Zaaknummer: AWB 10 / 1682
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], te Venlo, eiser
(gemachtigde: mr. J.H.M. Verstraten),
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo, verweerder
Bij besluit van 6 juli 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten van budgetbeheer over 2009 en 2010 afgewezen.
Bij besluit van 29 november 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2011. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en H.M. Hoogers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C.W.M.G. Volleberg.
1. In het bestreden besluit heeft verweerder er ten eerste op gewezen dat hij met ingang van september 2009 geen bijzondere bijstand meer toekent voor vrijwillig budgetbeheer, omdat er met ingang van die datum een toereikende en passende voorziening is in de zin van artikel 15 van de Wet werk en bijstand (Wwb) in de vorm van Plangroep. Deze instantie draagt in opdracht van verweerder zorg voor financiële hulpverlening, zoals schuldhulpverlening, budgetbegeleiding en vrijwillig budgetbeheer. Verweerder heeft daarom de aanvraag, voor zover deze ziet op de periode vanaf september 2009, afgewezen, welk standpunt verweerder in bezwaar heeft gehandhaafd.
2. In de tweede plaats heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat, voor wat de periode vóór september 2009 betreft, de opgevoerde kosten voor budgetbeheer niet noodzakelijk waren als bedoeld in artikel 35 van de Wwb. Verweerder heeft daarbij gewezen op de door eiser overgelegde medische verklaring (hierna: verklaring) van de behandelend psychiater [naam psychiater] (hierna: [naam psychiater]) van 23 september 2010.
Uit die verklaring blijkt volgens verweerder dat het in het geval van eiser gaat om een langdurig psychiatrisch ziektebeeld, waarbij de noodzaak bestaat voor langdurige begeleiding van en controle op zijn financiële handelen. Vrijwillig budgetbeheer is daarvoor volgens verweerder niet geschikt, omdat dit bedoeld is als tijdelijke hulp. In het geval van eiser is dan ook niet vrijwillig budgetbeheer, maar een beschermingsbewind de aangewezen vorm voor de door eiser benodigde hulp. De kosten die eiser tot september 2009 heeft gemaakt, kunnen daarom niet als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35 van de Wwb worden aangemerkt.
3. Eiser is het met het standpunt van verweerder oneens. Hij is van mening dat Plangroep in zijn geval niet als een toereikende en passende voorziening kan worden tegengeworpen. Eiser kan door zijn psychische aandoeningen niet goed omgaan met veranderingen. Het is voor hem daarom van belang dat hij voor zijn financiële aangelegenheden een vast aanspreekpunt heeft, waarmee hij een vertrouwensband kan opbouwen. Een grote organisatie als Plangroep, die bovendien een lange wachttijd kent voordat een dossier in behandeling wordt genomen, kan hem dit niet bieden. Eiser wijst er voorts op dat de noodzaak van hulp bij het beheer van zijn financiën niet is bestreden. Die noodzaak blijkt uit de verklaring van de behandelend psychiater, [naam psychiater]. Eiser is het oneens met het standpunt van verweerder dat in zijn geval een zwaardere maatregel als beschermingsbewind nodig zou zijn. Een dergelijke maatregel zou in verregaande mate afbreuk doen aan zijn zelfstandig functioneren.
4. De rechtbank overweegt dat niet in geding is dat, vanwege het psychiatrisch ziektebeeld van eiser, financiële begeleiding noodzakelijk is. In geschil is de wijze waarop deze begeleiding dient plaats te vinden, willen de daaruit voortvloeiende kosten voor vergoeding in het kader van de bijzondere bijstand in aanmerking komen.
5. De rechtbank verwerpt het standpunt van verweerder dat uit de verklaring van psychiater [naam psychiater] moet worden afgeleid dat in het geval van eiser voor een zwaarder middel dat vrijwillig budgetbeheer moet worden gekozen. Die conclusie kan op basis van de verklaring niet worden getrokken. Ook uit de slotopmerking in de verklaring dat begeleiding door een “mentor, zaakgelastigde of curator” nodig is, kan dit niet worden afgeleid. Wel blijkt uit de verklaring dat het ziektebeeld van eiser chronisch is, wat langdurige begeleiding van zijn financieel handelen noodzakelijk maakt. Dit betekent echter niet dat individueel budgetbeheer in het geval van eiser geen toereikende maatregel zou zijn. Ter zitting is ook gebleken dat de vorm van budgetbeheer die eiser de afgelopen jaren (vanaf 2007) heeft gehad voor hem passend was en dat een maatregel als beschermingsbewind niet nodig is gebleken. Beschermingsbewind is een verstrekkende maatregel, waarbij eiser de zeggenschap over zijn financiën volledig uit handen geeft. Dit mag dan ook - in beginsel - niet van eiser worden verlangd. Het enkele feit dat budgethulpverlening structureel (langer dan één jaar) noodzakelijk is, zoals in het geval van eiser, acht de rechtbank onvoldoende grond om te concluderen dat een betrokkene, wil hij nog een vergoeding voor hulp bij het beheer van zijn financiën krijgen, gedwongen moet worden zichzelf onder bewind te laten stellen. Overigens, anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld, is de rechtbank niet gebleken dat verweerder (ten tijde hier van belang) beleidsregels of anderszins kenbaar beleid op dit punt had. De in het “Stafoverleg” geformuleerde criteria (vermeld in het Overdrachtsdocument onder 6.) kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Deze criteria zijn kennelijk bedoeld als een interne leidraad voor het beoordelen van aanvragen voor bijzondere bijstand voor de kosten van budgetbeheer.
Deze criteria zijn nimmer gepubliceerd of op andere wijze extern kenbaar gemaakt. Voorts is niet gebleken dat deze expliciet aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank laat deze dan ook buiten beschouwing.
6. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zonder nadere motivering het standpunt van verweerder dat eiser, vanwege de mogelijkheid dat hij onder bewind kan worden gesteld, de kosten voor individueel budgetbeheer niet als noodzakelijke kosten in de zin van de Wwb kunnen worden aangemerkt, niet kan worden gevolgd.
7. Over Plangroep (door verweerder aangemerkt als een toereikende en passende voorziening in de zin van artikel 15 van de Wwb) is ter zitting gebleken dat met de overdracht van eisers financiële dossier enkele maanden gemoeid zullen zijn en er mogelijkerwijze een wachttijd is voor het in behandeling nemen van zijn aanvraag voor individueel budgetbeheer. Voorts is gebleken dat ook Plangroep een aanvraag om budgetbeheer zal afwijzen, indien een betrokkene hulp met een meer structureel karakter nodig heeft. Dit betekent dat eiser, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, niet door Plangroep zal worden geholpen en dat ook Plangroep naar de mogelijkheid van een beschermingsbewind zal verwijzen. Een beschermingsbewind wordt door Plangroep niet gefaciliteerd. Vorenstaande betekent dat verweerder van eiser verwacht dat hij zich meldt bij Plangroep, maar dat ervan moet worden uitgegaan dat Plangroep een verzoek van eiser om budgetbeheer zal afwijzen. Daar komt bij dat eiser, onderbouwd met een brief van psychiater [naam psychiater], gemotiveerd heeft gesteld dat hij, na lange tijd weer een stabiel leven heeft en dat hulp bij het beheer van zijn financiën daaraan heeft bijgedragen. Door zijn psychische stoornissen heeft eiser behoefte aan stabiliteit en kan hij slecht omgaan met veranderingen. Vorenstaande feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, acht de rechtbank in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom Plangroep in het geval van eiser als een toereikende en passende voorziening in de zin van artikel 15 van de Wwb kan worden aangemerkt. Ook op dit punt is het bestreden besluit zonder nadere motivering niet te volgen.
8. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is mitsdien gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9. Gelet hierop acht de rechtbank termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt twee punten toegekend, één voor het indienen van het beroepschrift en één voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van
€ 437,00 per punt. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 29 november 2010;
- bepaalt dat verweerder opnieuw beslist op het bezwaar van eiser met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiser begroot op € 874,00 (wegens kosten van rechtsbijstand), te betalen aan eiser;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,00 volledig vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Nollen, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.W. Gubbels-Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 15 juli 2011.
w.g. mr. P.C.W. Gubbels-Willems,
griffier w.g. mr. C.M. Nollen,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 15 juli 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.