ECLI:NL:RBROE:2011:BU8728

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-801230-11
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een dodelijk verkeersongeval met een fietser

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval met een fietser op 4 juli 2011 in Heythuysen. De verdachte, bestuurder van een personenauto, werd beschuldigd van het veroorzaken van het ongeval door met een te hoge snelheid een fietsersoversteekplaats te naderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van minimaal 73,4 km per uur reed, terwijl de maximum toegestane snelheid op dat punt 50 km per uur was. Echter, de rechtbank oordeelde dat de fietser, het slachtoffer, geen voorrang had verleend aan de verdachte, wat leidde tot de botsing. De rechtbank concludeerde dat er geen causaal verband was tussen de snelheid van de verdachte en het ongeval, aangezien het ongeval ook had kunnen plaatsvinden als de verdachte zich aan de maximumsnelheid had gehouden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte schuld had aan het ongeval. De uitspraak benadrukt de noodzaak om alle omstandigheden van een verkeersongeval in overweging te nemen, inclusief het gedrag van andere weggebruikers.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/801230-11
Datum uitspraak : 20 december 2011
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats en datum]
wonende te [adres en woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2011.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 04 juli 2011 te Heythuysen, in elk geval in de gemeente Leudal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Noorderbaan, zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig
en/of
onoplettend, een fietsersoversteekplaats, te naderen met een (veel) te hoge snelheid, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 km per uur,
en/of
de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet tijdig en niet voldoende te minderen,
waardoor hij, verdachte, met de door hem bestuurde personenauto in botsing of aanrijding is gekomen met een zich op die fietsersoversteekplaats bevindende fietser,door welk verkeersongeval [slachtoffer] (zijnde die fietser) werd gedood;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 04 juli 2011 te Heythuysen, in elk geval in de gemeente Leudal, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Noorderbaan, een fietsersoversteekplaats, is genaderd met een (veel) te hoge snelheid, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 km per uur,
en/of de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet tijdig en niet voldoende heeft geminderd,
waardoor hij, verdachte, met de door hem bestuurde personenauto in botsing of aanrijding is gekomen met een zich op die fietsersoversteekplaats bevindende fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 6 december 2011 gevorderd dat het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zowel van het primair tenlastegelegde als van het subsidiair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
Aan verdachte wordt, kort samengevat, verweten dat hij een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt, doordat hij met zijn personenauto met (veel) te hoge snelheid een fietsersoversteekplaats is genaderd en met een zich op deze fietsersoversteekplaats bevindende fietster in botsing is gekomen.
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van de strafbare gedraging genoemd in artikel 6 WVW dient te worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand werd gedood. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in, dat voor strafbaarheid tenminste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is volgende gebleken:
Uit het zich bij de stukken bevindende proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van de politie Limburg Noord blijkt dat, voor zover hier van belang:
- het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op het kruispunt gevormd door de wegen Noorderbaan /Sint Antoniusstraat, gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Heythuysen, in de gemeente Leudal;
- ongeveer 22 meter voor deze kruising gaat de maximum toegestane snelheid van 80 naar 50 km per uur;
- de toegestane maximumsnelheid voor motorvoertuigen op het kruispunt bedroeg 50 km per uur;
- dat op grond van de aangetroffen sporen is gebleken dat verdachte als bestuurder van de personenauto met een snelheid van minimaal 73,4 km per uur en maximaal 74,6 km per uur heeft gereden voordat hij met zijn personenauto op de fietsersoversteekplaats in botsing kwam met het slachtoffer [slachtoffer];
- voor het verkeer op het fietspad van de Sint Antoniusstraat voor de Noorderbaan een bord conform model B6 van de Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, aangeduid voorrang te verlenen aan bestuurders op de kruisende weg, was aangebracht;
- op het wegdek van de Sint Antoniusstraat kort voor het kruispunt met zowel het fiets-/bromfietspad als de hoofdrijbaan van de Noorderbaan haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn aangebracht.
Uit het proces-verbaal verhoor van de getuige [naam] blijkt dat deze getuige gezien heeft dat het slachtoffer op 4 juli 2011 met haar fiets reed over de Sint Antoniusstraat komende vanuit de richting Vrijkenstraat. De getuige heeft gezien dat het slachtoffer op een gegeven moment de uitbuiging opreed bestemd voor de fietsers rechtdoor in de richting centrum Heythuysen, maar ook rechtsaf in de richting Leveroy. Vervolgens heeft de getuige gezien dat het slachtoffer de uitbuiging rechtdoor koos in de richting centrum Heythuysen en met onverminderde snelheid rechtdoor reed, de Noorderbaan op, alwaar het slachtoffer in botsing kwam met een rode personenauto, merk Ford, rijdend in de richting Leveroy. Het slachtoffer heeft geen voorrang verleend aan het verkeer rijdend op de Noorderbaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer met haar fiets pas heeft waargenomen toen hij ongeveer halverwege de kruising was opgereden, hetgeen blijkens de bij de VerkeersOngevallenAnalyse gevoegde tweede situatietekening (bemating 2/3) ongeveer 13 à 14 meter voor de plaats van het ongeval moet zijn geweest. Het slachtoffer stak voor verdachte onverwacht over, waarna hij meteen met kracht heeft geremd.
De rechtbank concludeert op grond van het vorenstaande dat verdachte met een hogere snelheid heeft gereden dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 km per uur.
Het slachtoffer heeft, komende met haar fiets van de Sint Antoniusstraat, gaande in de rijrichting Dorpsstraat, geen voorrang verleend aan verdachte, die met zijn personenauto reed op de Noorderbaan gaande in de richting Leveroyseweg.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op grond van de ter plaatse geldende verkeersmaatregelen er op mocht vertrouwen dat de op de plaats van het ongeval geldende verkeersmaatregelen door andere weggebruikers in acht werden genomen en er niet bedacht op hoefde te zijn dat een fietser hem geen voorrang zou verlenen. Evenmin hoefde verdachte er rekening mee te houden dat het slachtoffer in strijd met de ter plekke geldende verkeersmaatregelen geheel onverwachts met haar fiets de fietsersoversteekplaats Sint Antoniusstraat richting centrum Heythuysen met de rijbaan Noorderbaan zou oversteken.
Gelet op vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel, niettegenstaande het feit dat verdachte harder heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan, dat verdachte geen schuld heeft als bedoeld in de zin van artikel 6 WVW, zodat hij dan ook van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat zelfs indien verdachte de ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 km per uur zou hebben aangehouden, dit verkeersongeval niet voorkomen had kunnen worden, aangezien de personenauto van verdachte het slachtoffer al zo dicht genaderd was (13 à 14 meter) op het moment dat verdachte waarnam dat slachtoffer geheel onverwachts de Noorderbaan op reed.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onderdeel is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken, nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen het te hard rijden door verdachte en het verkeersongeval.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, A.K. Kleine en C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. A.K. Kleine voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 december 2011.
Mrs. A.K. Kleine en C.C.W.M. Aretz zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.