ECLI:NL:RBROE:2011:BR5522

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106983 / HA ZA 11-146
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.C.M. Bomans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door aanbouw en vensters in burenrelatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond, vorderde eiser, een ondernemer die in het pand naast gedaagde woont, dat gedaagde zou worden veroordeeld tot het afbreken of wijzigen van een aanbouw en het plaatsen van vaste vensters met melkglas. Eiser stelde dat de aanbouw onrechtmatige hinder veroorzaakte op het gebied van esthetiek, privacy en veiligheid, en dat de vensters in de aanbouw inbreuk maakten op zijn privacy. De rechtbank heeft de procedure op 17 augustus 2011 behandeld, waarbij de partijen als buren in een geschil over de aanbouw en de vensters stonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanbouw van gedaagde, die was gerealiseerd na het verkrijgen van een bouwvergunning, niet zonder meer onrechtmatig was, ook al zou deze mogelijk in strijd zijn met de bouwvergunning. De rechtbank oordeelde dat de esthetische uitstraling van de aanbouw niet zodanig was dat deze als onrechtmatig moest worden beschouwd. Wat betreft de vensters, die uitzicht boden op het woonterras van eiser, oordeelde de rechtbank dat de afplakfolie onvoldoende was om te voldoen aan de eisen van artikel 5:51 van het Burgerlijk Wetboek, dat een duurzame toestand beoogt. De rechtbank heeft daarom de vordering van eiser om de vensters te vervangen toegewezen, maar de vordering om de aanbouw te wijzigen of af te breken afgewezen.

De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld om binnen drie maanden de vensters te vervangen door vaste vensters van melkglas, met een dwangsom van EUR 100,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van EUR 20.000,00. Eiser werd in een derde deel van de proceskosten van gedaagde veroordeeld, die in totaal op EUR 1.261,14 waren begroot. De uitspraak werd openbaar gedaan en is een voorbeeld van hoe burenrelaties en onrechtmatige hinder in het civiele recht worden beoordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 106983 / HA ZA 11-146
Vonnis van 17 augustus 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.M.I. Cornelissen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. Th.J.J. Dierichs.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 mei 2011
- het proces-verbaal van descente en van comparitie van 11 juli 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn buren van elkaar.
2.2. [eiser] is met betrekking tot het door hem bewoonde pand op 1 oktober 2007 een huurovereenkomst aangegaan voor de winkelruimte op de begane grond en de bovenwoning. [eiser] is eigenaar van het in het pand op de begane grond gevestigde bedrijf gespecialiseerd in interieur- en exterieurdesign. De bovenwoning wordt door [eiser] bewoond. De bovenwoning is voorzien van een terras op de eerste verdieping. Op de begane grond bevindt zich een ommuurde buitenplaats.
2.3. [gedaagde] heeft op 13 mei 2008 een bouwvergunning aangevraagd voor het realiseren van een aanbouw op zijn dakterras op de eerste woonlaag van zijn woning. De bouwvergunning is bij besluit van 16 juni 2008 verleend. De aanbouw is inmiddels gerealiseerd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zakelijk weergegeven [gedaagde] te veroordelen tot het afbreken dan wel wijzigen van de (constructie van de) aanbouw alsmede [gedaagde] te veroordelen tot het plaatsen van vaste vensters voorzien van melkglas althans matglas, een en ander onder verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat er met betrekking tot de aanbouw van [gedaagde] sprake is van onrechtmatige hinder vanuit oogpunt van esthetiek, privacy en veiligheid alsmede ten gevolge van afname van licht en uitzicht. De gevel voorzien van kunststof schroten is onder andere zichtbaar vanaf de buitenplaats op de begane grond welke [eiser] als bedrijfsterras wil gebruiken. De uitstraling van die gevel past niet bij de kwaliteit die hij met zijn onderneming wil uitstralen. Tevens zou er sprake zijn van overbouw. Verder vormen de vensters in de gevel met zicht op zijn woonterras en de buitenplaats een inbreuk op de privacy. Tevens zou de wijze van uitvoering door middel van kunststof kozijnen in strijd met de bouwvergunning zijn.
4.2. [gedaagde] heeft betwist dat er sprake zou zijn van onrechtmatige hinder dan wel overbouw. Integendeel de voorgevel van het door [eiser] gehuurde pand is in het verleden ongeveer 5 tot 20 centimeter uitgebreid over de reeds bestaande bouw van [gedaagde]. Hij heeft dat toen goed gevonden ten gunste van de eigenaar van het pand. Tevens heeft [gedaagde] betwist dat de wijze van uitvoering in strijd zou zijn met de bouwvergunning.
4.3. De rechtbank overweegt dat het antwoord op de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder, afhangt van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval. Verder overweegt de rechtbank dat de woningen van partijen onderdeel uitmaken van een rij van aan elkaar geschakelde tussenwoningen midden in het centrum van [woonplaats]. Op die locatie hebben buren binnen de grenzen van het betamelijke het een en ander van elkaars nabijheid te verdragen. De rechtbank zal de door [eiser] aangehaalde hinderlijke aspecten in het licht van bovenstaande beoordelen.
4.4. strijd met bouwvergunning
Het enkele feit dat de constructie in strijd zou zijn met de bouwvergunning rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat daardoor ‘dus’ ten opzichte van de bewoners van naburige huizen sprake is van onrechtmatige hinder. De rechtbank zal bij gebrek aan belang dan ook niet ingaan op de vraag of de constructie al dan niet in strijd is met de bouwvergunning.
4.5. gevaar voor instorting
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat er gevaar voor instorting dreigt verwezen naar het rapport van Bouwadviesbureau [X] (productie 9 bij dagvaarding). Allereerst overweegt de rechtbank dat de conclusies in genoemd rapport niet dan wel zeer summier zijn onderbouwd zodat in zijn algemeenheid niet veel waarde aan het rapport kan worden gehecht. Verder overweegt de rechtbank dat de conclusie in het rapport dat het bouwwerk onverantwoord is uitgevoerd gebaseerd is op het feit dat een aantal schroten eraf gevallen zouden zijn. Door [eiser] is echter zowel in de dagvaarding als tijdens de behandeling ter zitting aangegeven dat de constructie inmiddels - nadat het rapport is uitgebracht - verstevigd is door middel van houten balken. Sindsdien is er geen sprake meer geweest van het afvallen van schroten. [eiser] heeft zijn stelling dat er naar zijn mening desondanks nog steeds geen sprake is van een deugdelijke en veilige afwerking niet onderbouwd, zodat [eiser] op dat punt niet aan de op hem rustende stelplicht heeft voldaan. De rechtbank zal aan de niet onderbouwde stelling voorbij gaan. Derhalve is enige ondeugdelijkheid of onveiligheid niet komen vast te staan.
4.6. esthetiek
De muur van de aanbouw waarop de schroten zijn aangebracht grenst aan het woonterras van [eiser] op de eerste verdieping, zodat [eiser] vanaf zijn woonterras direct en vanaf de buitenplaats op de begane grond schuin omhoogkijkend zicht heeft op de schroten. Alhoewel de constructie mogelijk niet de schoonheidsprijs verdient is de rechtbank van oordeel dat de litigieuze schroten bezien tegen de achtergrond van de esthetische uitstraling van de omgeving waarin de schroten zijn ingebed, niet zodanig in negatieve zin opvallen dat het handhaven daarvan als onrechtmatig zou moeten worden beschouwd.
Hetzelfde geldt voor de wijze waarop de regenpijp is aangebracht. Met betrekking tot de regenpijp heeft [eiser] onder verwijzing naar eerdergenoemd rapport nog gesteld dat de constructie kan leiden tot overlast en schade aan de patiomuur van [eiser]. De rechtbank overweegt dat de zwakte van de stelling al blijkt uit het gebruik van de term ‘kan’. Verder is de rechtbank van oordeel dat de mogelijkheid van schade of overlast weliswaar is terug te vinden in genoemd rapport maar in datzelfde rapport onvoldoende onderbouwing vindt. Immers in het rapport wordt niet nader aangegeven waarom alsmede op welke wijze de constructie tot schade of overlast zou kunnen leiden, noch waaruit die schade dan zou bestaan. De rechtbank zal dan ook aan de onvoldoende onderbouwde stelling voorbij gaan.
4.7. licht en uitzicht
De rechtbank overweegt dat er in enige mate sprake is van vermindering van licht en uitzicht. De rechtbank is echter van oordeel dat daarvan niet in zodanige mate sprake is dat de vermindering als onrechtmatige hinder zou moeten worden aangemerkt. [eiser] heeft op dit punt ook volstaan met een blote stelling en niet specifiek aangegeven op grond waarvan de afname van licht en uitzicht als waarvan sprake is tot het etiket onrechtmatig zou moeten leiden.
4.8. overbouw
[eiser] heeft ter onderbouwing van de door hem gestelde overbouw verwezen naar het onder 4.5. genoemde rapport en een veldwerktekening (productie 11 bij dagvaarding).
De rechtbank overweegt dat in genoemd rapport staat aangegeven dat de privaatrechtelijke aspecten niet direct tot het vakgebied van de rapporteur behoren maar dat toch wordt gesignaleerd dat de uitbreiding kennelijk (cursief rechtbank) de bestaande rooilijn overschrijdt. De rechtbank overweegt dat dit signaal niet zozeer het oordeel van de rapporteur betreft als wel veeleer lijkt te zijn ingegeven door de visie van de opdrachtgever. Aan het rapport kan op dit punt dan ook geen waarde worden toegedicht.
Ten aanzien van de veldtekening overweegt de rechtbank dat de overgelegde tekening niet een gekleurde versie maar een zwart-wit tekening betreft, zodat de rechtbank niet de daarop te onderscheiden kleuren met de daaraan gekoppelde betekenissen kan waarnemen. Tevens heeft [eiser] niet aangegeven welke kadastrale nummers en overige aanduidingen welke woning betreffen, noch specifiek aangegeven welke van de vele op de tekening aanwezige lijnen van belang zouden zijn alsmede welke conclusies daaraan zouden moeten worden verbonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser] op dit punt niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en zal aan de niet onderbouwde stelling voorbij gaan. Derhalve is enige mate van overbouw niet komen vast te staan.
4.9. vensters
In de muur van de aanbouw die direct grenst aan het perceel van [eiser] bevinden zich
3 vensters. De rechtbank overweegt dat de plaatsing van die vensters, welke uitzicht bieden op het woonterras op de eerste verdieping en de buitenplaats op de begane grond van [eiser], onrechtmatig is indien daarbij niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5:51 Burgerlijk Wetboek. De vensters zijn nagenoeg geheel afgeplakt met folie. De rechtbank overweegt dat genoemd artikel 5:51 een duurzame niet op eenvoudige wijze ongedaan te maken toestand beoogt. De rechtbank is van oordeel dat daarvan door middel van het plakken van folie geen sprake is, omdat de folie op eenvoudige wijze verwijderd kan worden. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de huidige situatie onrechtmatig is en opgeheven dient te worden.
4.10. Concluderend zal de rechtbank de vorderingen inhoudende het afbreken dan wel wijzigen van de constructie afwijzen.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de vensters toewijzen in die zin, dat [gedaagde] binnen drie maanden de vensters moet vervangen door vaststaande (dus niet te openen) vensters voorzien van melkglas dan wel matglas. Gezien de slechte verhouding tussen partijen en de onwelwillendheid van partijen ten opzichte van elkaar zal de rechtbank tevens een dwangsom van EUR 100,00 per dag opleggen tot een maximum van
EUR 20.000,00.
4.11. Aangezien [eiser] op één onderdeel in het gelijk is gesteld zal [gedaagde] in een derde deel van de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 99,14
- vast recht 258,00
- salaris advocaat 904,00(2 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.261,14
Een derde van EUR 1.261,14 bedraagt EUR 420,38.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen 3 maanden na betekening van dit vonnis de in de muur van de aanbouw welke direct grenst aan het woonterras van [eiser] aanwezige vensters te vervangen door vaste (dus niet te openen) vensters voorzien van melkglas dan wel matglas,
5.2. veroordeelt [gedaagde] indien hij in gebreke blijft aan de hiervoor onder 5.2 vermelde veroordeling te voldoen dan wel daaraan uitvoering te geven om aan [eiser] een dwangsom te betalen van EUR 100,00 per dag,
5.3. bepaalt dat boven een bedrag van EUR 20.000,00 met betrekking tot de hiervoor onder 5.2. vermelde veroordeling geen dwangsom meer wordt verbeurd,
5.4. veroordeelt [gedaagde] in een derde deel van de proceskosten van [eiser], welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op EUR 1.161,14,
5.5. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.M. Bomans en in het openbaar uitgesproken op
17 augustus 2011.?