ECLI:NL:RBROE:2011:BU7303

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/801182/11
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

DNA-onderzoek naar aanleiding van een gewapende overval op een juwelierszaak in Gennep

Op 9 december 2011 heeft de Rechtbank Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een juwelierszaak in Gennep op 19 mei 2011. De overval werd gepleegd door de verdachte en een mededader, waarbij de verdachte een pistool op de juwelier richtte. Tijdens het forensisch onderzoek werden drie bloedsporen veiliggesteld, die later via DNA-onderzoek aan de verdachte konden worden gekoppeld. De rechtbank oordeelde dat de DNA-profielen van de bemonsteringen afkomstig konden zijn van dezelfde man, wat leidde tot een match met het DNA-profiel van de verdachte. De verdediging voerde aan dat het onderzoek naar de bloedsporen niet volledig inzichtelijk was, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de overval bewezen op basis van de DNA-analyses en de camerabeelden van de overval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van € 2.500,- betalen aan de benadeelde partij, de juwelier.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/801182-11
Datum uitspraak: 9 december 2011
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 november 2011.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2011 in de gemeente Gennep tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden en/of horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die sieraden en/of horloges onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het op dreigende wijze richten van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of het (met kracht) tegen een deur duwen (terwijl die [slachtoffer 2] aan de andere zijde van die deur tegen die deur stond);
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 25 november 2011 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek aan de in de juwelierszaak aangetroffen moker, waarop een bloedspoor met DNA is aangetroffen dat matcht met dat van verdachte, niet volledig inzichtelijk is gemaakt. De vraag is te stellen hoe dat bloedspoor is veilig gesteld. Slechts het bloedspoor dat op de moker is aangetroffen is door de NFI databank gehaald. Gelet hierop is slechts bewijsbaar dat er een overval heeft plaatsgevonden. Er is slechts één bewijsmiddel dat wijst naar verdachte, maar daarvoor is een alternatief scenario te schetsen. Het kan naar de mening van de raadsman mogelijk zijn dat het bloed op de steel van de moker daar eerder op heeft gezeten en dat de moker door een ander is gebruikt bij de overval. Dit dient tot vrijspraak te leiden.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Op 19 mei 2011 doet [slachtoffer 1] aangifte van een gewapende overval.
Hij verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 19 mei 2011, omstreeks 10.00 uur bevond ik mij in de juwelierszaak [[adres]], [adres]. Ik hoorde toen meerdere harde klappen en zag op het scherm van de beveiligingscamera dat een ruit van een vitrine kapot was. Ik was in de hal achter de winkel en zag door de geopende deur naar de winkelruimte dat er een man in de winkel stond, die in mijn richting keek. Deze man had een bivakmuts op, droeg zwarte kleding en had een pistool in zijn hand. Ik zag dat de overvaller het pistool op mijn borst richtte. Ik voelde mij ernstig bedreigd en was bang dat hij op mij zou schieten. Ik dook vervolgens achter de muur van de hal weg. Ik zag daarna veel glas op de vloer liggen en dat verschillende vitrines kapot waren. Volgens mij hebben de overvallers in elk geval (briljanten) trouwringen meegenomen. Ik stel de beelden van de camera’s die in de winkel hangen ter beschikking van het politieonderzoek.”
De verbalisant [naam] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 8 juli 2011 bezocht ik in Gennep de Juwelierszaak [slachtoffer 1] om nadere informatie te verkrijgen over de buit van de overvallers van 19 mei 2011. Van de dochter van juwelier [slachtoffer 1] ontving ik foto’s en lijsten van gestolen goederen.”
Bij het hiervoor vermelde proces-verbaal bevinden zich lijsten van gestolen goederen, waarop onder meer is vermeld: “gouden hangers, gouden ringen, gouden colliers, gouden heren- en dameshorloges.”
De verbalisant [naam] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt: “Door aangever [slachtoffer 1] werden de beelden van vier in de juwelierszaak aanwezige bewakingscamera’s ter beschikking gesteld. De beelden werden bekeken en hieruit is onder meer gebleken dat de overval werd gepleegd door twee daders.”
De verbalisant [naam], werkzaam bij de Technische Recherche, Politie Gelderland-Zuid, relateert – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op 19 mei 2011 werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een overval op een juwelierszaak te Gennep, [adres]. Sporen/sporendragers zijn veiliggesteld en in beslag genomen. Deze zijn ingevoerd in het bedrijfsprocessensysteem van de Politie Gelderland-Zuid. De daders verschaften zich de toegang tot de juwelierswinkel door de toegangsdeur en liepen meteen naar de vitrinekasten waar zich de duurdere sieraden bevinden en sloegen daar de ruiten van de deuren van enkele vitrinekasten in. Op de vloer zag ik vele glassplinters. In de zogenaamde trouwhoek, achterin de zaak, zag ik op de vloer een hamer, een zogenaamde vuistmoker. Deze was vermoedelijk door de dader(s) achtergelaten. In de vitrinekasten zag ik op twee ruiten bloeddruppels en in de vitrines zag ik op verschillende plaatsen bloed. De hierna genoemde sporen/sporendragers werden omschreven, gewaarmerkt en veiliggesteld:
-spoor 5639; SIN AABV4144NL, soort: bloed, plaats: in de vitrinekast links;
-spoor 5641; SIN AABV4142NL, soort bloed, plaats: op de ruit van de vitrinekasten (in het midden);
-spoor 5647; soort: gereedschap, type: hamer, plaats: op vloer naast vitrinekasten rechts achter in trouwhoek.
Alle door mij veiliggestelde sporen en sporendragers werden op 19 mei 2011 voor nader onderzoek overgedragen aan de brigadier van politie [naam], technisch rechercheur van de forensische opsporing, technische recherche Limburg Noord.”
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal , waarin de verbalisant [naam], brigadier, van de forensische opsporing, Regio Limburg Noord – zakelijk weergegeven – relateert: “Naar aanleiding van een op 19 mei 2011 gepleegde gewapende overval op een juwelier, [adres], werd diezelfde dag een forensisch onderzoek ingesteld door een medewerker van de Forensische Opsporing te Gelderland-Zuid. De aangetroffen en veiliggestelde sporen werden na forensisch onderzoek door de medewerker van Gelderland-Zuid aan mij overhandigd. In overleg met het FSO werd besloten een drietal sporen bij het NFI te onderwerpen aan de DNA onderzoek. In de winkel werd onder meer een moker en bloed achtergelaten. Van dit celmateriaal dient een DNA-profiel te worden vastgesteld, waarna vergelijking van dit profiel met alle andere in de DNA-databank opgeslagen DNA-profielen dient plaats te vinden.”
Bij het hiervoor vermelde proces-verbaal bevindt zich een sporenbijlage , welke bijlage – zakelijk weergegeven – inhoudt:
“sporenbijlage (ten behoeve van DNA-onderzoek), biologische sporen:
SIN : AABD1958NL
Soort : bloed
Tijdstip veiligstellen : 24/05/2011
Plaats veiligstellen : bloed aangetroffen op steel moker
SIN : AABV4142NL
Soort : bloed
Tijdstip veiligstellen : 19/05/2011
Plaats veiligstellen : ruit vitrinekast midden
SIN : AABV4144NL
Soort : bloed
Tijdstip veiligstellen : 19/05/2011
Plaats veiligstellen : in kast links
Datum aanvraag : 25 mei 2011
Contactpersoon : [naam].”
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal , waarin de verbalisant [naam], vooronderzoeker in dienst van de politie IJsselland, afdeling Forensische Opsporing – zakelijk weergegeven – het volgende relateert: “Op 6 juni 2011 ontving ik van de Forensische Opsporing Limburg-Noord:
-een bemonstering bloed, voorzien van SIN-nummer [AABD1958NL],
-een bemonstering bloed, voorzien van SIN-nummer [AABV4142NL] en
-een bemonstering bloed, voorzien van SIN-nummer [AABV4144NL].
Ik heb genoemde stukken van overtuiging op 9 juni 2011 onderzocht op de aanwezigheid van biologische sporen. De buizen met bemonsteringen [AABD1958NL], [AABV4142NL] en [AABV4144NL] zijn overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag voor verder onderzoek.”
In het dossier bevindt zich een rapport “DNA-onderzoek naar aanleiding van een gewapende overval gepleegd in Gennep op 19 mei 2011” d.d. 29 juni 2011, zaaknummer 2011.06.07.091. Dit rapport houdt onder meer het navolgende in:
Zaakgegevens:
Datum aanvraag : 25 mei 2011
Politie registratienummer : PL236E 2011046210-18
Contactpersoon : [naam]
Benadeelde : juwelier aan de [adres]
Bijlage : DNA-profielcluster 17546
Verkregen informatie:
-de aanvraag onderzoek van de regiopolitie Limburg-Noord van 25 mei 2011;
-het proces-verbaal vooronderzoek forensische opsporing Politie IJsselland met FO-zaaknummer PL236E 2011046210 van 9 juni 2011.
DNA-onderzoek:
De bemonsteringen met bloed AABD1958NL#01, AABV4142NL#01 en AABV4144#01 zijn onderworpen aan een DNA onderzoek.
Resultaten:
Van het DNA in de bemonsteringen met bloed AABD1958NL#01, AABV4142NL#01 en AABV4144#01 zijn DNA-profielen verkregen die met elkaar zijn vergeleken.
Interpretatie en conclusie:
Van het DNA in de bemonsteringen met bloed AABD1958NL#01, AABV4142NL#01 en AABV4144#01 zijn met elkaar matchende DNA-profielen verkregen van een man. Dit betekent dat het bloed in deze bemonsteringen afkomstig kan zijn van dezelfde onbekende man (man A).
DNA-databank:
Het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering AABD1958NL#01 (in de ‘interpretatie en conclusie’ gekoppeld aan onbekende man A) is op 21 juni 2011 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte]. Dit betekent dat het bloed in de bemonstering AABD1958NL#01 afkomstig kan zijn van [verdachte]. Bovenstaande match met het DNA-profiel van [verdachte] betekent bovendien dat het bloed in de bemonsteringen AABV4142NL#01 en AABV4144#01 eveneens afkomstig kan zijn van [verdachte]. De berekende frequenties van de DNA-profielen van het bloed in de bemonsteringenAABD1958NL#01, AABV4142NL#01 en AABV4144#01 zijn kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard. De matchende DNA-profielen van [verdachte] en van het bloed in de bemonstering AABD1958NL#01 zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 17546.
Als bijlage bij voormeld rapport van het NFI is gevoegd “DNA-profielcluster 17546” , waarin onder meer het navolgende is vermeld:
NFI-zaaknummer : 2011.06.07.091
Omschrijving onderzoeksmateriaal : bemonstering met bloed
DNA-identiteitszegel : AABD1958NL#01
Delict : gewapende overval
Kenmerk aanvrager : PL236E 2011046210-18
NFI-zaaknummer : 2009.04.21.180
Omschrijving onderzoeksmateriaal : een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte], geboren op [datum]
DNA-identiteitszegel : RHU322.
Met betrekking tot de stelling van de verdediging dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe het onderzoek naar de in de juwelierszaak aangetroffen moker is verlopen overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank constateert, zoals door de raadsman is aangegeven, dat inderdaad niet duidelijk is op welk moment en door wie het bloed van de steel van de moker is bemonsterd. Wel staat vast dat de moker op 19 mei 2011 in de juwelierszaak in beslag is genomen. De verbalisant [naam] relateert dat alle sporen in de juwelierszaak zijn veiliggesteld en dat deze alle zijn overgedragen aan verbalisant [naam]. Verbalisant [naam] relateert dat de bloedsporen AABV4142NL en AABV4144NL, die zijn aangetroffen in de vitrinekasten, op 19 mei 2011 zijn veiliggesteld. Het bloedspoor AABD1958NL, dat is aangetroffen op de steel van de moker, is op 24 mei 2011 veiliggesteld. De aanvraag van het DNA-onderzoek is op 25 mei 2011 gedaan. Uit het rapport van het NFI blijkt dat de DNA-profielen van de bloedsporen AABV4142NL, AABV4144NL en AABD1958NL met elkaar zijn vergeleken en dat deze bemonsteringen afkomstig kunnen zijn van dezelfde man. Het NFI heeft aangegeven dat de berekende frequenties van de DNA-profielen van het bloed in de bemonsteringen AABD1958NL#01, AABV4142NL#01 en AABV4144#01 kleiner zijn dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de 3 sporen afkomstig zijn van één en dezelfde man. Vervolgens is het spoor AABD1958NL vergeleken met de zich in de DNA-databank bevindende profielen. Dat dit spoor is vergeleken is slechts willekeurig te noemen, aangezien, zoals vermeld, dit spoor is vergeleken met de sporen AABV4142NL en AABV4144NL, waarbij gebleken is dat de 3 sporen afkomstig zijn van dezelfde man. Uit een brief d.d. 23 november 2011 van de officier van justitie aan de raadsman blijkt dat het gaat om volledige DNA-profielen, waarbij geen aanwijzing is verkregen voor de aanwezigheid van bloed en/of celmateriaal van meer dan één persoon, met andere woorden er is geen sprake van mengprofielen. Bij vergelijking van spoor AABD1958NL#01 met de in de DNA-databank voor strafzaken aanwezige DNA-profielen is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het aangetroffen bloed op het glas van de vitrinekasten èn het aangetroffen bloed op de steel van de moker van verdachte afkomstig is geweest. Dat het spoor op de moker pas later is vastgesteld doet daaraan niet af. Hieruit volgt dat verdachte, blijkens de camerabeelden samen met een ander, de overval op de juwelierszaak heeft gepleegd.
De conclusie van de rechtbank dat het verdachte is die – tezamen met een ander – de overval heeft gepleegd berust wat betreft de betrokkenheid van verdachte uitsluitend op de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek. Zo een onderzoek biedt een grote mate van zekerheid bij de identificatie van lichaamsmateriaal. Hoewel DNA-bewijs – zeker indien de betrokkenheid van een verdachte uitsluitend daarop berust – altijd moet worden bezien in de context van de omstandigheden van het geval, is er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding tot nader onderzoek naar de identificatie of de wijze waarop de bloedsporen terecht zijn gekomen op de moker dan wel in of op de vitrinekasten.
De verdediging heeft als alternatief scenario geopperd dat het mogelijk is dat het bloed op de steel van de moker er al vóór de overval op zat en dat de moker door een ander dan verdachte is gebruikt. Nog afgezien van het gegeven dat die stelling op geen enkele wijze is onderbouwd, acht de rechtbank die stelling onwaarschijnlijk. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de moker die is gebruikt bij de overval – voor zover hij weet – nooit heeft gebruikt en in zijn bezit heeft gehad. Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij na ging denken over de vraag hoe zijn bloedsporen terecht waren gekomen bij de overval en dat hij hoopte dat hij er nog een verklaring voor zou kunnen vinden. Verdachte heeft tevens verklaard dat er verschillende scenario’s voor de aanwezigheid van zijn bloed te bedenken waren, maar dat hij er geen kon opnoemen en ook geen verklaring kon geven voor de aanwezigheid van zijn bloed. Ook ter terechtzitting heeft verdachte geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn bloed en heeft hij evenmin verklaard dat hij dan wel zijn bloed ooit op enigerlei wijze in aanraking is gekomen met de moker die bij de overval is gebruikt. Tot slot matchen behalve het bloedspoor op de moker ook de bloedsporen op en in de vitrinekasten met het DNA-profiel van verdachte en heeft de raadsman noch verdachte voor de aanwezigheid van die bloedsporen een (begin van een) plausibele verklaring naar voren gebracht. Gelet op het bovenstaande wordt het verweer van de raadsman verworpen.
7.3.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 mei 2011 in de gemeente Gennep tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en horloges, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededader die sieraden en horloges onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het op dreigende wijze richten van een pistool op die [slachtoffer 1].
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Met name het geweld jegens [slachtoffer 2] acht de rechtbank niet bewezen, aangezien zij het met kracht tegen een deur duwen onvoldoende vindt om te spreken van geweld jegens de achter die deur staande persoon. Verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 25 november 2011 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 40 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde – kort gezegd – reclasseringstoezicht met deelname aan gedragsinterventies. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, waarbij tevens de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat het de vraag is of verdachte, gelet op de huidige V.I. regeling beter af is met een gedeeltelijk voorwaardelijke vrijheidsstraf. De raadsman acht – bij bewezenverklaring – een gevangenisstraf van maximaal 24 maanden meer recht doen aan dit feit en deze verdachte. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Bewezen verklaard is – kort gezegd – een gewapende overval op een juwelierszaak.
Bij deze overval zijn verdachte en zijn mededader overrompelend en brutaal te werk gegaan.
Verdachte en zijn mededader zijn de zaak binnengekomen met bivakmutsen op. Eén van hen richtte een pistool op [slachtoffer 1], die zich hierdoor zeer ernstig bedreigd voelde en bang was dat er op hem geschoten zou worden. Hij is weggedoken. De verdachten hebben in de juwelierszaak bijzonder veel vernielingen aangericht door met een moker het glas van de vitrinekasten kapot te slaan. Er zijn veel sieraden en horloges buitgemaakt. Dit heeft de juwelier zeer veel schade opgeleverd.
Deze handelwijze van verdachte en zijn mededader is voor het slachtoffer en de overige medewerkers in de zaak zeer beangstigend geweest. Het slachtoffer is ernstig in zijn veiligheidsgevoelens aangetast en hiervan kan hij gedurende lange tijd nadelige gevolgen ondervinden. Dit geldt eveneens voor de overige aanwezigen in de juwelierszaak. De rechtbank acht in deze sprake van een bijzonder ernstig feit, waardoor ook het gevoel van veiligheid in de samenleving is aangetast. Dergelijk handelen, dat niet alleen voor het slachtoffer, maar ook voor de rechtsorde een zeer schokkend karakter draagt, rechtvaardigt zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur. Daarnaast zal de rechtbank een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen, waarmede de strafoplegging dienstbaar wordt gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank tevens rekening houden met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld wegens (gekwalificeerde) diefstal. Voor de rechtbank weegt het feit dat verdachte, die op 12 mei 2011 door de rechtbank te ’s-Hertogenbosch is veroordeeld, reeds één week hierna deze overval heeft gepleegd, bijzonder zwaar mee bij de strafoplegging. Daarenboven blijkt dat verdachte kort daarvoor uit een eerdere detentie op vrije voeten is gekomen. Voorts liep verdachte nog in een proeftijd van 270 dagen jeugddetentie ter zake poging tot afpersing in vereniging en medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld, welke bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 8 oktober 2010 voor één jaar is verlengd. Tenslotte houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de nog jeugdige verdachte, zoals die zijn gebleken uit het reclasseringsrapport en het onderzoek ter terechtzitting.
10.4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] wonende te [adres], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het ten laste gelegde feit
geleden materiële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 2.500,--, gesteld en wil die schade vergoed krijgen. Dit betreft het eigen risico dat hij heeft bij zijn verzekeraar.
Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 2.500,--.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2.500,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 35 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 310, 312.
12.Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij van € 2.500,--;
veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres], [adres], te betalen een bedrag van
€ 2.500,--;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 2500,00 subsidiair 35 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], wonende te [adres], Zandstraat 48, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,-- ten behoeve van voornoemd slachtoffer, daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. M.B.T.G. Steeghs, W. Brouwer en P.M.S. Dijks, rechters, van wie mr. W. Brouwer voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 9 december 2011.
Mrs. M.B.T.G. Steeghs en P.M.S. Dijks zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.