ECLI:NL:RBROE:2011:BV0464
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekomstige vorderingen van een telefoonmaatschappij en de overdraagbaarheid daarvan
In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Roermond, heeft de kantonrechter op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde. De eiseres, Intrum Justitia Nederland B.V., had vorderingen ingediend tegen de gedaagde, die in het verleden een overeenkomst had gesloten met Vodafone Libertel B.V. De kern van het geschil betrof de vraag of de toekomstige vorderingen van Vodafone Libertel B.V. op de gedaagde onvoorwaardelijk konden worden overgedragen aan de eiseres.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis uiteengezet dat de overdracht van vorderingen op naam op twee manieren kan plaatsvinden: door middel van een akte met mededeling aan de debiteur, of door een akte zonder mededeling, mits deze in de juiste vorm is. Eiseres heeft echter niet kunnen aantonen dat er een rechtsgeldige overdracht van de vordering heeft plaatsgevonden. De schriftelijke overeenkomst die eiseres overlegde, bleek niet te voldoen aan de wettelijke vereisten voor een geldige overdracht van de vordering, omdat de gedaagde pas na de datum van de overeenkomst klant werd bij Vodafone Libertel B.V.
De kantonrechter concludeerde dat er geen identificeerbare vordering was die aan de gedaagde kon worden opgelegd, en dat de overeenkomst van 19 mei 2008 niet als een geldige overdracht kon worden aangemerkt. Evenzo werd het overdrachtbestand van 25 mei 2009 niet als een rechtsgeldige akte beschouwd. Hierdoor werd vastgesteld dat eiseres geen eigenaresse was van de vordering en dat de vorderingen van eiseres moesten worden afgewezen. De rechter heeft eiseres bovendien veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 300,00 werden begroot voor het salaris van de gemachtigde.
Het vonnis benadrukt de noodzaak van een correcte juridische overdracht van vorderingen en de vereisten die daarbij komen kijken, vooral in het geval van toekomstige vorderingen die nog niet zijn ontstaan.