ECLI:NL:RBROE:2011:BT8426

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
12 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860361-11 en 04/856434-11
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid volgen auto zonder concreet vermoeden van enig strafbaar feit; leugenachtige verklaringen leiden tot bewijs voor samenwerking en wetenschap met betrekking tot vervoer van hennep

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond op 12 oktober 2011, stonden de verdachten terecht voor het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennep, alsook voor het onrechtmatig verkrijgen van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 juni 2011 in Venlo, samen met een ander, opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 10.480 gram hennep heeft vervoerd. De politie had de verdachte en zijn medeverdachte gevolgd op basis van hun gedrag en de context van eerdere meldingen over drugshandel in de omgeving. Tijdens de achtervolging werden verdachte en zijn medeverdachte aangehouden, waarbij in hun voertuigen aanzienlijke hoeveelheden hennep en contant geld werden aangetroffen.

De verdediging voerde aan dat de politie onrechtmatig had gehandeld door de meterkast te openen zonder toestemming, wat leidde tot onrechtmatig verkregen bewijs. De rechtbank oordeelde dat de opening van de meterkast door een medewerker van Enexis, op verzoek van de politie, als een doorzoeking moest worden beschouwd. Aangezien hiervoor geen toestemming was verleend, werd dit bewijs uitgesloten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de tweede zaak, wat leidde tot vrijspraak voor dat onderdeel.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en bepaalde een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden de in beslag genomen goederen, waaronder geld en een auto, verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de grote hoeveelheid hennep en de risico's voor de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/860361-11
Parketnummer: 04/856434/11
Datum uitspraak: 12 oktober 2011
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de ter terechtzitting gevoegde zaken tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentie adres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 28 september 2011.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake
in de zaak met parketnummer 04/860361-11 dat
hij op of omstreeks 18 juni 2011 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 10480 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 3 Opiumwet)
en in de zaak met parketnummer 04/856434-11 dat:
hij op of omstreeks 18 juni 2011 te Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Enexis B.V. heeft bewogen tot de afgifte van electriciteit, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een magneet op de meter aangebracht, waardoor Enexis B.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
(artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 september 2011 gevorderd dat
het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
7.2.Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 04/856434/11 is ten laste gelegd. In het bijzonder acht de rechtbank de wijze waarop tot bewijsvergaring is gekomen onrechtmatig.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Door de verdediging is aangevoerd dat het openen van de (elektriciteit)meterkast is geschied door een medewerker van Enexis, doch dat zulks niet kan worden aangemerkt als een handelen in het kader van zoekend rondkijken. Deze medewerker heeft deze kast geopend op verzoek en met medewerking van de politie. Onder die omstandigheden moet het openen van de kast worden gezien als een doorzoeking. Nu voor deze doorzoeking geen toestemming was verleend, is deze onrechtmatig geweest en zijn de resultaten van die doorzoeking onrechtmatig verkregen en dienen zij te worden uitgesloten van het bewijs.
Naar het oordeel van de verdediging resteert er dan geen dan wel onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te kunnen komen, zodat vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het door de raadsman gestelde dat in het onderhavige geval de meterkast is geopend. Een – doorsnee - meterkast is niet aan te merken als een vertrek en aldus is er sprake geweest van het openen van een kast en daarmee van een doorzoeking.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel is dat het openen van de onderhavige meterkast is geschied door een medewerker van Enexis en dat deze medewerker deze kast heeft geopend in het kader van een door de politie verricht onderzoek. Dit betekent dat er geen sprake is van een eigen optreden van een burger, in casu de medewerker van Enexis, maar van een optreden van een burger op verzoek van de politie. In dit laatste geval dient voldaan te worden aan alle vereisten verbonden aan een doorzoeking.
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat niet voldaan is aan alle vereisten verbonden aan een doorzoeking, zodat de doorzoeking onrechtmatig is geweest en de resultaten van de doorzoeking op onrechtmatige wijze zijn verkregen. Daarom zal de rechtbank de op onrechtmatig wijze verkregen resultaten uitsluiten van het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige vormverzuim niet meer kan worden hersteld, daarbij rekening houdend met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. De rechtbank acht de overig aanwezige bewijsmiddelen onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdachte moet daarom van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
7.3.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 04/860361-11 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
- Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer verklaard dat het pand [adres] in de gemeente Venlo zijn eigendom is en dat het in de door hem bestuurde BMW personenauto aangetroffen geld van hem is.
- In het proces-verbaal van bevindingen relateren de verbalisanten Smets, Clabbers, Keizers, Bertjens en Op het Veld dat zij op zaterdag 18 juni 2011 belast waren met de gecoördineerde aanpak van de aan drugs gerelateerde overlast in het kader van project Hektor. Die dag omstreeks 15.00 uur zagen Smets en Op het Veld een zwarte BMW 5-serie, waarin twee mannen zaten, rijden te Blerick. Clabbers had hierna telefonisch contact opgenomen met de [naam] in Viersen en de Duitse collega vertelde dat het adres van de kentekenhouder op ongeveer 7 uur rijden van Venlo is gelegen. De kentekenhouder bleek te zijn [naam], geboren op [geboortedatum]. Het was de verbalisanten bekend dat [naam] een Vietnamese familienaam is en het is verbalisanten uit eigen ervaring bekend dat deze familienaam in verband kan worden gebracht met hennepteelt in en rondom Venlo. Het is de verbalisanten bekend dat er veelvuldig Duitse toeristen naar Venlo komen voor het
bezoeken van een gedoogde coffeeshop dan wel voor de aankoop van verdovende middelen in het illegale circuit. Uit ervaring is het de verbalisanten bekend dat vooral de Duitse toeristen die van grote afstand naar Venlo afreizen grotere hoeveelheden verdovende middelen afnemen en zodoende zijn aangewezen op het illegale circuit. Smets en Op het Veld zagen dat de BMW op een parkeerplaats ter hoogte van de [adres] te Venlo werd geparkeerd. Vervolgens zagen Smets en Op het Veld dat twee mannen - die uit de richting van de BMW kwamen - de achtertuin van de woning [adres] te Blerick inliepen. Uit bevraging van het politiesysteem Basis Voorziening Handhaving bleek dat op dit adres een aandachtsvestiging was vermeld in verband met de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij. Smets zag dat er op genoemde parkeerplaats tevens een zwarte Audi A3 met Duits exportkenteken geparkeerd stond.
Even later zagen Smets en Op het Veld dat de eerder genoemde twee mannen de achtertuin uitkwamen, dat beide mannen naar de achterzijde van de Audi liepen en dat door één van de mannen een lichtblauwe vuilniszak in de kofferbak van genoemde Audi werd gebracht. Vervolgens zagen ze dat de personen als bestuurder in voornoemde BMW en Audi stapten en dat de Duitse BMW van de parkeerplaats wegreed, gevolgd door de Duitse Audi. Verbalisanten achtervolgden vervolgens de auto’s. Bertjens zag dat de Audi de parkeerplaats van een sportschool, adres [adres] te Venlo, opreed, waarna hij uit het zicht verdween. Bertjens zag dat de BMW werd geparkeerd in een parkeervak op de Hendrikxstraat te Venlo, waarna de bestuurder de parkeerplaats van genoemde sportschool opliep en uit het zicht verdween. Het is Smets ambtshalve bekend dat de eigenaar van de sportschool in het verleden betrokken is geweest bij drugshandel. Vervolgens zagen verbalisanten dat de Audi aan de achterzijde van de sportschool geparkeerd stond en dat de bestuurders van de Audi en BMW stonden te praten met de eigenaar van de sportschool.
Verbalisanten hadden, gezien alle genoemde omstandigheden, het ernstige vermoeden dat er verdovende middelen aanwezig zouden zijn in de Audi en zij hielden de bestuurder van de Audi, naar later bleek verdachte [medeverdachte], aan. Tevens werd de bestuurder van de BMW, naar later bleek verdachte [verdachte], aangehouden. Smets zag kort voordat hij [medeverdachte] staande hield, dat [verdachte] een sleutelbos onder een geparkeerde auto gooide. In de kofferbak van de Audi zag Smets op een openstaande grote zwarte sporttas een lichtblauwe vuilniszak liggen en in de sporttas zilverkleurige sealbags en rook Smets een sterke hennepgeur. In de Audi werden in de zwarte sporttas drie sealbags met respectievelijk 3020 gram (netto), 3200 gram (netto) en 2880 gram (netto) en in de lichtblauwe vuilniszak één sealbag inhoudende 1380 gram (netto) gedroogde henneptoppen aangetroffen. Voornoemde sealbags en voornoemde Audi en BMW werden vervolgens in beslag genomen.
Clabbers en Brentjens onderzochten de Duitse BMW en in de kofferruimte troffen zij
7 assimilatielampen, 1 bord met voorschakelapparatuur en een spuitbus met wortel-groeimiddel aan. Tevens troffen zij in een plastic zak 200 bankbiljetten van € 50,00 aan.
- De politie relateert dat de in beslaggenomen verdovende middelen nader zijn onderzocht. De aangeboden partij bestond uit 3020 gram (netto), 3200 gram (netto), 2880 gram (netto) en 1380 gram (netto) gedroogde plantendelen. Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werden monsters genomen en elk monster werd getest conform het gestelde in de ‘Forensisch technische norm 120.02’, waarbij gebruikt werd gemaakt van de MMC-test.
De testen gaven een positieve reactie, indicatie voor THC, zijnde een werkzame stof in
hennep en hasjiesj, vermeld op Lijst II van de Opiumwet.
- De politie is op 18 juni 2011 te 16.52 uur de woning [adres] te Venlo binnengetreden en trof op de tafel in de woonkamer een zakje met 17 gram hennep aan.
- Tegenover de politie heeft de gelijktijdig met verdachte aangehouden [medeverdachte] verklaard dat de in de Audi aangetroffen zak in de auto is gestopt en dat hij hierna met de auto naar een adres moest rijden wat hij vervolgens ook heeft gedaan.
De raadsman heeft als verweer aangevoerd dat er geen redelijke verdenking was om de door verdachte bestuurde auto te volgen. Het volgen van een auto enkel omdat deze uit een op een relatief grote afstand gelegen stad komt, kan geen redelijke verdenking ter zake van overtreding van de Opiumwet opleveren. Daarnaast had de politie bij de verdenking van overtreding van de Opiumwet niet de aandachtsvestiging van het pand [adres] mogen betrekken nu deze al een half jaar oud is.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat er geen rechtsregel is, behalve de hier niet van toepassing zijnde stelselmatige observatie, inhoudende dat de politie een personenauto slechts mag volgen indien er een vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit is dan wel dat de bestuurder van die auto een bepaald (rij)gedrag vertoont. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat in de onderhavige zaak de politie een BMW met een kenteken uit een ver van de gemeente Venlo afgelegen locatie signaleert terwijl het ambtshalve bekend is dat drugstoeristen vanuit ver van Venlo gelegen locaties vaak grotere hoeveelheden verdovende middelen halen.
Vervolgens ziet de politie dat die personenauto vlak bij de woning [adres] nummer [nummer] te Venlo stopt. Het is de politie ambtshalve bekend dat op die woning een aandachtsvestiging is in verband met de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij.
Er gaan twee personen vanaf die BWM de achtertuin van deze woning binnen. Kort hierna komen eerder genoemde personen uit de achtertuin van voornoemde woning en een van hen zet een gevulde blauwkleurige zak in de achterbak van een Audi A3. Hierna stapt één van de personen in de Audi en de ander in de BMW en rijden zij, elkaar volgend, weg waarna de politie beide auto’s achtervolgt. Dit maakt dat het volgen op zich niet onrechtmatig is.
Het verweer van de verdediging dat deze aandachtsvestiging niet bij de verdenking had mogen worden betrokken omdat deze van een half jaar is, verwerpt de rechtbank van oordeel zijnde dat een half jaar een zodanige beperkte periode is dat de aandachtsvestiging nog voldoende rechtskracht heeft.
Voorzover de verdediging heeft willen betogen dat de bevinding van de politie dat in de Audi A3 een blauwe vuilniszak werd gelegd, niet mag worden meegenomen bij de feiten waarop het redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van Opiumwet is gebaseerd, omdat deze constatering slechts door één verbalisant is gedaan, is de rechtbank van oordeel dat het daarover opgemaakt proces-verbaal politie is opgemaakt op ambtseed en dus als volwaardig bewijsmiddel kan worden gebruikt.
De verweren van de raadsman worden derhalve verworpen.
De raadsman heeft verder als verweer aangevoerd dat de politie te vroeg een onderzoek in de Audi A3 heeft ingesteld omdat naar de mening van de verdediging op het moment van onderzoek de politie niet bekend was dan wel redelijkerwijs kon vermoeden dat in die auto middelen als bedoeld in lijst I of II aanwezig waren. De raadsman concludeert dat er sprake is van schending van artikel 9 van de Opiumwet en dat de resultaten van dat onderzoek dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt daaromtrent dat uit de vorenvermelde bewijsmiddelen het navolgende is gebleken.
Medeverdachte [medeverdachte] is met een Audi A3 op 18 juni 2011 naar Venlo gekomen. Op 18 juni 2011 omstreeks 15.05 uur is op een parkeerplaats in de buurt van de [adres] te Venlo deze Audi A3. De politie neemt waar dat op deze parkeerplaats een BMW met een Duits kenteken wordt geparkeerd en dat even later twee personen komend uit de richting van die BMW de achtertuin die bij de woning [adres] te Venlo behoort, binnengaan. Op die woning is een aandachtsvestiging ter zake van de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij en in die woning wordt op 18 juni 2011 omstreeks 16.52 uur een kleine hoeveelheid hennep aangetroffen. Omstreeks 15.20 uur komen eerder genoemde mannen uit de achtertuin van voornoemde woning en één van hen zet een gevulde blauwkleurige zak in de achterbak van voornoemde Audi 3. Hierna stapt één van de personen, die later medeverdachte [medeverdachte] bleek te zijn, in de Audi en de ander, die later verdachte [verdachte] bleek te zijn, in de BMW en zij rijden weg. Kort hierna worden de personenauto’s tot stilstand gebracht en ziet de politie dat de bestuurders van de personenauto’s met een persoon bij een sportschool staan te praten. De politie herkent deze man als een persoon die in het verleden bij drugshandel is betrokken geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank kon bij de politie op grond van het in de Audi leggen van een vuilniszak die afkomstig is uit de achtertuin behorende bij een woning met een aandachtsvestiging ter zake van een hennepkwekerij en het gesprek met een persoon die in het verleden betrokken is geweest bij de drugshandel, het redelijk vermoeden ontstaan dat zich in die auto middelen als vermeld op de Lijsten I en II bevonden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verbalisanten op dat moment dan ook terecht tot een onderzoek in de auto kunnen overgaan en is er derhalve niet gehandeld in strijd met artikel 9 van de Opiumwet. De resultaten van dit onderzoek dienen dan ook niet te worden uitgesloten van het bewijs en het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat verdachte niet wist dat er in de achterbak van de Audi hennep lag en evenmin blijkt uit feiten en omstandigheden dat verdachte betrokken is bij het vervoeren van hennep. Gelet hierop kan niet worden bewezen dat verdachte hennep opzettelijk heeft vervoerd dan wel voorhanden heeft gehad.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] kennelijk liegt over de drugsgerelateerde plaatsen waar hij is geweest en de contacten die hij heeft gehad. Zo ontkent hij in de woning aan de [adres] te zijn geweest en hij ontkent medeverdachte [medeverdachte] te kennen. Dit is in strijd met de waarnemingen van de verbalisanten. Dezen hebben verdachte tezamen met [verdachte] uit de tuin van genoemde woning zien komen. Zij hebben hen beiden bij de achterbak van de Audi gezien. Zij zagen dat daarin in elk geval een blauwe plastic zak werd geplaatst. Later troffen zij verdachte aan bij de sportschool in gesprek met [medeverdachte]. Dat verdachte hier kennelijk over liegt, kan geen andere bedoeling hebben dan het bemantelen van de waarheid, te weten het transporteren van hennep. Voorts blijkt de inhoud van de plastic zak overeen te komen met de inhoud van de weekendtas. Het gaat om hennep verpakt in aluminium sealbags. Deze wijze van verpakken is naar het oordeel van de rechtbank zo irregulier dat het niet anders kan zijn dan dat de pakketten deel uitmaken van een en dezelfde partij hennep.
Nadat beide bestuurders door de politie zijn aangehouden, worden de door hen bestuurde auto’s onderzocht en worden in de Audi vier gelijkuitziende sealbags met hennepplanten met een totaal nettogewicht van ongeveer 10 kilogram (1 in de vuilniszak en 3 in de sporttas) en in de BMW een relatief grote hoeveelheid geld en voorwerpen die gebruikt (kunnen) worden voor de hennepteelt aangetroffen. De politie relateert dat zij in de achterbak van de Audi een sterke hennepgeur waarnam en dat zij zag dat verdachte een sleutelbos met daaraan de autosleutel van de BMW onder een geparkeerde auto gooide. De rechtbank beschouwt die handeling als het willen voorkomen dat de politie kon waarnemen dat er voor de hennepteelt geëigende voorwerpen in de BMW aanwezig waren alsmede het geldbedrag van € 10.000,00 dat samen met bescheiden gericht aan verdachte in een plastic zak zat. Over de herkomst van dat geldbedrag heeft verdachte verschillende wisselende verklaringen afgelegd. Waar hij in eerste instantie zegt dat het geld niet van hem is, zegt hij later dat het geld van hem is: een deel zou afgehaald zijn van zijn bank, een ander deel is van zijn bedrijf en weer een nader deel zou verdachte in een casino hebben gewonnen.
Ter terechtzitting heeft verdachte tenslotte verklaard dat het geld van hem en van een vriend van hem was.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte contacten onderhoudt met personen die zich bezighouden dan wel hebben bezig gehouden met de handel in drugs. Verdachte komt samen met een ander uit de achtertuin van een woning in welke woning kort daarna hennep wordt aangetroffen. Eén van hen heeft een blauwe vuilniszak, in welke zak later hennep wordt aangetroffen, bij zich. De kofferbak waarin zich later deze zak bevindt, ruikt duidelijk naar hennep. Vast staat dat verdachte zich bij de geopende kofferbak heeft bevonden in aanwezigheid van tenminste de blauwe zak en dat de blauwe zak is aangetroffen bovenop de sporttas die er stond. Verdachte moet dus hebben geweten dat in deze vuilniszak verdovende middelen aanwezig waren.
7.4.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 04/860361-11 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 juni 2011 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 10480 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar
8.2.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en maatregel
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 28 september 2011 met betrekking tot de op te leggen hoofd- en bijkomende straf gevorderd dat verdachte ter zake van beide ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 10 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de op te leggen straf aangevoerd dat een straf voor de duur gelijk aan het voorarrest geïndiceerd is.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard het samen met een ander vervoeren van een hoeveelheid van ruim 10 kilogram hennep. Gelet op de hoeveelheid hennep die werd vervoerd, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dat deze hennep bestemd was voor de handel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het huidige THC-gehalte, de werkzame stof in hennep, zodanig hoog is dat bij het regelmatig gebruiken van hennep, van ook kleine hoeveelheden, blijvende schade aan de hersenen van de gebruiker van hennep kan worden toegebracht. Om deze reden beschouwt de rechtbank het vervoeren van een grote hoeveelheid in de zin van artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet een ernstig feit, welk feit zwaar dient te worden bestraft. Een substantiële vrijheidsstraf acht de rechtbank daarom geïndiceerd.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank echter ook rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 1 september niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf met een onvoorwaardelijk deel. Met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht, anderzijds wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat in de eis van de officier van justitie de ernst van het bewezen verklaarde handelen in strijd met de Opiumwet onvoldoende tot uitdrukking komt, zodat de rechtbank een zwaardere straf dan door de officier van justitie geeïst zal opleggen.
10.4.Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 200 biljetten van 50,-- en 1x80 en 1x120 aan biljetten en 1 personenauto, kenteken LDSCD568, merk BMW, type 530d, kleur zwart, dienen te worden verbeurdverklaard.
Genoemde bankbiljetten zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Ten aanzien van de herkomst van deze bankbiljetten heeft verdachte driemaal verschillend verklaard. Omdat verdachte geen eenduidige verklaring over de herkomst heeft kunnen geven, gaat de rechtbank er vanuit dat deze bankbiljetten aan verdachte toebehoren en ze geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit zijn verkregen. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat verdachte door het weggooien van de door hem bestuurde autosleutels heeft willen voorkomen dat de politie kon waarnemen dat er voor de hennepteelt geëigende voorwerpen in de door hem bestuurde personenauto aanwezig waren. Uit de aanwezigheid van deze voorwerpen en de aanwezigheid van hennep in de woning [adres] te Venlo, welke woning eigendom is van verdachte, leidt de rechtbank af dat verdachte betrokken is bij de handel van hennep. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel van hennep veel geld wordt verdiend en dat dit geld contant en in het bezit is bij degene die het heeft verdiend.
Genoemde personenauto is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met behulp van dat voorwerp het feit is begaan.
10.5.Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten
9 assimilatielamp, SYLVANIA grolux, 600w,
1 schakelpaneel,
1 schakelbord met voorschakelapparaat met 14 stroomgroep,
1 voedingsvloeistof, ZWAAN, betreft een roots excelurator,
1 schakel, kleur crème, DAIMOND, betreft een fancontroller,
1 een ventilatiepijp, kleur zilver,
1,6 gram hennep, (henneptoppen),
dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Genoemde voorwerpen die de rechtbank beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien genoemde voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, terwijl die voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het misdrijf waarvan hij wordt verdacht zijn aangetroffen en kunnen dienen tot de voorbereiding van soortgelijke misdrijven.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 33b, 36b, 36c, 36d, 47, 91.
Opiumwet art. 3, 11.
12.Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 04/856434/11 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 04/860361-11 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van twaalf maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf vijf maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart verbeurd:
200 biljetten van 50,-- en 1x80 en 1x120 aan biljetten,
1 personenauto, kenteken LDSCD568, merk BMW, type 530d, kleur zwart;
onttrekt aan het verkeer:
9 assimilatielamp, SYLVANIA grolux, 600w,
1 schakelpaneel,
1 schakelbord met voorschakelapparaat met 14 stroomgroep,
1 voedingsvloeistof, ZWAAN, betreft een roots excelurator,
1 schakel, kleur crème, DAIMOND, betreft een fancontroller,
1 een ventilatiepijp, kleur zilver,
1,6 gram hennep (henneptoppen).
Vonnis gewezen door mrs. V.P. van Deventer, P.M.S. Dijks en W.A.H.J. Poppeliers,
rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van
J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de
rechtbank op 12 oktober 2011.