3. Door gedaagde is inmiddels meer betaald dan eiseres te vorderen heeft. Van vergoeding van rente kan dan ook geen sprake zijn. Dit geldt eveneens voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten. De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden wordt uitdrukkelijk betwist.
4.4. Gedaagde betwist verder dat de hoogte van bedragen voor de vrijstellingen aan haar kenbaar is gemaakt. Zij betwist verder dat de opleiding uit eigener beweging is omgezet naar de opleiding Juridisch Medewerker WEB 4.
4.5. Gedaagde is dan ook van mening dat de vordering moet worden afgewezen en dat eiseres veroordeeld dient te worden voor de kosten ad EUR 448,00.
4.6. Voor een verdere feitelijke en juridische onderbouwing van het verweer verwijst de kantonrechter naar de conclusies van antwoord en dupliek en de daarbij overgelegde producties. De inhoud van voornoemde stukken moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
5. De beoordeling
5.1. Eiseres vordert betaling van de factuur d.d. 13 september 2010 ad EUR 2.118,23 (productie 8 bij conclusie van antwoord). Gedaagde heeft de vordering van de hand gewezen en zij heeft daarbij aangegeven aan haar verplichtingen te hebben voldaan.
5.2. Uit de overgelegde stukken kan worden afgeleid dat gedaagde meerdere malen schriftelijk als ook per e-mail om opheldering heeft gevraagd. Dit blijkt onder meer uit het als productie 5 bij antwoord overgelegde e-mailbericht, het als productie 6 bij antwoord overgelegd schrijven d.d. 23 augustus 2010, de e-mailwisseling overgelegd als productie 7 bij antwoord en het schrijven d.d. 7 oktober 2010, overgelegd als productie 12. Ook nadien is er nog gecorrespondeerd tussen partijen en wel op 28 oktober 2010 en 1 november 2010. Bij brief van 11 januari 2011 heeft de echtgenoot van gedaagde nogmaals aangegeven dat er meer betaald is dan gefactureerd is/had mogen worden.
5.3. In punt 9 van de dagvaarding stelt eiseres dat gedaagde niet heeft gereageerd met enig bezwaar tegen de onderhavige vordering, terwijl gedaagde evenmin in een eerder of later stadium van een dergelijk bezwaar heeft laten blijken. Gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde e-mails en brieven is dit in strijd met de waarheid. Eiseres heeft hiermee niet voldaan aan de in de wet neergelegde verplichting om de tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor te vermelden. Ook in de verdere procedure neemt eiseres onvoldoende stelling tegen de verweren zoals die door gedaagde naar voren zijn gebracht. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om de rechtmatigheid en gegrondheid van haar vordering aan te tonen. Aan deze verplichting heeft eiseres niet voldaan. De stellingen van eiseres zijn niet komen vast te staan hetgeen tot afwijzing van de vordering leidt. Aan het leveren van bewijs wordt niet toegekomen nu eiseres enerzijds niet heeft voldaan aan de stelplicht, terwijl anderzijds enkel in de dagvaarding een omgeconcretiseerd bewijsaanbod is gedaan dat verder niet herhaald is.
5.4. De vordering zal worden afgewezen en eiseres zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de kant van gedaagde gevallen. Voor de vaststelling van de hoogte daarvan zal aansluiting worden gezocht bij het gebruikelijke liquidatietarief.
6. De beslissing
6.1. Wijst de vordering af.
6.2. Veroordeelt eiseres als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure aan de kant van gedaagde gevallen en aan die kant tot heden begroot op EUR 350,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.M. de Lange, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 11 januari 2012 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.