ECLI:NL:RBROE:2011:BU5841
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier Dassen
- K.M.A.W. Kusters van Mulken
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot leges voor bouwvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 25 augustus 2011 een tussenuitspraak gedaan over de overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), is aangevangen op 2 mei 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Venray, te laat heeft beslist op het bezwaar van eiser, waardoor er sprake is van een termijnoverschrijding van bijna vier jaar. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Hoge Raad, die aangeven dat een termijn van anderhalf jaar voor de rechtbank geldt om uitspraak te doen na de indiening van het beroepschrift.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van het bezwaar door verweerder niet binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, aangezien de uitspraak op bezwaar pas op 21 augustus 2009 is gedaan, terwijl de redelijke termijn al op 2 mei 2005 was aangevangen. Dit resulteert in een overschrijding van de redelijke termijn van vier jaar. De rechtbank heeft ook de termijnoverschrijding in eerste aanleg beoordeeld en vastgesteld dat deze zes maanden bedraagt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de schadevergoeding voor deze periode van overlapping gelijkelijk moet worden verdeeld tussen verweerder en de Staat.
De zaak betreft een geschil over de leges die aan eiser zijn opgelegd voor een bouwvergunning. Eiser heeft aangevoerd dat zijn bezwaarschrift niet correct is behandeld en dat hij niet is uitgenodigd voor een hoorzitting. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in redelijkheid van het horen van eiser heeft kunnen afzien, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft de zaak heropend om de Staat als mogelijke schadeplichtige partij in de gelegenheid te stellen om zich uit te laten over de termijnoverschrijding.