ECLI:NL:RBROE:2011:BV0464

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
302227 / CV EXPL 11-1650
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekomstige vorderingen van een telefoonmaatschappij en de overdraagbaarheid daarvan

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Roermond, heeft de kantonrechter op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde. De eiseres, Intrum Justitia Nederland B.V., had vorderingen ingediend tegen de gedaagde, die in het verleden een overeenkomst had gesloten met Vodafone Libertel B.V. De kern van het geschil betrof de vraag of de toekomstige vorderingen van Vodafone Libertel B.V. op de gedaagde onvoorwaardelijk konden worden overgedragen aan de eiseres.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis uiteengezet dat de overdracht van vorderingen op naam op twee manieren kan plaatsvinden: door middel van een akte met mededeling aan de debiteur, of door een akte zonder mededeling, mits deze in de juiste vorm is. Eiseres heeft echter niet kunnen aantonen dat er een rechtsgeldige overdracht van de vordering heeft plaatsgevonden. De schriftelijke overeenkomst die eiseres overlegde, bleek niet te voldoen aan de wettelijke vereisten voor een geldige overdracht van de vordering, omdat de gedaagde pas na de datum van de overeenkomst klant werd bij Vodafone Libertel B.V.

De kantonrechter concludeerde dat er geen identificeerbare vordering was die aan de gedaagde kon worden opgelegd, en dat de overeenkomst van 19 mei 2008 niet als een geldige overdracht kon worden aangemerkt. Evenzo werd het overdrachtbestand van 25 mei 2009 niet als een rechtsgeldige akte beschouwd. Hierdoor werd vastgesteld dat eiseres geen eigenaresse was van de vordering en dat de vorderingen van eiseres moesten worden afgewezen. De rechter heeft eiseres bovendien veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 300,00 werden begroot voor het salaris van de gemachtigde.

Het vonnis benadrukt de noodzaak van een correcte juridische overdracht van vorderingen en de vereisten die daarbij komen kijken, vooral in het geval van toekomstige vorderingen die nog niet zijn ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 302227 \ CV EXPL 11-1650
Vonnis van de kantonrechter te Roermond d.d. 20 december 2011,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intrum Justitia Nederland B.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: Rosmalen Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde], wonende te [woonplaats] aan de [adres],
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende, nader door partijen uitgewisselde processtukken:
• het tussenvonnis d.d. 13 augustus 2011, waarbij eiseres de gelegenheid werd geboden zich bij akte nader uit te laten op het punt van de door haar gestelde, rechtsgeldige cessie,
• de akte uitlating aan de zijde van eiseres, met producties,
• de antwoordakte uitlating aan de zijde van gedaagde, met producties.
2. De nadere beoordeling van het geschil
2.1. Tegen de achtergrond van de door eiseres genomen akte uitlating en de daarbij door eiseres overgelegde producties, stelt de kantonrechter voor de goede orde het volgende voorop.
Overdracht in eigendom van vorderingen op naam (tegen een of meer bepaalde personen uit te oefenen rechten) kan ingevolge de wet naar de kern genomen op twee wijzen plaats vinden. Enerzijds door middel van een op overdracht van zo een vordering gerichte akte, tezamen met mededeling van zo een akte aan de persoon of personen tegenover wie het recht kan worden uitgeoefend. Anderzijds ook door uitsluitend en alleen een akte, zonder "aanstondse " mededeling daarvan aan de persoon of personen, tegenover wie het over te dragen recht kan worden uitgeoefend, mits dit dan in de vorm van een authentieke akte dan wel geregistreerde onderhandse akte plaats vindt.
2.2. Eiseres heeft bij nadere akte in de eerste plaats de schriftelijke overeenkomst, met bijbehorende bijlagen, overgelegd, zoals zij die blijkens de vermelding aan het einde daarvan, op 19 mei 2008 met Vodafone Libertel BV heeft gesloten. Voor zoveel eiseres met deze schriftelijke overeenkomst een akte heeft bedoeld, zoals in de vorige alinea aangeduid, geldt in ieder geval dat daarin geen identificeerbare vordering terug valt te vinden in de zin van een duidelijk te omlijnen, specifiek tegenover gedaagde uit te oefenen recht (op betaling van enig geldbedrag). Dat kan ook niet, aangezien eiseres zelf reeds onder ogen ziet dat zo een duidelijk te omlijnen, specifiek tegenover gedaagde uit te oefenen recht voor Vodafone Libertel BV eerst ontstaan kan zijn na 2 januari 2009, het moment waarop gedaagde, kort gezegd, telefoonaansluiting (en) met Vodafone Libertel BV heeft afgesproken, onder de verplichting daar in de toekomst zowel abonnementskosten als gesprekskosten voor te zullen gaan betalen. Weliswaar bestond op 19 mei 2008 voor eiseres en Vodafone Libertel BV de mogelijkheid tot overdracht van eigendom "voor de toekomst", ook voor toekomstige vorderingen op naam, die als zodanig niet uitgezonderd zijn, doch zo een toekomstige overdracht door overdracht in de vorm van een akte samen met mededeling daarvan aan de debiteur, viel niet te realiseren, aangezien daartoe logischerwijs bekend moet zijn wie de toekomstige schuldenaar is, aan wie immers "aanstondse" mededeling dient te worden gedaan. Op 19 mei 2008 is gedaagde, als persoon, evenwel nog niet bekend geweest, nu zij immers eerst vanaf 2 januari 2009 klant is geworden bij Vodafone Libertel BV. Aldus resteert in feite slechts de mogelijkheid van overdracht in eigendom, zonder "aanstondse" mededeling daarvan aan de debiteur, doch dan dient er ingevolge de wet sprake te zijn van een authentieke dan wel geregistreerde onderhandse akte, en zo een vorm van een akte is niet aan de orde door en met de overeenkomst d.d. 19 mei 2008, zoals door eiseres overgelegd. Al met al moet daarom de conclusie worden getrokken dat de overeenkomst d.d. 19 mei 2008 niet als een bij wet voorziene vorm van overdracht in eigendom door middel van een akte, kan worden aangemerkt, door Vodafone Libertel BV aan eiseres en dan: met betrekking tot tegenover gedaagde uit te oefenen rechten.
2.3. Eiseres heeft bij nadere akte in de tweede plaats (als productie 13) een overdrachtbestand d.d. 25 mei 2009 overgelegd. Indien dit overdrachtbestand geduid zou worden als een voor overdracht in eigendom noodzakelijke akte, zoals in de wet bedoeld, dan geldt in ieder geval dat daarin een kennelijk tegenover gedaagde uit te oefenen recht op betaling van € 791,84, inclusief BTW, is neergelegd, of ook een bedrag van € 668,00, exclusief BTW, doch in ieder geval niet een bedrag zoals dat blijkens het inleidende exploot van dagvaarding tot exact € 672,44 werd geconcretiseerd. Aldus kan (ook) niet worden vastgesteld dat eiseres een tegenover gedaagde uit te oefenen recht op betaling van exact € 672,44 van Vodafone Libertel BV in eigendom overgedragen heeft gekregen en niet eventueel (?) een andere (tweede of derde ?) vordering. Al met al moet daarom ook nu de conclusie worden getrokken dat ook dit overdrachtsbestand d.d. 25 mei 2009 niet als een bij wet voorziene vorm van overdracht in eigendom door middel van een akte, kan worden aangemerkt, door Vodafone Libertel BV aan eiseres en dan: met betrekking tot een tegenover gedaagde uit te oefenen recht, tot betaling van € 672,44, zoals nu eenmaal in de onderhavige procedure - precies - gevorderd.
2.4. Bij gebreke van een genoegzaam in rechte vaststelbare overdracht in eigendom van de door eiseres bedoelde vordering van oorspronkelijk Vodafone Libertel BV op gedaagde – tot exact € 672,44 –, moet het er in rechte voor worden gehouden dat eiseres (nog) geen eigenaresse is of geworden is van deze vordering, zodat het gelijk aan gedaagde is en de vorderingen van eiseres alle – inclusief accessoire nevenvorderingen – voor afwijzing gereed liggen. Onder aanmerking van eiseres als de in het ongelijk te stellen en om die reden in de proceskosten te veroordelen partij, wordt er daarom al met al beslist als volgt.
3. Beslissing:
3.1. Wijst de vorderingen van eiseres alle af.
3.2. Veroordeelt eiseres in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op een bedrag van € 300,00 voor salaris van haar gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 20 december 2011 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.