ECLI:NL:RBROE:2011:BU7938

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860327-11
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tegen zorgverlener in forensische psychiatrische instelling

Op 13 december 2011 deed de Rechtbank Roermond uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 april 2011 in de gemeente Venray een pieper en een keycard had weggenomen van een zorgverlener, waarbij hij geweld en bedreiging met geweld had gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de zorgverlener met kracht bij de nek had vastgegrepen en dreigend een mes had getoond. De verdachte was op het moment van de feiten gedetineerd in een forensische psychiatrische instelling en had eerder een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd gekregen. Tijdens de zitting op 29 november 2011 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder getuigenverklaringen en een registratie van het gebruik van de keycard. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het oogmerk had om de goederen wederrechtelijk toe te eigenen en dat het geweld dat hij gebruikte, de diefstal voorafging en vergezeld ging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 158 dagen op, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de zwakbegaafdheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, en oordeelde dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend was.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/860327-11
Datum uitspraak: 13 december 2011
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 29 november 2011.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 2 april 2011 in de gemeente Venray met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pieper en/of een Keycard, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met kracht) bij de nek vastgrijpen van die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) dreigend tonen van een mes aan die [slachtoffer 2] en/of het duwen van die [slachtoffer 2];
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 29 november 2011 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie acht op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], het proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2011 in combinatie met de verklaring van de getuige [getuige 3] en de kennelijke leugenachtige verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd. De officier van justitie is van mening dat sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte, omdat zijn verklaring over het verlaten van de gesprekskamer in strijd is met hetgeen de verbalisanten hebben waargenomen bij de uitleg over en demonstratie van de werking van de toegangsdeur tot de gesprekskamer. Deze waarneming is geverbaliseerd in het verhoor van getuige [getuige 2].
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Verdachte had niet het oogmerk om de spullen van [slachtoffer 2] te ontvreemden. Hij heeft [slachtoffer 2] enkel geduwd, omdat zij hem wegduwde bij de telefoon. Hoe de keycard en de pieper van [slachtoffer 2] zijn ontvreemd is onduidelijk en is ook niet bij [slachtoffer 2] bekend. Daar komt bij dat de keycard niet bij verdachte is aangetroffen. Anders dan de officier van justitie stelt kan het registratiesysteem niet als onomstotelijk bewijs dienen dat verdachte de keycard van [slachtoffer 2] heeft weggenomen, nu het gebruik van de toegangsdeur tot de gesprekskamer tegengesteld is weergegeven. Hierdoor wordt het bewijs ingevuld met vermoedens en dat levert naar de mening van de verdediging onvoldoende overtuiging op dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de vrouw van de begeleiding had geduwd nadat zij hem eerst had geduwd. Verder heeft hij verklaard dat hij bang werd toen [slachtoffer 2] op het alarm van de pieper drukte. Hij heeft de pieper vastgepakt en die van haar riem losgetrokken. Vervolgens heeft hij met de pieper de spreekkamer verlaten.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij als begeleidster werkzaam is bij [slachtoffer 1] op de forensische psychiatrische afdeling in Oostrum, gemeente Venray. Zij verklaarde dat verdachte op 2 april 2011 telefonisch contact mocht hebben met zijn familie. Hiertoe was zij met verdachte in de gesprekskamer aanwezig . Toen zij bezig was met het intoetsen van een telefoonnummer greep verdachte haar plotseling van achteren om haar hals vast. Hij deed dat met zijn arm, om haar in bedwang te houden. Zij hoorde hem zeggen “nou gaan we”. Hierop drukte de aangeefster de alarmknop in van haar pieper. Meteen hierna maakte verdachte groot alarm doordat hij haar pieper los trok van haar riem. Vervolgens zag zij dat verdachte een tafelmes had. Zij zag dat hij dit mes voor haar buik hield. Tussen verdachte en aangeefster ontstond een worsteling. Aangeefster probeerde zich aan de greep van verdachte te onttrekken en is daarbij op de grond gevallen. Toen zij op de grond lag kwam verdachte naar haar toe. Zij had het vermoeden dat hij haar toegangspas wilde pakken zodat hij weg kon komen. Zij heeft hem toen afgeweerd met haar benen, maar verdachte heeft uiteindelijk toch haar toegangspas te pakken gekregen. Zij zag vervolgens dat hij de deur uitliep met haar pasje. Aan deze worsteling heeft zij diverse striemen in haar hals overgehouden.
[getuige 1] is als getuige gehoord over het voorval van 2 april 2011 in Oostrum. Hij verklaarde dat hij als ondersteunend begeleider werkzaam is bij [slachtoffer 1]. Rond 20.10 uur hoorde hij het groot alarm afgaan. Enkele tellen later kwam hij bij de spreekkamer van afdeling 2 aan. Daar zag hij verdachte voor de deur van afdeling 2 naar de tussensluis staan. Hij zag dat zijn collega [getuige 2] de pieper, die van [slachtoffer 2] moest zijn, uit de hand van verdachte greep. Verder zag hij dat aangeefster een flinke schram aan haar hals had.
Verder is [getuige 2] als getuige gehoord over het voorval van 2 april 2011. Hij verklaarde dat rond 20.10 uur groot alarm werd gegeven. Het betrof de spreekkamer van afdeling 2. In de gang aangekomen zag hij verdachte staan en zag hij dat de deur naar de spreekkamer dicht was. Hij zag dat verdachte een pieper in zijn hand had. Verder zag hij door het raam van de spreekkamer dat [slachtoffer 2] in de spreekkamer was. Hierop ontgrendelde hij de deur naar de spreekkamer met zijn keycard en ging de kamer binnen. Hij zag dat [slachtoffer 2] een rode striem op de hals had en dat ze echt bang en geschrokken was.
Enkele dagen na het voorval is de kamer van verdachte doorzocht. Hierbij werd in zijn matras een tafelmes gevonden. [getuige 2] verklaarde dat de FPA op de dag van het voorval pas vier dagen open en in gebruik was, en dat verdachte de eerste bewoner van deze kamer binnen [slachtoffer 1] was.
Op verzoek van de verbalisanten heeft [getuige 2] de werking van de vergrendeling van de deur van de spreekkamer van afdeling 2 door middel van de keycard gedemonstreerd. Hij verklaarde daarbij dat de vergrendeling enkel kan worden geopend door de keycard van een medewerker voor de sensor te houden. De verbalisant merkt naar aanleiding van deze demonstratie van de werking van de vergrendeling, zakelijk weergegeven, het volgende op:
-de deur wordt ontgrendeld indien de card 5 cm of minder van de sensor wordt gehouden;
-deze werking geldt voor de toegang via de gangzijde en de spreekkamerzijde (en is ter plekke gecontroleerd);
-de deur is voorzien van een sluitmechaniek die ervoor zorgt dat de deur altijd automatisch dicht gaat en de vergrendeling in werking treedt.
Op 26 mei 2011 is van [slachtoffer 1] een uitdraai met de registratie van het gebruik van de keycard van [slachtoffer 2] ontvangen. De registratie is hieronder opgenomen, met dien verstande dat volgens getuige [getuige 3], Operationeel Proces Ondersteuner en thans waarnemend teamleider zorgcentrale werkzaam bij [slachtoffer 1], de registratie in het overzicht tegengesteld is weergegeven. Tegengesteld in die zin dat de paslezer aan de gangzijde van de spreekkamer wordt weergegeven alsof het de paslezer aan de spreekkamerzijde betrof en de paslezer aan de spreekkamerzijde werd weergegeven alsof het de paslezer aan de gangzijde betrof.
De door middel van “lees:” gecorrigeerde registratie van het gebruik van de keycard van [slachtoffer 2]:
02-04-2011 20:19:16 FPA2-11.2 0.00 Wnk>Gang
02-04-2011 20:19:27 FPA2-08.2 0.47 Gesprek>Gang lees: Gang>Gesprek
02-04-2011 20:23:57 FPA2-08.1 0.47 Gang>Gesprek lees: Gesprek>Gang
02-04-2011 20:24:01 FPA2-15.1 0.11 Gang>Voorportaal
02-04-2011 20:24:05 FPA2-15.1 0.11 Gang>Voorportaal
De raadsvrouw heeft als verweer aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat hij niet het oogmerk had op de wederrechtelijke toe-eigening en omdat niet onomstotelijk vaststaat dat het verdachte was die de keycard heeft weggenomen.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de pieper van de riem van [slachtoffer 2] heeft getrokken en de spreekkamer vervolgens heeft verlaten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen – ook naar hun uiterlijke verschijningsvormen – zozeer gericht op het wegnemen en als heer en meester beschikken over de pieper dat daarmee vaststaat dat verdachte het oogmerk had op de wederrechtelijke toe-eigening.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de keycard. Dat verdachte de keycard heeft weggenomen blijkt uit het volgende.
Uit het overzicht van het registratiesysteem aangevuld met de verklaring van getuige [getuige 3] leidt de rechtbank af dat de keycard van aangeefster door verdachte is gebruikt om de spreekkamer te verlaten en daarna nog is gebruikt bij de deur van de gang naar het voorportaal (in de getuigenverklaring benoemd als tussensluis), hetgeen ook door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is waargenomen.
Gelet op het registratie overzicht, de aangifte, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] dat verdachte als enige in de gang stond en het feit dat de toegangsdeur van de gesprekkamer zonder de keycard van een medewerker niet kan worden geopend, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die de keycard heeft weggenomen.
7.3.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 april 2011 in de gemeente Venray met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pieper en een Keycard, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het met kracht bij de nek vastgrijpen van die [slachtoffer 2] en daarbij dreigend tonen van een mes aan die [slachtoffer 2] en het duwen van die [slachtoffer 2];
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
Uit de rapportage van de psycholoog F. van Nunen van 5 september 2011 blijkt dat verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het onderzoek naar zijn geestvermogens.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 29 november 2011 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het bewezen verklaarde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, indien het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, bij het bepalen van de strafmaat rekening moet worden gehouden met het volgende. Verdachte heeft zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer. Hij is zwakbegaafd en derhalve vermoedelijk enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Daarnaast heeft verdachte voor dit feit al ruim vijf maanden in voorarrest gezeten en er staat hem nog anderhalf jaar ISD te wachten. Mocht de rechtbank overgaan tot een strafoplegging dan is een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend. Voor zover een hogere strafoplegging gewenst is stelt de raadsvrouw voor om daarnaast een werkstraf op te leggen die in het kader van de ISD ten uitvoer kan worden gelegd.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte was in het kader van een voorwaardelijke ISD opgenomen op de forensische afdeling van [slachtoffer 1], waarbinnen het bewezenverklaarde feit plaatsvond. Verdachte heeft door (licht) geweld toe te passen en het tonen van een tafelmes onder andere de keycard van deze begeleidster afhandig weten te maken. De rechtbank houdt het ervoor dat dit handelen, het afhandig maken van de keycard, is gepleegd met als doel uit de kliniek te ontsnappen. De rechtbank komt tot deze conclusie omdat verdachte een paar weken later daadwerkelijk heeft weten te ontvluchten uit de kliniek. De rechtbank acht het handelen van verdachte ernstig en verwijtbaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij slachtoffers van een delict als het bewezenverklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid kunnen blijven bestaan, waardoor zij in hun professie kunnen worden belemmerd.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit de verschillende reclasseringsrapporten naar voren komt dat verdachte zwakbegaafd is.
Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat, mede naar aanleiding van dit voorval en de latere ontsnapping, de tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijke ISD inmiddels is bevolen. Verdachte heeft in dat kader nog een lange weg te gaan. Het is naar haar oordeel ongewenst dat verdachte na het afmaken van het ISD traject nog een gevangenisstraf zou moeten uitzitten. Alle omstandigheden in aanmerking nemend - zo ook de persoon van verdachte en het enigszins relatief beperkte geweld - acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 310, 312
12.Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 158 dagen;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, W. Brouwer, P.M.S. Dijks, rechters, van wie mr. P.M.S. Dijks voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. de Geus - Grob als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 december 2011.