zaaknummer / rolnummer: 108844 / KG ZA 11-120
Vonnis in kort geding van 7 juli 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAXWELL HOLDING B.V.,
gevestigd te Panningen,
eiseres,
advocaat mr. A.C. van der Bent,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. E. Baghery.
Partijen zullen hierna Maxwell en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 26 mei 2011,
de bij brieven van 17 juni 2011 ingediende producties zijdens Maxwell,
de mondelinge behandeling van 21 juni 2011,
de pleitnota van Maxwell,
de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [gedaagde] is bij Maxwell van 1 april 1981 tot 31 maart 2008 statutair bestuurder geweest alsook aandeelhouder. Bij overeenkomst van 30 juli 2009 heeft [gedaagde] zijn aandelen overgedragen aan de overige twee andere aandeelhouders, zijnde zijn broer en zus.
2.2. In die overeenkomst is - voor zover - relevant bepaald dat “de vennootschap (Maxwell) verklaart medewerking te verlenen aan de door [gedaagde] gewenste overdracht van het door [gedaagde] bij de vennootschap opgebouwde pensioen aan een door [gedaagde] aan te wijzen verzekeringsmaatschappij voor zover daarmee binnen de contractuele en wettelijke grenzen wordt gehandeld, een en ander tot een maximum van de daartoe opgenomen reservering in de balans van de vennootschap, rekening houdende met de toe te voegen reservering over de periode van 1 januari 2008 tot april 2008” .
2.3. Uit een rapport van een door deze rechtbank benoemde deskundige in het kader van een voorlopig deskundigenbericht volgt dat de waarde van het pensioen EUR 2.877.092,- bedraagt.
2.4. [gedaagde] heeft bij dagvaarding van 13 april 2011 - samengevat - gevorderd dat Maxwell wordt veroordeeld tot betaling van laatstgenoemd bedrag aan een door [gedaagde] aan te wijzen verzekeraar dan wel aan een door [gedaagde] aan te wijzen verzekeraar en/of Vestavia B.V., nadat Maxwell in het bezit is gesteld van een verklaring van de Belastingdienst dat de verzochte overdracht zonder bezwaar kan plaatsvinden.
2.5. [gedaagde] heeft voorafgaande aan de dagvaarding na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 1 april 2011 ten laste van Maxwell conservatoir derdenbeslag gelegd onder Robeco Direct N.V. voor een bedrag van EUR 63.508,30 en onder ING Bank N.V. voor een bedrag van EUR 4.560.661,13. Vervolgens heeft [gedaagde] na daartoe verkregen verlof nog op 3 mei 2011 onder de Stichting Effenctengiro Robeco Direct beslag gelegd op twee rekeningen van Maxwell voor een bedrag in totaal EUR 7.148.293,66.
3.1. Maxwell vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- opheffing van het op 1 april jl. ten verzoeke van [gedaagde] ten laste van Maxwell gelegde conservatoir derdenbeslag onder de ING Bank N.V.,
dan wel,
- opheffing van het op 1 april 2011 ten verzoeke van [gedaagde] ten laste van Maxwell gelegde conservatoir derdenbeslag onder de ING Bank N.V.;
- opheffing van het op 1 april 2011 ten verzoeke van [gedaagde] ten laste van Maxwell gelegde conservatoir derdenbeslag onder Robeco Direct B.V.;
- opheffing van het op 1 april 2011 ten verzoeke van [gedaagde] ten laste van Maxwell gelegde conservatoir derdenbeslag onder Stichting Effectengiro Robeco Direct,
tegen het stellen door Maxwell van een bankgarantie voor een bedrag van EUR 3.009.388,40,
3.2. Dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, alsmede in de wettelijke rente over de kosten, voor zover deze niet door [gedaagde] zijn voldaan binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis, en daarbij het nasalaris advocaat te begroten op EUR 131,- te verhogen met EUR 68,- indien [gedaagde] niet binnen twee dagen aan het vonnis voldoet en betekening daarvan plaatsvindt.
3.3. Maxwell stelt daartoe het volgende. Het beslag onder de ING Bank is jegens haar onrechtmatig. De vordering waarvoor beslag is gelegd, is ondeugdelijk. Voorts is het beslag onnodig, omdat Maxwell alleszins in staat is en zal zijn zonodig de vordering van [gedaagde] te voldoen. Daarbij komt dat vrees voor verduistering niet valt te duchten gelijk beslaglegging door andere schuldeisers. Tevens biedt Maxwell in voldoende mate vervangende zekerheid. Tot slot stelt Maxwell nog dat haar belang bij opheffing van het beslag dient te prevaleren boven het belang van [gedaagde] bij handhaving ervan.
3.4. De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Maxwell in de kosten van het geding. Hij verzoekt wel om voorwaarden te verbinden aan de bankgarantie in geval van toewijzing van de door Maxwell subsidiair ingestelde vordering.
3.5. [gedaagde] voert verweer.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Spoedeisend belang
[gedaagde] heeft betwist dat sprake is van een spoedeisend belang zijdens Maxwell, omdat zij in haar bedrijfsvoering niet wordt gehinderd doordat de beslagen voornamelijk rusten op effectenportefeuilles en die wegens hun aard niet binnen bekwame tijd liquide zijn te maken. Maxwell heeft onbetwist gesteld dat zij enkel in haar bedrijfsvoering wordt geschaad door het beslag onder de ING Bank. Zij gebruikt één van de rekeningen bij de ING voor dagelijks betalingsverkeer. Vanuit die rekening worden bedragen (uit)betaald aan dochterondernemingen die tijdelijk over verminderde liquiditeit beschikken. Ook wordt de vennootschapsbelasting en de BTW van de bankrekening bij ING voldaan. Dat Mawell wordt gehinderd bij het doen van betalingen brengt mee dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Immers, niet kan van Maxwell verwacht worden dat zij een bodem-procedure afwacht, waarin (ook) om opheffing van het beslag wordt verzocht.
4.2. De gevorderde opheffing van het beslag
Ten aanzien van de gevorderde opheffing van het beslag overweegt de voorzieningenrechter dat uitgangspunt is dat een conservatoir beslag wordt opgeheven, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van de vordering die aan dat beslag ten grondslag is gelegd. In dit verband ligt het in de eerste plaats op de weg van Maxwell om aannemelijk te maken dat de vordering die [gedaagde] pretendeert ondeugdelijk is. Als Maxwell daarin niet slaagt, dienen ook de wederzijdse belangen in acht te worden genomen.
4.3. Weliswaar is door Maxwell bepleit dat de vordering die [gedaagde] aan het beslag ten grondslag heeft gelegd ondeugdelijk is, maar vaststaat dat [gedaagde] een vordering op Maxwell heeft uit hoofde van een bij de vennootschap opgebouwde pensioen. Partijen betwisten enkel over de hoogte daarvan. Derhalve is niet summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de onderliggende vordering, zodat op die grond geen aanleiding bestaat om de beslagen op te heffen.
4.4. In het kader van de belangenafweging heeft Maxwell aangevoerd dat zij voldoende verhaalsmogelijkheden biedt. Maxwell floreert immers, is solide en beschikt over voldoende eigen vermogen. Daarnaast biedt Maxwell door de beslaglegging van [gedaagde] op voormelde Robeco rekeningen reeds voldoende vervangende zekerheid. Voor beslaglegging door anderen hoeft daarbij niet gevreesd te worden. [gedaagde] stelt, hoewel hij beslag heeft gelegd voor een bedrag van EUR 7.211.801,90 onder - kort gezegd - Robeco, dat nu de bodemprocedure enige tijd in beslag kan nemen, hij ook de financiële zekerheid met beslaglegging onder de ING mag en dient te hebben voor het geval er uiteindelijk een toewijzend vonnis wordt gewezen. Het gaat daarbij voornamelijk om beslag op effecten die niet waardevast zijn. Doordat Maxwell stelt dat zij haar schuldeisers niet kan betalen vanaf de ING bankrekening bestaat er volgens [gedaagde] kans op beslaglegging door andere schuldeisers. Het beslag op de bankrekeningen bij de ING Bank dient aldus gehandhaafd te blijven.
4.5. Ter zitting heeft Maxwell toegelicht dat het beslag inderdaad rust op diverse rekeningen onder de ING Bank. Echter, enkel van de bankrekening, met daarop een creditbedrag van EUR 1.228.534,-, verricht zij betalingen en daarin wordt zij nu gehinderd door het daarop rustende beslag. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van Maxwell bij opheffing van het beslag voor specifiek die rekening - gelet op de toelichting van Maxwell dat enkel die rekening wordt benut voor lopende betalingen, om welke reden zij opheffing vordert - dient te prevaleren boven het belang van [gedaagde] bij handhaving van het beslag op die rekening, nu [gedaagde] met het beslag op de overige rekeningen onder de ING Bank voor een bedrag van EUR 3.332.126,90 en onder Robeco voor een bedrag van EUR 7.211.801,90 geacht moet worden voldoende en concrete verhaalsmogelijkheden te hebben voor zijn vermeende vordering inclusief rente en kosten ad EUR 3.009.388,40.
4.6. Omdat partijen over en weer deels in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van het geding worden gecompenseerd.
5.1. heft op het conservatoir beslag ten laste van Maxwell op de bankrekening met nummer 68.85.84.144 bij de ING Bank N.V.;
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.P. Drijkoningen en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2011.?