ECLI:NL:RBROE:2011:BU8188

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/800182-10 ontneming
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na schikking met zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 13 december 2011 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen [verdachte], die was veroordeeld voor valsheid in geschrift en oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] in de periode van 1 januari 2002 tot en met 2 november 2010 valse declaraties heeft ingediend bij zorgverzekeraar [zorgverzekeraar], wat heeft geleid tot een onterecht verkregen voordeel van in totaal € 884.246,01. Na een schikking met de zorgverzekeraar, waarbij [verdachte] € 20.000,- heeft terugbetaald, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit bedrag in mindering moet worden gebracht op het ontnemingsbedrag.

De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld, waarbij rekening is gehouden met de reeds betaalde aflossingsbedragen. De verdediging voerde aan dat door de schikking er geen ruimte meer was voor een ontnemingsvordering, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de zorgverzekeraar haar vordering had ingetrokken, waardoor dit geen invloed had op de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende gronden waren om de ontnemingsvordering te matigen of af te wijzen. Uiteindelijk werd het netto verkregen voordeel vastgesteld op € 864.246,00, dat door de rechtbank werd opgelegd als verplichting tot betaling aan de Staat. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter mr. W. Brouwer was.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/800182-10
Datum uitspraak: 13 december 2011
Tegenspraak
Uitspraak ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats],
wonende te [adres].
1.Onderzoek van de zaak
De rechtbank heeft op 29 november 2011 gehoord:
-de officier van justitie, die ter terechtzitting de vordering heeft gewijzigd in dier voege dat het te ontnemen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel mag worden verminderd met € 20.000, nu [verdachte] dit bedrag heeft terugbetaald aan zorgverzekeraar [zorgverzekeraar];
-[verdachte], voornoemd, bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat te Venlo.
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Roermond d.d. 13 december 2011 in de zaak met parketnummer 04/800182-10, waarbij [verdachte] voornoemd is veroordeeld wegens:
-feiten 1 en 2: de voortgezette handeling van valsheid in geschrift meermalen gepleegd en oplichting, meermalen gepleegd;
-feit 3: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
2.Bewijsmiddelen
1)Het hierboven genoemde veroordelende vonnis waarbij veroordeelde voor de bewezenverklaarde periode van 01 januari 2002 tot en met 02 november 2010 onder meer ter zake van de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en oplichting van zorgverzekeraar [zorgverzekeraar] ten bedrage van ruim € 880.000 is veroordeeld.
2)De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 29 november 2011 heeft afgelegd , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de periode van 01 januari 2002 tot en met 02 november 2010 nota’s van de tandarts [naam] valselijk opgemaakt. Deze nota’s heb ik vervolgens opgenomen in de [zorgverzekeraar]-declaratieformulieren, die ik heb ingediend bij mijn zorgverzekeraar [zorgverzekeraar]. Op grond van deze declaratieformulieren heeft [zorgverzekeraar] in totaal ruim € 880.000,- aan mij uitgekeerd. Hiervan is inmiddels € 20.000,- terugbetaald aan [zorgverzekeraar].
3)Het raam proces-verbaal met dossiernummer PL2300-2010107473 d.d. 2 december 2010 (weergegeven op doorgenummerde bladzijden 2 tot en met 22) , onder meer inhoudende de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel:
Uit het verstrekte bankrekeningoverzicht tot 26 oktober 2010 van de ABN-AMRO BANK N.V., blijkt dat op de bankrekening van [verdachte] door de zorgverzekeraar [zorgverzekeraar] een bedrag van in totaal € 879.413,82 is gestort naar aanleiding van de ingediende valse declaraties.
Daarnaast zijn er na 26 oktober 2010 nog zeven declaraties uitbetaald door de zorgverzekeraar. Het totaalbedrag dat werd uitbetaald naar aanleiding van deze declaraties bedroeg € 4.832,19. Indien dit bedrag wordt opgeteld bij het bedrag van € 879.413,82, komt het totale wederrechtelijk verkregen voordeel uit op € 884.246,01.
3.Verweren
Door de raadsman is ter terechtzitting betoogd dat [verdachte] op 18 augustus 2011 met haar zorgverzekeraar [zorgverzekeraar] een schikking is overeengekomen. De schikking is op 21 september 2011 opgenomen in een proces-verbaal van de rechtbank Roermond. Door het treffen van deze schikking, onder meer inhoudende een afbetalingsregeling met een open einde, is er geen sprake van een in alle redelijkheid vast te stellen bedrag dat voor ontneming in aanmerking komt. De vordering tot ontneming moet dan ook worden afgewezen.
De getroffen afbetalingsregeling heeft bovendien tot gevolg dat er geen draagkracht meer resteert bij [verdachte], zodat ook om die reden de ontnemingsvordering op nihil moet worden gesteld.
Voor de goederen waarop thans conservatoir beslag ligt geldt dat het beslag moet worden opgeheven, zodat de benadeelde (zorgverzekeraar [zorgverzekeraar]) verhaal kan halen op deze goederen. Het te gelde maken van deze goederen ten behoeve van de voldoening van de ontnemingsvordering zal de benadeelde verder benadelen.
Indien toch wordt overgegaan tot het te gelde maken van de goederen waarop conservatoir beslag is gelegd dan dient in voldoende mate komen vast te staan dat deze zijn aangeschaft met het geld dat door het indienen van de valse declaraties is verkregen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Allereerst heeft de raadsman aangevoerd dat door het treffen van een schikking, waaronder een afbetalingsregeling met een open einde, geen ruimte meer bestaat voor een ontnemingsvordering.
De rechtbank verwerpt dit verweer, en overweegt daartoe het volgende.
Nu de zorgverzekeraar [zorgverzekeraar] haar vordering benadeelde partij heeft ingetrokken, behoeft daar bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen geen rekening meer mee te worden gehouden. Uiteraard dient wel rekening te worden gehouden met reeds betaalde aflossingsbedragen. Eventueel nagekomen betalingen onder de met [zorgverzekeraar] overeengekomen afbetalingsregeling kunnen in de executiefase worden betrokken.
Voorts heeft de raadsman geconcludeerd dat de ontnemingsvordering op nihil moet worden gesteld, nu veroordeeldes draagkracht door de overeengekomen schikking met zorgverzekeraar [zorgverzekeraar] zeer beperkt is.
De rechtbank overweegt ten aanzien daarvan het volgende.
In beginsel dient de draagkracht aan de orde te worden gesteld in de executiefase. In het ontnemingsgeding kan de draagkracht alleen met vrucht aan de orde worden gesteld, indien aanstonds duidelijk is dat veroordeelde op dit moment, noch in de toekomst draagkracht heeft of zal hebben.
Vooralsnog is het niet aannemelijk geworden dat veroordeelde geen draagkracht heeft en naar redelijke verwachting ook in de toekomst niet zal hebben, mede gelet op verjaringstermijn en het toekomstige verdienvermogen van veroordeelde.
De rechtbank verwerpt dan ook het gevoerde draagkracht verweer en is ook overigens van oordeel dat er onvoldoende gronden zijn om de vordering te matigen of af te wijzen.
4.Motivering van de maatregel
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] voornoemd voordeel heeft gekregen door middel van de strafbare feiten waarvoor zij bij voormeld vonnis is veroordeeld.
Bij het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat, zal de rechtbank rekening houden met het feit dat [verdachte] inmiddels € 20.000,00 aan de zorgverzekeraar [zorgverzekeraar] heeft betaald.
Het totaal van het netto verkregen voordeel wordt aldus geschat op (884.246,01 -/- 20.000,00) € 864.246,01, hetgeen door de rechtbank wordt afgerond op een bedrag van € 864.246.
5.Toegepaste wetsartikelen
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
6.Beslissing
De rechtbank stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 864.246,00.
De rechtbank legt [verdachte] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 864.246,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat zij door middel van de strafbare feiten heeft verkregen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.J.A.G. van Baal, mr. P.M.S. Dijks en mr. W. Brouwer, rechters, van wie mr. W. Brouwer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. de Geus – Grob als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2011.