RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 109140 / FA RK 11-848
Beschikking van 22 december 2011 betreffende adoptie
[adoptant],
hierna ook te noemen: adoptant,
wonende te [woonplaats], [adres],
advocaat: mr. E.H.J.M. de Bonth.
Als belanghebbenden merkt de rechtbank - naast de betreffende minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1994 en
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1996 -
aan:
- de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand,
gevestigd te 2500 DL 's-Gravenhage, Postbus 12620,
- de Stichting Nidos, gevestigd te 3507 LA Utrecht, Postbus 13021,
hierna te noemen: de stichting.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verzoekschrift is bij de rechtbank binnengekomen op 30 mei 2011. Het verzoek houdt in dat de rechtbank:
- de adoptie zal uitspreken van de minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboorte[geboortedatum] 1994 en
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1996,
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen;
- voor zover nodig de geslachtsnaam van de minderjarigen zal wijzigen in [geslachtsnaam].
1.2. Bij de rechtbank is ingekomen een brief van 24 juni 2011 van adoptant.
1.3. Het verweerschrift van de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand is bij de rechtbank binnengekomen op 12 juli 2011.
1.4. Adoptant heeft naar aanleiding van voornoemd verweerschrift gereageerd bij brief met bijlagen van 10 augustus 2011.
1.5. De minderjarigen hebben hun zienswijze omtrent het adoptieverzoek kenbaar gemaakt ter zitting van 4 september 2011.
1.6. De raad voor de kinderbescherming te Roermond, hierna te noemen: de raad,
is door de griffier van de rechtbank bij brief van 14 september 2011 in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze omtrent het adoptieverzoek kenbaar te maken.
1.7. De Ambtenaar van de Burgerlijke Stand heeft gereageerd bij brief van 5
september 2011, alsmede bij brief met bijlagen van 17 oktober 2011.
1.8. Adoptant heeft aanvullende producties ingebracht bij brief met bijlagen van 3 november 2011.
1.9. Op 17 november 2011 heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. De griffier heeft daarvan een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- adoptant, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.H.J.M. de Bonth en mevrouw [tolk], beëdigd tolk in de Franse taal;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer [X];
- de minderjarigen;
- de stichting, vertegenwoordigd door de heer [Y].
2. Het verzoek en standpunten van belanghebbenden
2.1. Ter aanvulling op het verzoekschrift heeft adoptant ter zitting van 17 november 2011 verklaard dat van de ouders van de minderjarigen geen documenten beschikbaar zijn. De ouders van de minderjarigen leefden in [geboorteland]. De vader is in 2001 geëxecuteerd door de [geboorteland] regering, omdat hij een dubbelrol zou hebben gespeeld in tijden van oorlog. De moeder is destijds eveneens gearresteerd door de [geboorteland] autoriteiten en van haar ontbreekt sindsdien ieder spoor. Van de moeder is bekend dat zij op [geboortedatum] 1968 is geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]). Zij heeft derhalve de leeftijd van zestien jaar bereikt. Gezien het vorenstaande stelt adoptant dan ook dat de ouders niet langer het gezag over de minderjarigen uitoefenen. De vader is immers in 2001 overleden en de moeder is sindsdien onvindbaar. Adoptant heeft via verschillende wegen, waaronder een tracingsverzoek bij het Rode Kruis, getracht om in contact te komen met de moeder van de minderjarigen, alsook om officiële documenten te verkrijgen, waaruit blijkt dat de vader is overleden. Tot op heden is adoptant daarin niet geslaagd. De minderjarigen hebben in 2007 in Nederland asiel aangevraagd, nadat zij via een kennis in [geboorteland] hadden vernomen dat hun oom in Nederland verblijft. De stichting voornoemd heeft in het kader van de asielaanvraag van de minderjarigen nog getracht, via een tracingsverzoek bij het Rode Kruis, in contact te komen met de ouders van de minderjarigen, echter eveneens zonder resultaat.
2.2. De stichting ondersteunt het onderhavige adoptieverzoek, hetgeen blijkt uit de overgelegde verklaring van de directeur van de stichting van 15 april 2011, alsmede uit hetgeen de vertegenwoordiger van de stichting heeft verklaard ter zitting van 17 november 2011. Toewijzing van het verzoek betreft slechts formalisering van de bestaande natuurlijke situatie. De stichting acht de adoptie dan ook in het kennelijk belang van de minderjarigen. Voorts staat voor de stichting vast dat thans én voor de toekomst, redelijkerwijs is te voorzien dat de minderjarige kinderen niets meer van hun ouder(s), in de hoedanigheid van ouder, te verwachten hebben. Het contact met de moeder is langdurig verbroken en hoewel natuurlijk gehoopt wordt op haar terugkeer, is de kans daarop, gezien het tijdsverloop van tien jaar, erg klein. De stichting heeft niet getracht een overlijdensakte van de vader te verkrijgen. Reden daarvoor is dat binnen de stichting bekend is dat de algemene registratie in [geboorteland] niet zodanig is, dat te verwachten valt dat van de vader een overlijdensakte voorhanden is. Ten slotte heeft de vertegenwoordiger van de stichting ter zitting nog aangevoerd dat een afwijzende beslissing op het adoptieverzoek zou inhouden dat de minderjarigen op den duur zullen moeten terugkeren naar [geboorteland], hetgeen de stichting absoluut niet in hun belang acht.
2.3. De minderjarige kinderen hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 17 november 2011 nogmaals kenbaar gemaakt geen bezwaren te hebben tegen toewijzing van het adoptieverzoek. De minderjarigen beschouwen adoptant als hun vader en zij willen graag bij hem in Nederland blijven wonen.
2.4. De vertegenwoordiger van de raad heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 17 november 2011 evenmin van bezwaren tegenover het adoptieverzoek doen blijken.
2.5. De Ambtenaar van de Burgerlijke stand heeft bij brief, met bijlagen, van 17 oktober 2011 kenbaar gemaakt geen bezwaren te hebben tegen de vaststelling van de geboortegegevens van de minderjarige kinderen. Nu geen officiële documenten aanwezig zijn waaruit de afstamming van de minderjarige kinderen blijkt, kunnen de oudergegevens, aldus de Ambtenaar van de Burgerlijke stand, echter niet worden vastgesteld.
3. De vaststelling en overwegingen
3.1. Uit de overgelegde stukken blijkt het volgende. Op 11 augustus 2007 zijn de minderjarigen ingereisd in Nederland zonder in het bezit te zijn van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. De minderjarigen hebben op 29 augustus 2007 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. Met ingang van 24 oktober 2007 heeft de stichting voornoemd bij beschikking de tijdelijke voogdij over de minderjarigen gekregen. Adoptant, de oom van de minderjarigen, heeft sinds 22 februari 2008 een pleegcontract met de stichting. De asielaanvragen zijn op 12 september 2008 afgewezen en deze besluiten zijn thans onherroepelijk
3.2. De rechtbank stelt vast dat de minderjarigen niet naar Nederland zijn gekomen met het oog op adoptie, maar als asielzoeksters. In dat geval is de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) niet van toepassing, maar dient het verzoek te worden beoordeeld aan de hand van de Wet Conflictenrecht Adoptie (hierna WCAd). Deze wet regelt het conflictenrecht inzake adoptie en de erkenning van buitenlandse adopties.
Artikel 3 WCAd regelt het recht dat van toepassing is op de in Nederland uit te spreken adoptie en haar rechtsgevolgen. Op een in Nederland uit te spreken adoptie is Nederlands recht van toepassing, behoudens ten aanzien van de toestemming, dan wel de raadpleging of voorlichting van de ouders van het kind. Ten aanzien daarvan is het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit van toepassing.
3.3. Titel 12 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) regelt de adoptie naar Nederlands recht. De artikelen 1:227 en 1:228 BW regelen de gronden en voorwaarden voor de adoptie. Op grond van het derde lid van artikel 1:227 BW kan het verzoek alleen worden toegewezen indien:
- de adoptie in het kennelijk belang van het minderjarige kind is;
- op het tijdstip van het adoptieverzoek vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te
voorzien is, dat het minderjarige kind niets meer van zijn ouder(s), in de hoedanigheid van ouder, te verwachten heeft en
- aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1: 228 BW is voldaan.
3.4. Kennelijk belang
De rechtbank is van oordeel dat de adoptie van de minderjarige kinderen door
adoptant in het kennelijk belang van de minderjarige kinderen moet worden geacht. De
minderjarige kinderen verblijven sinds februari 2008 bij adoptant en maken sindsdien deel
uit van zijn gezin. Daar komt bij dat de minderjarigen hebben verklaard adoptant als hun
vader te beschouwen. Gebleken is voorts dat de minderjarigen de Nederlandse taal goed
beheersen, dat zij in Nederland naar school gaan en dat zij hun toekomstplannen in
Nederland hebben liggen. Tot slot hebben zowel de raad als de stichting positief geadviseerd
met betrekking tot de adoptie. De rechtbank acht het derhalve in het belang van de
minderjarigen dat de juridische situatie wordt afgestemd op de feitelijke situatie, hetgeen
inhoudt dat de minderjarigen door adoptant dienen te worden geadopteerd.
3.5. Niets meer van ouder(s) in hoedanigheid van ouder te verwachten
Nu de rechtbank heeft geoordeeld het in het kennelijk belang van de minderjarigen te achten dat zij door adoptant worden geadopteerd, dient te worden beoordeeld of vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat de minderjarigen niets meer van de ouder(s), in hun hoedanigheid van ouder, te verwachten hebben. Adoptant heeft gesteld dat de vader van de minderjarigen in 2001 is geëxecuteerd door de [geboorteland] regering, echter kan dit niet met behulp van verificatoire bescheiden onderbouwen. Adoptant baseert zijn stelling, dat de vader van de minderjarigen is overleden, op een daartoe strekkende mondelinge mededeling van een [geboorteland] militair. Met betrekking tot de moeder van de minderjarigen heeft adoptant verklaard dat hij sinds 2001 iedere vorm van contact met de moeder is verloren. Adoptant heeft via het Rode Kruis alsmede via het [geboorteland] consulaat getracht de verblijfplaats van de moeder te achterhalen, maar is daarin niet geslaagd. De vertegenwoordiger van de stichting heeft eveneens getracht de verblijfplaats van de moeder te achterhalen, maar ook de stichting heeft daarin niet het gewenste resultaat geboekt. Door het lange tijdsverloop van tien jaar, acht de stichting de kans dat de moeder nog gevonden wordt, vrijwel uitgesloten.
De rechtbank is van oordeel dat de door adoptant en de stichting verrichte inspanningen, teneinde de verblijfplaats van de moeder te achterhalen en informatie te verkrijgen over het al dan niet overlijden van de vader in 2001, summier van aard zijn. De reeds voorhanden zijnde gegevens zijn alle gebaseerd op mondelinge verklaringen van adoptant en de minderjarigen, afgegeven in het kader van de asielaanvraag. De juistheid van die verklaringen is niet door middel van schriftelijke bewijsstukken te achterhalen. Daartegenover staat echter dat alle betrokken instanties, waaronder de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), tot op heden steeds zijn uitgegaan van de juistheid van de door adoptant verstrekte informatie. Evenmin heeft de Officier van Justitie desgevraagd blijk gegeven van enige twijfel aan de juistheid van de door adoptant verstrekte informatie.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te
voorzien is, dat de minderjarigen niets meer van hun ouder(s), in de hoedanigheid van ouder, te verwachten hebben. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat sinds 2001 niets meer vernomen is van de ouders. De ouders hebben – mochten ze nog in leven zijn – derhalve niet doen blijken nog verantwoordelijkheid voor de minderjarigen te willen nemen.
3.6. De voorwaarden, genoemd in artikel 1: 228, lid 1, BW
Op grond van de bij het verzoekschrift overgelegde bescheiden en hetgeen uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken, staat vast dat:
- de minderjarige kinderen op de dag van het eerste verzoek minderjarig waren;
- de minderjarige kinderen, nu zij op de dag van het verzoek de leeftijd van twaalf jaren reeds hadden bereikt, ter gelegenheid van het adoptieverzoek door de rechtbank zijn gehoord op 4 september 2011 en niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek hebben doen blijken;
- de minderjarige kinderen geen kleinkinderen van adoptant zijn;
- adoptant ten minste achttien jaren ouder is dan de kinderen;
- adoptant de minderjarige kinderen gedurende ten minste een jaar heeft verzorgd en opgevoed.
3.7. Ten aanzien van de voorwaarde genoemd in artikel 1:228, lid, 1 sub d, inhoudende dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt, overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals reeds overwogen zijn er onduidelijkheden over het nog in leven zijn van de ouders.
Wat betreft de toestemming van de ouders is in voormeld artikel 3, lid 1, Wet Conflictenrecht Adoptie bepaald dat op de toestemming van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen [geboorteland] recht toepasselijk is.
Blijkens artikel 214 lid 1 van het [geboorteland] familierecht zou de toestemming van de
ouders kunnen worden vervangen door de toestemming van de grootouders, meerderjarige broers en zusters of ooms en tantes, waarbij degene die op het te adopteren kind past de voorkeur heeft.
Adoptant is de oom van de minderjarigen en verzoekt om de minderjarigen te adopteren, zodat de rechtbank concludeert dat ook aan dit vereiste is voldaan met toepassing van het [geboorteland] familierecht.
3.8. Ten aanzien van de voorwaarde genoemd in artikel 1:228, lid, 1 sub g, inhoudende dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben, overweegt de rechtbank als volgt.
Voor zover de ouders in leven zijn en zij (nog) belast zijn met het gezag over de minderjarigen is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat aan voormeld vereiste voorbij dient te worden gegaan.
De feitelijke situatie kan immers gelijk worden gesteld met de situatie waarin de ouders niet langer het gezag hebben over de minderjarigen. Van zowel de moeder als de vader is sinds 2001 niets meer vernomen. In 2007 hebben de minderjarigen asiel aangevraagd in Nederland en sedert februari 2008 draagt adoptant zorg voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
3.9. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek strekkende tot adoptie van de minderjarigen kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de adoptie uitspreken.
3.10. Ter terechtzitting heeft adoptant verklaard dat hij ervoor kiest dat de minderjarige kinderen de geslachtsnaam [geslachtsnaam] krijgen.
3.11. Indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon, overeenkomstig de plaatselijke voorschriften geen akte van geboorte is opgemaakt door een bevoegde instantie, of kan worden overgelegd, kan de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:25c, eerste en derde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), in het kader van een adoptieprocedure ambtshalve de geboortegegevens van die persoon vaststellen.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken dat adoptant niet in staat is de originele akten van geboorte van de minderjarige kinderen over te leggen. De rechtbank zal daarom van voornoemde bevoegdheid gebruik maken en de geboortegegevens van de minderjarige kinderen vaststellen, zoals hierna in het dictum nader is bepaald en last geven tot inschrijving daarvan in het geboorteregister van de gemeente ’s-Gravenhage. De rechtbank zal bij de vaststelling van de geboortegegevens uitgaan van de persoonsgegevens van de minderjarige kinderen, zoals die (mogen) blijken uit de uittreksels van de Gemeentelijke Basis Administratie, nu uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken van de onjuistheid van die gegevens.
4.1. spreekt de adoptie uit van de kinderen:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1994 en
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1996;
door [adoptant], wonende te [woonplaats] aan de [adres];
4.2. verstaat dat de geslachtsnaam van de minderjarigen zal zijn [geslachtsnaam],
zodat de minderjarige kinderen voortaan voluit zullen heten:
- [Minderjarige 1] en
- [Minderjarige 2];
4.3. stelt als geboortegegevens van de minderjarige [minderjarige 1] vast:
- plaats van geboorte : [geboorteplaats], [geboorteland]
- datum van geboorte : [geboortedatum] 1994
- geslacht : vrouw
- geslachtsnaam : [geslachtsnaam]
- voornaam : [voornaam minderjarige 1]
en gelast de inschrijving daarvan in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage;
4.4. stelt de geboortegegevens van de minderjarige [minderjarige 2] vast:
- plaats van geboorte : [geboorteplaats], [geboorteland]
- datum van geboorte : [geboortedatum] 1996
- geslacht : vrouw
- geslachtsnaam : [geslachtsnaam]
- voornaam : [voornaam minderjarige 2]
en gelast de inschrijving daarvan in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A.M.C. van de Winkel (voorzitter), mr. M.M.T. Coenegracht en mr. Y.J.C.A. Roeffen en ter openbare terechtzitting van 22 december 2011 uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.